ECLI:NL:RBNNE:2018:2364

Rechtbank Noord-Nederland

Datum uitspraak
21 juni 2018
Publicatiedatum
21 juni 2018
Zaaknummer
18/830091-17
Instantie
Rechtbank Noord-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Op tegenspraak
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Ongeval door het opzettelijk trekken aan de handrem van een rijdende auto met fatale gevolgen

Op 5 november 2016 vond er een ernstig verkeersongeluk plaats in Groningen, waarbij de verdachte als passagier van een auto de handrem omhoog trok terwijl de auto met een snelheid van ongeveer 70 km/h reed. Dit leidde tot een ongeval waarbij een passagier, [slachtoffer 1], om het leven kwam en de bestuurder, [slachtoffer 2], zwaar lichamelijk letsel opliep. De rechtbank oordeelde dat er geen sprake was van opzet of voorwaardelijk opzet van de verdachte, maar dat er wel sprake was van schuld in de zin van artikel 6 van de Wegenverkeerswet 1994. De verdachte werd veroordeeld tot een onvoorwaardelijke gevangenisstraf van 12 maanden en een ontzegging van de rijbevoegdheid voor 3 jaren. De rechtbank achtte de verdachte schuldig aan het veroorzaken van een verkeersongeval door zeer onvoorzichtig handelen, maar sprak hem vrij van doodslag en zware mishandeling, omdat niet bewezen kon worden dat hij de gevolgen had gewild of de kans daarop had aanvaard. De rechtbank weegt de persoonlijke omstandigheden van de verdachte en de impact van het ongeval op de slachtoffers en hun nabestaanden mee in de strafoplegging.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-NEDERLAND

Afdeling strafrecht
Locatie Groningen
parketnummer 18/830091-17
Vonnis van de meervoudige kamer voor de behandeling van strafzaken d.d. 21 juni 2018 in de zaak van het openbaar ministerie tegen de verdachte

[verdachte] ,

geboren op [geboortedatum] 1971 te [geboorteplaats] ,
wonende te [straatnaam] , [woonplaats] .
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting van
7 juni 2018.
Verdachte is verschenen, bijgestaan door mr. N. Heidanus, advocaat te Groningen.
Het openbaar ministerie is ter terechtzitting vertegenwoordigd door mr. S.E. Eijzenga.

Tenlastelegging

Aan verdachte is, na wijziging van de tenlastelegging, ten laste gelegd dat:
1.
hij op of omstreeks 5 november 2016 te Groningen [slachtoffer 1] , opzettelijk van het leven heeft beroofd, door, als inzittende van een personenauto (kenteken [kenteken] ) die met aanzienlijke snelheid (ongeveer 70 km/h.) reed over de invoegstrook van de Iepenlaan en/of
de Plantaanlaan in de richting van de Bedumerweg, met kracht aan de handrem van die personenauto te trekken en/of waarna en/of mede waardoor die personenauto in een slip is geraakt en/of is gebotst tegen een of meer pilaren van het zich aldaar bevindende spoorwegviaduct en/of (mede) waardoor die personenauto ruim 360 graden om zijn as is gedraaid en/of die [slachtoffer 1] als inzittende van die personenauto via de linker portierruit
uit die personenauto is geslingerd en op het wegdek terecht is gekomen;
althans, indien terzake van het vorenstaande geen veroordeling mocht volgen, dat
hij op of omstreeks 5 november 2016 te Groningen als verkeersdeelnemer, namelijk als inzittende van een motorrijtuig, (een personenauto met het kenteken [kenteken] ) rijdende over de weg(en), de invoegstrook van de Iepenlaan en/of de Plantaanlaan in de richting van de Bedumerweg, zich zodanig heeft gedragen dat een aan zijn schuld te wijten verkeersongeval heeft plaatsgevonden door roekeloos, in elk geval zeer, althans aanmerkelijk, onvoorzichtig en/of onoplettend, terwijl het voertuig zich met aanzienlijke snelheid, te weten ongeveer 70 km/h. verplaatste, met kracht aan de handrem van die personenauto heeft getrokken en/of waarna en/of mede waardoor die personenauto in een slip is geraakt en/of is gebotst tegen een of meer pilaren van het zich aldaar bevindende
spoorwegviaduct en/of (mede) waardoor die personenauto ruim 360 graden om zijn as is gedraaid en/of waardoor een ander, [slachtoffer 1] , als inzittende van die personenauto via de linker portieruit uit die personenauto is geslingerd en op het wegdek terecht
is gekomen en werd gedood;
2.
hij op of omstreeks 5 november 2016 te Groningen ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om opzettelijk [slachtoffer 2] van het leven te beroven, met dat opzet, terwijl hij reed als inzittende van een personenauto (met het kenteken [kenteken] ) die reed met aanzienlijke snelheid (ongeveer 70 km/h.) over de invoegstrook van de Iepenlaan en/of de Plantaanlaan in de richting van de Bedumerweg, met kracht aan de handrem van die personenauto heeft getrokken en/of waarna en/of mede waardoor die personenauto in een slip is geraakt en/of is gebotst tegen een of meer pilaren van het zich aldaar bevindende spoorwegviaduct en/of (mede) waardoor die personenauto ruim 360 graden om zijn as is gedraaid en/of die [slachtoffer 2] als inzittende van die personenauto via de linker portierruit uit
die personenauto is geslingerd en op het wegdek terecht is gekomen, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
althans, indien terzake van het vorenstaande geen veroordeling mocht volgen, dat
hij op of omstreeks 5 november 2016 te Groningen aan [slachtoffer 2] opzettelijk zwaar lichamelijk letsel, te weten zeer ernstig hersenletsel waarbij die [slachtoffer 2] ruim twee weken in coma heeft gelegen en/of drie weken heeft gerevalideerd in Beatrixoord en/of gedurende lange tijd zijn werkzaamheden niet volledig heeft kunnen hervatten, heeft toegebracht door, terwijl hij reed als inzittende van een personenauto (met het kenteken [kenteken] ) die reed met aanzienlijke snelheid (ongeveer 70 km/h.) over de invoegstrook van de Iepenlaan en/of de Plantaanlaan in de richting van de Bedumerweg, met kracht aan de handrem van die personenauto te trekken en/of waarna en/of mede waardoor die personenauto in een slip is geraakt en/of is gebotst tegen een of meer pilaren van het zich aldaar bevindende spoorwegviaduct en/of (mede) waardoor die personenauto ruim 360 graden om zijn as is gedraaid en/of die [slachtoffer 2] via de linker portierruit uit die personenauto is geslingerd en
op het wegdek terecht is gekomen, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
althans, indien terzake van het vorenstaande geen veroordeling mocht volgen, dat
hij op of omstreeks 5 november 2016 te Groningen als verkeersdeelnemer, namelijk als inzittende van een motorrijtuig (een personenauto met het kenteken [kenteken] ) rijdende over de weg(en), de invoegstrook van de Iepenlaan en/of de Plantaanlaan in de richting van de Bedumerweg, zich zodanig heeft gedragen dat een aan zijn schuld te wijten verkeersongeval heeft plaatsgevonden door roekeloos, in elk geval zeer, althans aanmerkelijk, onvoorzichtig en/of onoplettend, terwijl het voertuig zich met aanzienlijke snelheid, te weten ongeveer 70 km/h. verplaatste, met kracht aan de handrem van die personenauto heeft getrokken en/of waarna en/of mede waardoor die personenauto in een slip is geraakt en/of is gebotst tegen een of meer pilaren van het zich aldaar bevindende
spoorwegviaduct en/of (mede) waardoor die personenauto ruim 360 graden om zijn as is gedraaid en/of waardoor een ander (genaamd [slachtoffer 2] ) als bestuurder van die personenauto, zwaar lichamelijk letsel, te weten zeer ernstig hersenletsel waarbij die [slachtoffer 2]
ruim twee weken in coma heeft gelegen en/of drie weken heeft gerevalideerd in
Beatrixoord of zodanig lichamelijk letsel werd toegebracht, dat daaruit tijdelijke ziekte of verhindering in de uitoefening van de normale bezigheden is ontstaan;
3.
hij op of omstreeks 5 november 2016 te Groningen ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om opzettelijk [slachtoffer 3] (die zich als inzittende achterin een personenauto bevond met het kenteken [kenteken] ) van het leven te beroven, met dat opzet, terwijl hij reed als inzittende van een personenauto (met het kenteken [kenteken] ) die reed met aanzienlijke snelheid (ongeveer 70 km/h.) over de invoegstrook van de Iepenlaan en/of de Plantaanlaan in de richting van de Bedumerweg, met kracht aan de handrem van die personenauto heeft getrokken en/of waarna en/of mede waardoor die personenauto in een slip is geraakt en/of is gebotst tegen een of meer pilaren van het zich aldaar bevindende spoorwegviaduct en/of (mede) waardoor die personenauto ruim 360 graden om zijn as is gedraaid terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
althans, indien terzake van het vorenstaande geen veroordeling mocht volgen, dat
hij op of omstreeks 5 november 2016 te Groningen ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om aan een persoon, (te weten [slachtoffer 3] (zich bevindende achterin een personenauto met het kenteken [kenteken] ), opzettelijk zwaar lichamelijk letsel toe te brengen, terwijl hij reed als inzittende van een personenauto (met het kenteken
[kenteken] ) die reed met aanzienlijke snelheid (ongeveer 70 km/h.)over de invoegstrook van de Iepenlaan en/of de Plantaanlaan in de richting van de Bedumerweg, met kracht aan de handrem van die personenauto heeft getrokken en/of waarna en/of mede waardoor die personenauto in een slip is geraakt en/of is gebotst tegen een of meer pilaren van het zich aldaar bevindende spoorwegviaduct en/of (mede) waardoor die personenauto ruim 360 graden om zijn as is gedraaid terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid.

Beoordeling van het bewijs

Standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gerekwireerd tot bewezenverklaring van het onder 1 primair, 2 primair en 3 primair ten laste gelegde. De feiten kunnen worden bewezen op grond van het ter zake opgemaakte proces-verbaal VerkeersOngevallenAnalyse en de verklaringen van getuigen [getuige 1] , [slachtoffer 3] en [getuige 2] alsmede de medische rapportages betreffende [slachtoffer 2] .
Standpunt van de verdediging
De raadsman heeft betoogd dat verdachte integraal moet worden vrijgesproken van het ten laste gelegde. Hij heeft daartoe samengevat het volgende aangevoerd.
Op grond van het proces-verbaal VerkeersOngevallenAnalyse is niet te bewijzen dat trekken aan de handrem de oorzaak van het ongeval is geweest. Zo lijkt de lijn van de sporen op het wegdek te suggereren dat er in het begin controle over de auto is geweest (gezien de rechte lijn) maar dat er plots een knik (beweging) in de rechte lijn ontstaat. De oorzaak van het ontstaan van die knik is niet duidelijk geworden, maar lijkt niet te zijn ontstaan door het trekken aan de handrem. Van belang daarbij is te vermelden dat in het bloed van de bestuurder van het voertuig, [slachtoffer 2] , alcohol en cocaïne is aangetroffen, hetgeen van invloed op zijn rijvaardigheid zal zijn geweest.
Verder kan niet worden bewezen dat het verdachte is geweest die aan de handrem heeft getrokken. Dat hij zulks kort na het ongeval zou hebben gezegd tegen getuigen [getuige 1] en [slachtoffer 3] kan te maken hebben gehad met ingebeeld daderschap, maar ook is het mogelijk dat hij dit niet heeft gezegd en de verklaringen van genoemde getuigen niet stroken met de werkelijkheid.
In ieder geval kan niet worden bewezen dat verdachte (voorwaardelijk) opzet op de gevolgen van het ongeval heeft gehad. Evenmin kan worden bewezen dat hij roekeloos heeft gehandeld als bedoeld in artikel 6 van de Wegenverkeerswet 1994 (verder: WVW 1994).
Verder ontbreekt het causaal verband tussen het trekken aan de handrem en de gevolgen die dit voor de slachtoffers heeft gehad. Indien zij beiden veiliggordels zouden hebben gedragen, wat niet het geval was, dan waren de gevolgen voor hen veel minder ernstig geweest.
Oordeel van de rechtbank
De rechtbank acht het onder 1 primair, 2 primair, 2 subsidiair, 3 primair en 3 subsidiair ten laste gelegde niet wettig en overtuigend bewezen. De rechtbank zal de vrijspraak van deze feiten bespreken na het opnemen van de bewijsmiddelen.
De rechtbank past ten aanzien van het onder 1 subsidiair en 2 meer subsidiair ten laste gelegde de volgende bewijsmiddelen toe die de voor de bewezenverklaring redengevende feiten en omstandigheden bevatten zoals hieronder zakelijk weergegeven. Ieder bewijsmiddel is -ook in onderdelen- slechts gebruikt voor het feit waarop het blijkens zijn inhoud betrekking heeft.
1. Proces-verbaal VerkeersOngevallenAnalyse, nummer 05.11.2016.19.10.2169, d.d.
4 december 2016, als bijlage van dossier, nummer PL0100-2016366227, d.d. 27 januari 2017, inhoudende de relatering van verbalisanten:
1.2
Beknopte ongevalsbeschrijving
De bestuurder (de rechtbank begrijpt: [slachtoffer 2] ) van de Opel personenauto (met het kenteken [kenteken] ) reed daarmede over de Plataanlaan in de richting van de Bedumerweg te Groningen. Kort voor het spoorwegviaduct raakte het voertuig in een ongecontroleerde dwarsslip. Het voertuig kwam vervolgens in botsing met een betonnen pilaar van het spoorwegviaduct. Als gevolg van deze botsing tolde het voertuig om zijn as om vervolgens onder het spoorwegviaduct op de rijbaan tot stilstand te komen. Als gevolg van dit ongeval liepen de bestuurder en een passagier (de rechtbank begrijpt: [slachtoffer 1] ) zwaar lichamelijk letsel op. De passagier overleed enkele uren later aan de verwondingen opgelopen bij het ongeval. De overige twee inzittenden (de rechtbank begrijpt: verdachte en [slachtoffer 3] ) liepen relatief licht letsel op.
1.4
Conclusie / beantwoording
Wij zijn van mening dat het ongeval niet te wijten is aan een technisch gebrek, doch dat de oorzaak moet worden gezocht in het kennelijk opzettelijk in werking stellen van de handrem (parkeerrem) door een inzittende van het voertuig tijdens het rijden.
2.3.2
Aangetroffen sporen op het wegdek.
In de rijrichting die het voertuig vlak voor het ongeval gehad moet hebben, zagen wij op de
rechter rijstrook (rijstrook 2) twee recente bandensporen namelijk blokkeersporen. Deze
blokkeersporen vingen aan nabij het einde van de invoegstrook (Iepenlaan) en liepen door
tot onder het spoorwegviaduct. In het linker blokkeerspoor troffen wij, ter hoogte van de 1e pilaar van het spoorwegviaduct, een knik aan. Een knik in een blokkeerspoor wordt veroorzaakt doordat het voertuig, als gevolg van een kracht van buitenaf, tijdens het aftekenen van de band(en), uit zijn rijlijn wordt weggezet. In het huidige geval ontstond de knik in het blokkeerspoor op het moment dat de voorzijde van het voertuig in botsing kwam met de 1e pilaar van het spoorwegviaduct aan de rechterzijde van de rijbaan.
3.3
Remsystemen
Parkeerrem (handrem):
De parkeerrem is in werking te stellen door de hefboom met kracht omhoog te trekken. In deze positie blokkeren beide achterwielen van het voertuig.
Bedrijfsrem:
Tijdens diverse remproeven uitgevoerd met snelheden tussen de 50 km/h en 65 km/h zagen wij dat alle vier de wielen bij een noodremming blokkeerden. Wij zagen dat alle vier de wielen vrijwel gelijktijdig tot blokkeren overgingen ongeacht de snelheid van het opbouwen van de remdruk.
3.4
Conclusie remsystemen
Op de rijbaan werden twee blokkeersporen aangetroffen. Uit de positie van deze twee blok-
keersporen kon blijken dat deze sporen waren veroorzaakt door de achterbanden van het
voertuig. Op het moment dat de voorzijde van het voertuig in botsing kwam met de 1e pilaar van het spoorwegviaduct bevonden deze blokkeersporen zich nog op de rijbaan zodanig ver verwijderd van deze pilaar dat het uitgesloten is dat deze sporen zouden zijn veroorzaakt door de voorbanden van het voertuig.
5.2
Oorzaak, toedracht en gevolg
Op het moment dat het voertuig het einde van de invoegstrook (Iepenlaan) naderde trok een inzittende van het voertuig kennelijk opzettelijk met kracht aan de handrem waardoor beide achterwielen blokkeerden. Als gevolg van de blokkerende achterwielen kwam het voertuig in een ongecontroleerde dwarsslip terecht. Circa 39 meter voorbij de aanvang van het linker blokkeerspoor kwam de linker voorzijde van het voertuig in botsing met de eerste pilaar van het spoorwegviaduct aan de rechterzijde van de rijbaan. Het voertuig tolde op de rijbaan ruim 360 graden rechts om zijn as om vervolgens op de linker rijstrook tot stilstand te komen. Tijdens het tollen kwam de linker achterzijde van het voertuig in botsing met de laatste pilaar van het spoorwegviaduct aan de linkerzijde van de rijbaan. Tijdens het tollen van het voertuig werden de bestuurder en de naast hem gezeten passagier via de volledig vernielde linker portierruit uit het voertuig geslingerd. De bestuurder, die gezien zijn positie in het voertuig vrijwel zeker als eerste uit het voertuig werd geslingerd, kwam op de linker rijstrook onder het spoorwegviaduct tot stilstand. Hij raakte hierbij zwaar gewond. De naast de bestuurder gezeten passagier werd daarna, eveneens door de linker portierruit, uit het voertuig geslingerd en kwam eveneens op de linker rijstrook tot stilstand echter iets voorbij het spoorwegviaduct. Deze passagier overleed korte tijd later in het ziekenhuis aan zijn verwondingen opgelopen bij het ongeval.
Gezien de aangetroffen situatie waaronder de lengte van het remblokkeerspoor, de schade
aan het voertuig en de eindpositie van het voertuig is het niet onwaarschijnlijk dat de snel-
heid van het voertuig onmiddellijk voor het ongeval circa 70 km/h is geweest. In ieder geval
was de snelheid van het voertuig op het moment dat de handrem werd aangetrokken zo
hoog dat de bedienaar redelijkerwijs had kunnen vermoeden dat zijn handelen gevaar op
zou kunnen leveren.
4.1.4
Lijkschouw
De schouw van [slachtoffer 1] werd op zondag 6 november 2016 omstreeks 04.00 uur, in bij-
zijn van ons, verbalisanten, verricht door J. Touissaint, forensisch arts te Groningen. Bij
deze schouw bleek dat het slachtoffer als gevolg van schedel/ hersenletsel was overleden.
Dit letsel was te herleiden als gevolg van het ongeval.
2. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van bevindingen d.d. 8 november 2016, opgenomen op pagina 51 van voornoemd dossier, inhoudende als relaas van verbalisant:
Op dinsdag 8 november 2016 verklaarde getuige [getuige 3] telefonisch het volgende:
Ik was zaterdag 8 november 2016 getuige van de aanrijding op de Plataanlaan te Groningen. Ik reed op de ringweg van Groningen, komende uit de richting Zuidwolde en gaande in de richting Aduard. Ik reed op dat moment ongeveer 60 à 70 kilometer per uur. Bij de oprit, vlakbij waar het ongeluk is gebeurd, zag ik een bestelbus rijden De bus was op ongeveer 50 à 60 meter voor mij. De bestelbus had ongeveer dezelfde snelheid als ik, omdat de afstand niet groter of kleiner werd. Aan het einde van de oprit of al op de rechter rijbaan zag ik dat de bestelbus een rare knik maakte. Ik bedoel daarmee dat de bestelbus naar rechts zwenkte en toen tegen de betonnen pilaar botste.
3-1 Een geneeskundige verklaring, op 24 november 2017 opgemaakt en ondertekend door dr. E.F.M. Veldhuis (niet praktiserend) chirurg, voor zover inhoudende, als zijn/haar verklaring: Op 5 november 2016 is bij [slachtoffer 2] ernstig schedel-hersenletsel geconstateerd.
3-2 Een schriftelijk bescheid, te weten een ontslagbrief d.d. 27 januari 2017 van het UMCG Centrum voor Revalidatie, locatie Beatrixoord, opgemaakt door [naam], voor zover luidende:
[slachtoffer 2] is van 28-12-2016 tot en met 19 januari 2017 opgenomen geweest in het UMCG Centrum voor Revalidatie, locatie Beatrixoord, met de diagnose: "status na ernstig traumatisch hersenletsel na (auto vs viaduct) d.d. 5-11-2016.
3-3 Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van verhoor d.d. 24 november 2017, los opgenomen bij voornoemd dossier, inhoudende als verklaring van [slachtoffer 2] :
Ik heb ernstig traumatisch hersenletsel. Ik ben in januari 2017 naar het Beatrixoord gegaan voor een langdurige revalidatie. Ik zat de eerste 3 weken intern bij liet Beatrixoord. Ik heb ongeveer 2 a 2,5 weken in coma gelegen.
4. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van bevindingen d.d. 6 november 2016, opgenomen op pagina 45 van voornoemd dossier, inhoudende als relaas van verbalisant [getuige 1] :
Ik hoorde de man zeggen: 'Het is mijn schuld, ik ben de schuldige, ik heb aan de handrem getrokken. Ik moest er al uit en ze reden door dus ik trok aan de handrem.' Ik zag dat de man welke dit zei blank was. Ik zag nog een andere man rond lopen die zichtbaar in paniek was. Ik zag dat deze man een getinte huidskleur had.
5. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van bevindingen d.d. 6 november 2016, opgenomen op pagina 46 van voornoemd dossier, inhoudende als relaas van verbalisant:
Op 6 november 2016 had ik telefonisch contact met collega [getuige 1] . Ik hoorde dat zij gisteren, 5 november 2016, bij de aanrijding geweest was in privé tijd. Ik hoorde dat zij twee slachtoffers op de grond had zien liggen die niet aanspreekbaar waren. Zij zag verder nog twee mannen rondlopen die bij het ongeluk betrokken waren. Hiervan was er één man met een blanke huidskleur en de andere man had een donkere huidskleur. Zij hoorde de man met blanke huidkleur zeggen: 'ik heb het gedaan, ik heb aan de handrem getrokken'. Mij is bekend dat er vier betrokkene waren, hiervan waren twee aanspreekbaar, namelijk: [slachtoffer 3] en [verdachte] , van wie één een blanke huidskleur heeft en dit is [verdachte] .
6. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van verhoor d.d. 6 november 2016, opgenomen op pagina 79 e.v. van voornoemd dossier, inhoudende als verklaring van [slachtoffer 3] :
(p. 80) Ik hoorde [verdachte] tegen mij zeggen: "Wat heb ik gedaan? Wat heb ik gedaan?" Ik hoorde [verdachte] tegen mij zeggen: "Ik heb de handrem omhoog getrokken". Ik zei tegen [verdachte] : "Dat meen je niet?!" Ik hoorde [verdachte] tegen mij zeggen: "Ja, ik heb dit nooit gewild, dit was echt niet mijn bedoeling. Wat moet ik nu doen?"
7. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van verhoor d.d. 9 november 2016, opgenomen op pagina 96 e.v. van voornoemd dossier, inhoudende als verklaring van [getuige 2] :
(p. 95) Ik hoorde [verdachte] ter plaatse zeggen ik wou naar het feest en ze wilde me er niet uit laten, kijk nou wat er is gebeurd. [verdachte] heeft gezegd, help we zijn gebotst en het woord handrem erbij.
(p. 96) Hierop volgde een stormvloed van woorden, waarvan ik mij kan herinneren, dat hij continue herhaalde: "ik had hier niet moeten zijn ik had op het feest moeten zijn en dit had niet moeten gebeuren". Ik weet zeker dat mijn man tegen mij heeft gezegd: "Handrem en ik had hier niet moeten zijn, etc".
Met betrekking tot de hiervoor weergegeven standpunten overweegt de rechtbank het volgende.
De oorzaak van het ongeval
Anders dan de raadsman, acht de rechtbank bewezen dat het ongeval is veroorzaakt door het aantrekken van de handrem. Naar het ongeval is nader onderzoek ingesteld waarvan de bevindingen zijn opgenomen in genoemd proces-verbaal VerkeersOngevallenAnalyse. Uit het onderzoek is gebleken dat de handrem volledig is aangetrokken, waardoor beide achterwielen blokkeerden. Als gevolg van de blokkerende achterwielen kwam het voertuig in een ongecontroleerde dwarsslip terecht en kwam het voertuig vervolgens in botsing met een betonnen pilaar van het spoorwegviaduct, ten gevolge waarvan het om zijn as tolde en onder het spoorwegviaduct op de rijbaan tot stilstand kwam. Op de rijbaan werden twee blokkeersporen aangetroffen. Uit de positie van deze twee blokkeersporen kon blijken dat deze waren veroorzaakt door de achterbanden van het voertuig. De knik die in het spoor op het wegdek is aangetroffen is ontstaan op het moment dat de voorzijde van het voertuig in botsing kwam met de 1e pilaar van het spoorwegviaduct aan de rechterzijde van de rijbaan. Dat de rijvaardigheid van de bestuurder mogelijk was beinvloed door het gebruik van alcohol en cocaïne doet aan het voorgaande niet af. Het verweer van de raadsman over dit punt wordt daarom verworpen.
Verder leidt de rechtbank uit de hiervoor opgenomen bewijsmiddelen af dat het verdachte is geweest die aan de handrem heeft getrokken. De getuigen [getuige 1] en [slachtoffer 3] hebben verklaard dat verdachte hen dit kort na het ongeval heeft verteld. Anders dan de raadsman heeft de rechtbank geen reden om aan de juistheid van hun verklaringen te twijfelen nu zij deze gelijkluidend en onafhankelijk van elkaar hebben afgelegd. De verklaring die verdachte op straat tegenover [getuige 1] heeft afgelegd was bovendien met redenen omkleed. Immers, verdachte heeft niet slechts gezegd dat hij aan de handrem heeft getrokken, hij heeft daarbij ook aangegeven waarom hij aan de handrem heeft getrokken, namelijk omdat hij eruit moest en de bestuurder van de auto, [slachtoffer 2] , doorreed. De verklaringen van [getuige 1] en [slachtoffer 3] worden bovendien ondersteund door de verklaring van de vrouw van verdachte, [getuige 2] , inhoudende dat zij verdachte kort na het ongeval heeft horen zeggen "help we zijn gebotst en het woord handrem erbij". Tevens zou verdachte haar hebben gezegd "ik wou naar het feest en ze wilde me er niet uit laten, kijk nou wat er is gebeurd". De rechtbank stelt vast dat verdachte derhalve ook tegenover zijn vrouw, in lijn van hetgeen hij aan [getuige 1] had gezegd, een verband legt tussen het hem niet eerst willen afzetten en het trekken aan de handrem. De rechtbank beschouwt daarom hetgeen verdachte op straat tegenover de getuigen heeft gezegd als een waarachtige verklaring over de toedracht van het ongeval. Het verweer van de raadsman over dit punt wordt verworpen.
Vrijspraak van doodslag, poging tot doodslag en (poging tot) zware mishandeling
De rechtbank stelt voorop dat verdachte heeft verklaard dat hij de gevolgen van het ongeval niet heeft gewild. De rechtbank hecht geloof aan deze verklaring. Vol opzet op de dood of zwaar lichamelijk letsel van de inzittenden van de auto is daarom niet te bewijzen.
Voor opzet in de vorm van ‘voorwaardelijk opzet’ acht de rechtbank evenmin voldoende bewijs voorhanden. Het aantrekken van de handrem was naar het oordeel van de rechtbank géén handeling die naar haar uiterlijke verschijningsvorm zozeer was gericht op het intreden van dood dan wel zwaar lichamelijk letsel bij één van de inzittenden (waaronder hijzelf), dat het niet anders kan zijn dan dat verdachte die gevolgen ook aanvaard heeft.
Het aantrekken van de handrem was naar het oordeel van de rechtbank veeleer een volkomen onbezonnen en ondoordachte actie die gericht was op het tot stilstand brengen van de auto met het oog op een afspraak van verdachte op een voetbalfeestje.
Nu niet kan worden vastgesteld dat verdachte
willensen wetens de aanmerkelijke kans heeft aanvaard dat één of meer inzittenden zou(den) komen te overlijden dan wel zwaar lichamelijk letsel zou(den) oplopen, moet verdachte worden vrijgesproken van de ten laste gelegde doodslag op [slachtoffer 1] , poging tot doodslag op [slachtoffer 2] en de zware mishandeling van [slachtoffer 2] en de poging tot doodslag en zware mishandeling van [slachtoffer 3] .
Verkeersdeelnemer in de zin van artikel 6 van de WVW 1994
De rechtbank overweegt dat verdachte op het moment dat hij als passagier aan de handrem trok daarmee bewust een bedieningsorgaan van het motorrijtuig heeft gehanteerd en zodoende de voortbeweging en rijrichting van het motorrijtuig heeft beïnvloed. Naar het oordeel van de rechtbank heeft verdachte zich dan ook op dat moment en daardoor gemanifesteerd als bestuurder van de auto en dient hij in zoverre als verkeersdeelnemer in de zin van artikel 6 van de WVW 1994 te worden aangemerkt.
Schuld in de zin van artikel 6 WVW 1994
Bij het vaststellen van schuld in de zin van artikel 6 WVW 1994 komt het aan op het geheel van gedragingen van verdachte, de aard en de ernst daarvan en de overige omstandigheden van het geval.
In dat kader overweegt de rechtbank als volgt.
De rechtbank leidt uit de bewijsmiddelen af dat verdachte als passagier van een auto, terwijl deze auto met een snelheid van circa 70 km/h reed, vanaf de achterbank de handrem volledig heeft aangetrokken. De rechtbank beoordeelt het handelen van verdachte als zeer onvoorzichtig. Deze handelwijze van verdachte heeft geleid tot een ongeval waarbij één van de slachtoffers, [slachtoffer 1] , is overleden en het andere slachtoffer, [slachtoffer 2] , zwaar lichamelijk letsel heeft opgelopen. De rechtbank is van oordeel dat sprake is van schuld in de zin van artikel 6 WVW 1994.
De omstandigheid dat de bestuurder onder invloed verkeerde van alcohol en cocaïne, zoals gesteld door de raadsman, doet aan het vorenstaande niet af.

Bewezenverklaring

De rechtbank acht het onder 1 subsidiair en 2 meer subsidiair ten laste gelegde wettig en overtuigend bewezen, met dien verstande dat:
1.
hij op 5 november 2016 te Groningen als verkeersdeelnemer, namelijk als inzittende van een motorrijtuig, (een personenauto met het kenteken [kenteken] ) rijdende over de weg(en), de invoegstrook van de Iepenlaan en/of de Plataanlaan in de richting van de Bedumerweg, zich zodanig heeft gedragen dat een aan zijn schuld te wijten verkeersongeval heeft plaatsgevonden door zeer onvoorzichtig, terwijl het voertuig zich met aanzienlijke snelheid, te weten ongeveer 70 km/u. verplaatste, met kracht aan de handrem van die personenauto te trekken, waarna en mede waardoor die personenauto in een slip is geraakt en is gebotst tegen pilaren van het zich aldaar bevindende
spoorwegviaduct en mede waardoor die personenauto ruim 360 graden om zijn as is gedraaid en waardoor een ander, [slachtoffer 1] , als inzittende van die personenauto, via de linker portieruit uit die personenauto is geslingerd en op het wegdek terecht is gekomen en werd gedood;
2.
hij op 5 november 2016 te Groningen als verkeersdeelnemer, namelijk als inzittende van een motorrijtuig (een personenauto met het kenteken [kenteken] ) rijdende over de weg(en), de invoegstrook van de Iepenlaan en/of de Plataanlaan in de richting van de Bedumerweg, zich zodanig heeft gedragen dat een aan zijn schuld te wijten verkeersongeval heeft plaatsgevonden door zeer onvoorzichtig, terwijl het voertuig zich met aanzienlijke snelheid, te weten ongeveer 70 km/h. verplaatste, met kracht aan de handrem van die personenauto te trekken, waarna en mede waardoor die personenauto in een slip is geraakt en is gebotst tegen pilaren van het zich aldaar bevindende
spoorwegviaduct en mede waardoor die personenauto ruim 360 graden om zijn as is gedraaid en waardoor een ander, [slachtoffer 2] , als bestuurder van die personenauto, zwaar lichamelijk letsel, te weten zeer ernstig hersenletsel, werd toegebracht, waarbij die [slachtoffer 2] ruim twee weken in coma heeft gelegen en drie weken heeft gerevalideerd in Beatrixoord.
Verdachte zal van het meer of anders ten laste gelegde worden vrijgesproken, aangezien de rechtbank dat niet bewezen acht.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. Verdachte is daardoor niet geschaad in de verdediging.

Strafbaarheid van het bewezen verklaarde

Het bewezen verklaarde levert op:
1, subsidiair: Overtreding van artikel 6 van de Wegenverkeerswet 1994, terwijl het
een ongeval betreft waardoor een ander is gedood;
2, meer subsidiair: Overtreding van artikel 6 van de Wegenverkeerswet 1994, terwijl het
een ongeval betreft waardoor een ander zwaar lichamelijk letsel is toegebracht.
Deze feiten zijn strafbaar nu geen omstandigheden aannemelijk zijn geworden die de strafbaarheid uitsluiten.

Strafbaarheid van verdachte

De rechtbank acht verdachte strafbaar nu niet van enige strafuitsluitingsgrond is gebleken.

Strafmotivering

Vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat verdachte ter zake van het onder 1 primair, 2 primair en 3 primair ten laste gelegde wordt veroordeeld tot:
- een gevangenisstraf voor de duur van 48 maanden, met aftrek van voorarrest, waarvan 6 maanden voorwaardelijk met een proeftijd van 2 jaren;
- een ontzegging van de bevoegdheid tot het besturen van motorrijtuigen voor de duur van
3 jaren.
Standpunt van de verdediging
De raadsman heeft er gelet op de persoonlijke omstandigheden van verdachte voor gepleit om aan verdachte geen onvoorwaardelijke gevangenisstraf op te leggen, mocht de rechtbank tot strafoplegging overgaan.
Oordeel van de rechtbank
Bij de bepaling van de straf heeft de rechtbank rekening gehouden met de aard en de ernst van het bewezen en strafbaar verklaarde, de omstandigheden waaronder dit is begaan, de persoon van verdachte zoals deze naar voren is gekomen uit het onderzoek op de terechtzitting, het over hem opgemaakte reclasseringsrapport, het hem betreffende uittreksel uit de justitiële documentatie, alsmede de vordering van de officier van justitie en het pleidooi van de raadsman.
De rechtbank heeft in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen.
Verdachte heeft als passagier van een auto, terwijl deze met een snelheid van circa 70 km/h reed, de handrem van die auto omhoog getrokken. Hierdoor is een ongeval ontstaan ten gevolge waarvan de passagier die op de bijrijdersstoel zat is overleden en de bestuurder zwaar lichamelijk heeft opgelopen. Verdachte heeft hiermee zeer onvoorzichtig gehandeld en volstrekt onvoldoende verantwoordelijkheidsbesef getoond ten opzichte van de overige inzittenden van de auto en eventuele overige weggebruikers.
Het slachtoffer dat is overleden heeft daarbij zijn vriendin, zijn destijds anderhalfjarige zoontje alsmede overige familie ontredderd achtergelaten. Verdachte heeft bij deze nabestaanden een onbeschrijflijk leed veroorzaakt, zoals onder meer is gebleken uit de schriftelijke slachtofferverklaringen die zijn vriendin, zus en moeder ter terechtzitting hebben voorgelezen.
Het slachtoffer dat zwaar gewond is geraakt heeft ruim twee weken in coma gelegen en heeft daarna langdurig moeten revalideren. Hem is door de behandeld artsen meegedeeld dat hij nooit meer volledig zal herstellen. Verdachte heeft ook bij dit slachtoffer zeer veel pijn, psychische problemen en verdriet veroorzaakt, zoals onder meer is gebleken uit de schriftelijke slachtofferverklaring die hij ter terechtzitting heeft overgelegd.
Verdachte heeft tot op heden geen enkele verantwoordelijkheid voor de feiten willen nemen, hetgeen het leed bij de slachtoffers en nabestaanden heeft versterkt, zo is uit de slachtofferverklaringen gebleken.
De rechtbank acht gelet hierop, alsmede op de oriëntatiepunten die de rechterlijke macht hanteert bij de bestraffing van feiten als deze, anders dan de raadsman, de oplegging van een vrijheidsstraf en een ontzegging van de rijbevoegdheid, beide in onvoorwaardelijke zin, passend en geboden.
De rechtbank heeft ook rekening gehouden met de omstandigheid dat verdachte blijkens het hem betreffende uittreksel uit het justitiële documentatieregister niet eerder voor het plegen van strafbare feiten is veroordeeld.
Verder heeft de rechtbank rekening gehouden met de omstandigheid dat de gevolgen van het ongeval mogelijk minder ernstig zouden zijn geweest indien beide slachtoffers ten tijde van het ongeval hun autogordels hadden gedragen en zodoende niet uit het voertuig waren geslingerd.
Gelet op het feit dat de rechtbank tot een beperktere bewezenverklaring komt dan de officier van justitie zal de rechtbank een gevangenisstraf opleggen van kortere duur dan door de officier van justitie is gevorderd. De rechtbank ziet geen reden om een deel van de straf voorwaardelijk op te leggen.

Benadeelde partij

De volgende personen hebben zich als benadeelde partij in het strafproces gevoegd met een vordering tot schadevergoeding:
1. [slachtoffer 4] , tot een bedrag van € 363,88 ter vergoeding van materiële schade en € 15.000,00 ter vergoeding van immateriële schade, vermeerderd met wettelijke rente vanaf de datum dat de schade is ontstaan;
2. [slachtoffer 5] , tot een bedrag van € 251,12 ter vergoeding van materiële schade en
€ 15.000,00 ter vergoeding van immateriële schade, vermeerderd met wettelijke rente vanaf de datum dat de schade is ontstaan;
3. [slachtoffer 6] , tot een bedrag van € 15.000,00 ter vergoeding van immateriële schade, vermeerderd met wettelijke rente vanaf de datum dat de schade is ontstaan;
4. [slachtoffer 2] , tot een bedrag van € 20.000,00 ter vergoeding van immateriële schade, vermeerderd met wettelijke rente vanaf de datum dat de schade is ontstaan.
Standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft geconcludeerd tot volledige toewijzing van de vorderingen met oplegging daarbij van de schadevergoedingsmaatregel.
Standpunt van de verdediging
De raadsman heeft gelet op zijn standpunt ten aanzien van de bewijsvraag primair niet-ontvankelijkverklaring van de vorderingen bepleit. Subsidiair heeft de raadsman gesteld dat de vorderingen niet-ontvankelijk moeten worden verklaard, nu deze zich niet lenen voor een behandeling in het strafproces. Dit vanwege de complexiteit van de zaak, waarin een veelheid van factoren spelen die van invloed zijn op de bepaling van de hoogte van de gestelde schade, zoals medeschuld bij de slachtoffers. Immers, indien de bestuurder en de bijrijder voorin de auto ten tijde van het ongeval hun autogordels hadden gedragen dan waren de gevolgen hoogstwaarschijnlijk veel minder ernstig geweest.
Oordeel van de rechtbank
De rechtbank overweegt ten aanzien van de vorderingen als volgt.
Hoewel naar het oordeel van de rechtbank voldoende aannemelijk is geworden dat de benadeelde partijen schade hebben geleden die het rechtstreeks gevolg is van het bewezen verklaarde, beschikt de rechtbank over onvoldoende informatie om de hoogte van de geleden schade te kunnen beoordelen. Schorsing van het onderzoek om de benadeelde partijen de hoogte van de schade alsnog te laten aantonen en vervolgens de veelheid van factoren die in van belang zijn bij het bepalen van de hoogte van de opgelopen schade te kunnen wegen, zal leiden tot een onevenredige belasting van het strafgeding. Daartoe zal dan ook niet worden overgegaan. De rechtbank zal de indieners van de vorderingen daarom niet ontvankelijk verklaren. De vorderingen kunnen slechts bij de burgerlijke rechter worden aangebracht.

Toepassing van wetsartikelen

De rechtbank heeft gelet op artikel 57 van het Wetboek van Strafrecht en de artikelen 6, 175 en 179 van de Wegenverkeerswet 1994, zoals deze artikelen golden ten tijde van het bewezenverklaarde.

Uitspraak

De rechtbank

Verklaart niet bewezen hetgeen verdachte 1 primair, 2 primair, 2 subsidiair, 3 primair en 3 subsidiair is ten laste gelegd en spreekt verdachte daarvan vrij.
Verklaart het onder 1 subsidiair en 2 meer subsidiair ten laste gelegde bewezen, te kwalificeren en strafbaar zoals voormeld en verdachte daarvoor strafbaar.
Verklaart niet bewezen hetgeen aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan het bewezen verklaarde en spreekt verdachte daarvan vrij.
Veroordeelt verdachte tot:

een gevangenisstraf voor de duur van 12 maanden.

Beveelt dat de tijd door de veroordeelde voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf, geheel in mindering zal worden gebracht.
Ten aanzien van feit 1 subsidiair voorts:
een ontzegging van de bevoegdheid motorrijtuigen te besturen-bromfietsen daaronder begrepen- voor de tijd van 3 jaren.
Bepaalt dat de benadeelde partijen
[slachtoffer 4] , [slachtoffer 5]en
[slachtoffer 6](alle ten aanzien van feit 1 subsidiair) en
[slachtoffer 2](ten aanzien van feit 2 meer subsidiair) in hun vorderingen niet ontvankelijk zijn en dat de vorderingen slechts bij de burgerlijke rechter kunnen worden aangebracht.
Bepaalt dat de benadeelde partijen hun eigen kosten dragen.
Dit vonnis is gewezen door mr. J.V. Nolta, voorzitter, mr. P.H.M. Smeets en mr. E.P. van Sloten, rechters, bijgestaan door W. Brandsma, griffier, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van deze rechtbank op 21 juni 2018.
Mr. Van Sloten is buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.