Op 21 juni 2018 heeft de voorzieningenrechter van de Rechtbank Noord-Nederland uitspraak gedaan in een zaak betreffende de sluiting van een horecagelegenheid, aangeduid als [naam bedrijf], op grond van artikel 13b van de Opiumwet. De burgemeester van de gemeente Kollumerland had op 6 juni 2018 besloten om het café voor een periode van zes maanden te sluiten, na een bestuurlijke rapportage van de politie waarin werd aangegeven dat er harddrugs werden verstrekt en dat minderjarigen alcoholhoudende dranken kregen. Verzoekster, de eigenaar van het café, maakte bezwaar tegen dit besluit en vroeg om een voorlopige voorziening. De voorzieningenrechter oordeelde dat het belang van de volksgezondheid en het voorkomen van nadelige effecten van drugshandel zwaarder weegt dan de belangen van verzoekster. Ondanks de argumenten van verzoekster dat het besluit onzorgvuldig was en buiten proportioneel, werd het verzoek om schorsing van het besluit afgewezen. De voorzieningenrechter concludeerde dat er op dat moment geen aanleiding was om een voorlopige voorziening te treffen, en dat de afwijzing van het verzoek geen onomkeerbare gevolgen voor verzoekster met zich meebracht. De uitspraak werd niet in het openbaar gedaan, gezien het spoedeisende karakter van de zaak.