ECLI:NL:RBNNE:2018:2516

Rechtbank Noord-Nederland

Datum uitspraak
21 juni 2018
Publicatiedatum
2 juli 2018
Zaaknummer
18/187816-16
Instantie
Rechtbank Noord-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Op tegenspraak
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vrijspraak van primair ten laste gelegde en bewezenverklaring van subsidiaire mishandeling met zwaar lichamelijk letsel

Op 21 juni 2018 heeft de Rechtbank Noord-Nederland uitspraak gedaan in de zaak tegen de verdachte, die werd beschuldigd van het toebrengen van zwaar lichamelijk letsel aan een persoon genaamd [slachtoffer] op 31 juli 2015 in Zwartemeer. De rechtbank sprak de verdachte vrij van het primair ten laste gelegde, maar achtte het subsidiair ten laste gelegde bewezen. De rechtbank oordeelde dat de verdachte samen met een medeverdachte de aangever heeft mishandeld, wat resulteerde in een gebroken been. De rechtbank legde een taakstraf op van 80 uren, met de mogelijkheid van vervangende hechtenis van 40 dagen indien de taakstraf niet naar behoren wordt verricht.

De rechtbank baseerde haar oordeel op getuigenverklaringen, een geneeskundige verklaring en de eigen verklaring van de verdachte. De officier van justitie had vrijspraak gevorderd voor het primair ten laste gelegde, maar vond het subsidiair ten laste gelegde wel bewezen. De verdediging stelde dat de verdachte handelde uit noodweer, maar de rechtbank verwierp dit verweer. De rechtbank hield rekening met de omstandigheden waaronder het feit was gepleegd, de impact op de aangever en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte, zoals zijn schulden en het tijdsverloop sinds het feit.

Daarnaast heeft de rechtbank de vordering van de benadeelde partij [slachtoffer] tot schadevergoeding toegewezen, waarbij de verdachte werd veroordeeld tot betaling van € 3.957,67, bestaande uit materiële en immateriële schade, vermeerderd met wettelijke rente. De rechtbank legde ook een schadevergoedingsmaatregel op, zodat de schade door de verdachte wordt vergoed.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-NEDERLAND

Afdeling strafrecht
Locatie Assen
parketnummer 18/187816-16
Vonnis van de meervoudige kamer voor de behandeling van strafzaken d.d. 21 juni 2018 in de zaak van het openbaar ministerie tegen de verdachte

[verdachte],

geboren op [geboortedatum] 1970 te [geboorteplaats],
wonende te [straatnaam], [woonplaats].
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting van 7 juni 2018.
Verdachte is verschenen, bijgestaan door mr. P. Keijzer, advocaat te Emmen.
Het openbaar ministerie is ter terechtzitting vertegenwoordigd door mr. A.J. Kemkers.

Tenlastelegging

Aan verdachte is ten laste gelegd dat:
hij op of omstreeks 31 juli 2015, te Zwartemeer, in elk geval in de gemeente Emmen, tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, aan een persoon, genaamd [slachtoffer], opzettelijk zwaar lichamelijk letsel, te weten een breuk in/van diens rechter onderbeen, heeft toegebracht, door tezamen en in vereniging met verdachtes mededader(s), althans alleen,
- die [slachtoffer] vast te pakken, en/of
- op/tegen die [slachtoffer], te duiken en/of te springen en/of te duwen, zodanig dat die [slachtoffer] ten val kwam, althans die [slachtoffer] tegen de grond te werken, en/of (vervolgens) toen die [slachtoffer] op de grond lag, op die [slachtoffer] te gaan zitten en/of te liggen, en/of
- meermalen, althans eenmaal, tegen het rechter (onder)been van die [slachtoffer] te trappen en/of te schoppen;
subsidiair althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou kunnen leiden:
hij op of omstreeks 31 juli 2015, te Zwartemeer, in elk geval in de gemeente Emmen, tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, een persoon, genaamd [slachtoffer], heeft mishandeld door tezamen en in vereniging met verdachtes mededader(s), althans alleen,
- die [slachtoffer] vast te pakken, en/of
- op/tegen die [slachtoffer], te duiken en/of te springen en/of te duwen, zodanig dat die [slachtoffer] ten val kwam, althans die [slachtoffer] tegen de grond te werken, en/of (vervolgens) toen die [slachtoffer] op de grond lag, op die [slachtoffer] te gaan zitten en/of te liggen, en/of
- meermalen, althans eenmaal, tegen het rechter (onder)been van die [slachtoffer] te trappen en/of te schoppen, terwijl het feit zwaar lichamelijk letsel, te weten een breuk in/van diens rechter onderbeen ten gevolge heeft gehad;
meer subsidiair althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou kunnen leiden:
hij op of omstreeks 31 juli 2015 te Zwartemeer, in elk geval in de gemeente
Emmen, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, grovelijk, althans aanmerkelijk onvoorzichtig, onachtzaam en/of nalatig op/tegen een persoon genaamd [slachtoffer], is gedoken, gesprongen en/of geduwd, zodanig dat die [slachtoffer] ten val kwam, en/of (vervolgens) toen die [slachtoffer] op de grond lag, op die [slachtoffer] is gaan zitten en/of liggen, waardoor het aan verdachtes schuld en/of die van verdachtes mededader(s) te wijten is geweest dat die [slachtoffer] zwaar lichamelijk letsel, te weten een breuk in/van diens rechter onderbeen, heeft bekomen, althans zodanig lichamelijk letsel dat daaruit tijdelijke ziekte en/of verhindering in de uitoefening van de ambts- of beroepsbezigheden van deze was ontstaan.

Beoordeling van het bewijs

Standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft vrijspraak gevorderd van het primair ten laste gelegde, omdat het opzettelijk toebrengen van zwaar lichamelijk letsel niet wettig en overtuigend kan worden bewezen. De officier van justitie acht het subsidiair ten laste gelegde wettig en overtuigend bewezen en baseert zich daarbij op de aangifte, meerdere getuigenverklaringen en de medische verklaring.
Standpunt van de verdediging
Primair is de raadsman van mening dat geen van de ten laste gelegde feiten bewezen kan worden. Hij wijst daarbij op het volgende. Van alle gehoorde getuigen verklaart getuige Bults als enige dat verdachte en medeverdachte tegen het been van aangever hebben geschopt. Haar verklaring is onbetrouwbaar en onbruikbaar voor het bewijs, omdat haar verklaring ook op andere punten niet door andere verklaringen wordt ondersteund. Bovendien is het letsel van aangever ook te verklaren vanuit het feit dat aangever en verdachten ongelukkig op de grond terecht zijn gekomen.
Subsidiair dient verdachte te worden ontslagen van rechtsvervolging, omdat sprake was van noodweer. Uit verschillende verklaringen blijkt dat aangever aanstalten maakte om [naam] een tweede keer te duwen. Verdachte heeft gehandeld ter noodzakelijke verdediging tegen een ogenblikkelijke wederrechtelijke aanranding van [naam].
Oordeel van de rechtbank
De rechtbank acht, met de raadsman en de officier van justitie, het primair ten laste gelegde niet wettig en overtuigend bewezen. Verdachte zal daarom hiervan worden vrijgesproken.
Anders dan de raadsman en met de officier van justitie, is de rechtbank van oordeel dat het subsidiair ten laste gelegde wettig en overtuigend bewezen kan worden. Daartoe overweegt de rechtbank het volgende.
Aangever heeft verklaard dat hij zich op 31 juli 2015 in de woning van [getuige 1] te Zwartemeer bevond. Daar ontstond een woordenwisseling tussen aangever en [naam], waarna aangever haar vervolgens heeft geduwd. Verdachte en medeverdachte hebben aangever daarop vastgepakt en zijn op hem gedoken. Hierdoor kwamen zij allen ten val. Verdachte is uiteindelijk door zijn moeder en [getuige 2] van aangever afgehaald. Aangever merkte dat zijn been bungelde en zag dat er een wond in zijn been zat.
Vervolgens is in het ziekenhuis gebleken dat het rechterbeen van aangever op drie plaatsen gebroken was.
Verdachte heeft bij de politie verklaard dat hij aangever heeft vastgepakt en dat zij toen ten val zijn gekomen. Getuige [getuige 1] heeft voorts verklaard dat aangever door verdachte en medeverdachte is aangevlogen. Vervolgens heeft hij een bult op het been van aangever waargenomen. Getuige [getuige 3] zag dat verdachte en medeverdachte op aangever sprongen en dat zij daarna samen boven op aangever lagen. Hij heeft gezien dat het onderbeen van aangever aan de rest van het been hing.
De rechtbank acht gelet op de verklaring van aangever, de eigen verklaring van verdachte, de geneeskundige verklaring en de verklaringen van de getuigen [getuige 1] en [getuige 3] in onderling verband en nauwe samenhang bezien, wettig en overtuigend bewezen dat ten gevolge van het vastpakken en duiken op aangever door verdachte en medeverdachte bij aangever zwaar lichamelijk letsel is ontstaan.
Ter terechtzitting heeft de raadsman aangevoerd dat verdachte heeft gehandeld uit noodweer, als bedoeld in artikel 41, eerste lid, van het Wetboek van Strafrecht. De raadsman heeft gesteld dat verdachte en medeverdachte zich geconfronteerd zagen met een ogenblikkelijke, wederrechtelijke aanranding van eens anders lijf, te weten dat van [naam]. Verdachte en medeverdachte pakten aangever uitsluitend vast om te voorkomen dat hij [naam] een tweede keer zou duwen, aldus de raadsman.
De rechtbank acht niet aannemelijk geworden dat sprake was van noodweersituatie. De door de verdediging gegeven lezing van de gebeurtenissen vindt haar weerlegging in hetgeen onafhankelijke getuigen hebben verklaard, in die zin dat [naam] slechts éénmaal is geduwd door aangever en dat het incident tussen aangever en [naam] daarmee was geëindigd. Er bestond geen noodzaak meer om aangever vast te pakken en op hem te duiken. Het verweer van de raadsman wordt derhalve verworpen.
Ten aanzien van parketnummer 18/187814-16 past de rechtbank de volgende bewijsmiddelen toe die de voor de bewezenverklaring redengevende feiten en omstandigheden bevatten zoals hieronder zakelijk weergegeven.
1.
1. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van aangifte van Politie Noord-Nederland d.d. 6 augustus 2015, opgenomen op pagina 7 e.v. van het dossier met nummer PL0100-2015336351 d.d. 17 november 2015, inhoudende als verklaring van [slachtoffer]:Op 31 juli 2015 was ik in Zwartemeer. [verdachte] pakte mij van voren. [medeverdachte] pakte mij van achter. Zij doken tegelijk op mij. Hierdoor viel ik op de grond. Er lagen mensen bovenop mij. Door dat geweld voelde ik heel erge pijn. Op een gegeven moment had ik het gevoel dat mijn been gebroken was. Ik voelde dat het onderste gedeelte van mijn scheenbeen er bij bungelde. Ik wist dat er iets gebroken was. Het geweld ging constant door. Toen ik merkt dat mijn scheenbeen bungelde heb ik geroepen dat zij eraf moesten gaan, omdat mijn been gebroken was. Ik zag dat er ter hoogte van mijn rechterscheenbeen een open wond zat. Ik ben in het ziekenhuis geopereerd. Zij hebben vanaf mijn knie tot aan de enkel een stalen pen in mijn scheenbeen aangebracht. [1] Mijn scheenbeen is ongeveer 20 centimeter boven mijn voet gespleten. Mijn kuitbeen is ongeveer 10 centimeter onder mijn knie doormidden. Mijn enkel is gebroken.
2. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van verhoor verdachte d.d. 30 oktober 2015 van voornoemd dossier, opgenomen op pagina 74 e.v. van voornoemd dossier, inhoudende als verklaring van [medeverdachte]:Ik liep op [slachtoffer] af en pakte hem vast waarna we ten val zijn gekomen. Ik ben naar hem toegelopen en ik heb hem vastgepakt vanaf de achterkant. Mijn moeder en [getuige 2] hebben mij toen bij [slachtoffer] weggehaald. Ik heb hem vastgepakt toen zijn we gevallen. Ik pakte hem echt vast bij zijn lichaam. [slachtoffer] viel achterover, zodat ik boven op hem kom te liggen. [slachtoffer] is achterover op de grond gevallen en dus op zijn rug gevallen.
3. Een geneeskundige verklaring d.d. 3 september 2015 opgemaakt en ondertekend door M. Dam, arts, opgenomen op pagina 13 van voornoemd dossier, voor zover inhoudende, als zijn verklaring:Onderbeenbreuk rechts.
4. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van getuigenverhoor d.d. 22 september 2015 van voornoemd dossier, opgenomen op pagina 21 e.v. van voornoemd dossier, inhoudende als verklaring van [getuige 1]Ik was in mijn huis. [verdachte], [medeverdachte] en [slachtoffer] waren er ook. [medeverdachte] is op [slachtoffer] gedoken. [slachtoffer] is toen op de grond gevallen. [slachtoffer] is door [medeverdachte] en [verdachte] aangevlogen. Ik hoorde [slachtoffer] schreeuwen dat hij zijn been had gebroken. Ik zag dat er een dikke bult op het rechterbeen van [slachtoffer] zat. De bult zat ongeveer bij zijn enkel.
5. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van getuigenverhoor d.d. 5 oktober 2015 van voornoemd dossier, opgenomen op pagina 31 e.v. van voornoemd dossier, inhoudende als verklaring van [getuige 3]:Ik zag dat [verdachte] en [medeverdachte] op [slachtoffer] sprongen. [medeverdachte] en [verdachte] lagen boven op [slachtoffer]. Ik heb gezien dat het been van [slachtoffer] er aan hing, ik kon zien dat het gebroken was.

Bewezenverklaring

De rechtbank acht het subsidiair ten laste gelegde wettig en overtuigend bewezen, met dien verstande dat:
hij op 31 juli 2015 te Zwartemeer, tezamen en in vereniging met een ander een persoon genaamd [slachtoffer], heeft mishandeld door tezamen en in vereniging met verdachtes mededader die [slachtoffer] vast te pakken en op die [slachtoffer] te duiken zodanig dat die [slachtoffer] ten val kwam, terwijl het feit zwaar lichamelijk letsel, te weten een breuk in diens onderbeen ten gevolge heeft gehad.
Verdachte zal van het meer of anders ten laste gelegde worden vrijgesproken, aangezien de rechtbank dat niet bewezen acht.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. Verdachte is daardoor niet geschaad in de verdediging.

Strafbaarheid van het bewezen verklaarde

Het bewezen verklaarde levert op:
subsidiair: medeplegen van mishandeling, terwijl het feit zwaar lichamelijk letsel ten gevolge heeft.
Dit feit is strafbaar nu geen omstandigheden aannemelijk zijn geworden die de strafbaarheid uitsluiten.

Strafbaarheid van verdachte

De rechtbank acht verdachte strafbaar nu niet van enige strafuitsluitingsgrond is gebleken.

Strafmotivering

Vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat verdachte ter zake van het subsidiair ten laste gelegde wordt veroordeeld tot een taakstraf voor de duur van 80 uren subsidiair 40 dagen hechtenis.
Standpunt van de verdediging
De raadsman heeft - mocht verdachte veroordeeld worden voor enig feit - gepleit voor de oplegging van een al dan niet voorwaardelijke taakstraf. Daarbij heeft de raadsman verzocht om rekening te houden met het tijdsverloop vanaf het plegen van het feit en daarnaast de kwalijke rol van aangevers mee te wegen
Oordeel van de rechtbank
Bij de bepaling van de straf heeft de rechtbank rekening gehouden met de aard en de ernst van het bewezen en strafbaar verklaarde, de omstandigheden waaronder dit is begaan, de persoon van verdachte zoals deze naar voren is gekomen uit het onderzoek op de terechtzitting, het verdachte betreffende uittreksel uit de justitiële documentatie, alsmede de vordering van de officier van justitie en het pleidooi van de raadsman.
De rechtbank heeft in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen.
Onder invloed van alcohol heeft verdachte samen met zijn medeverdachte aangever mishandeld, waardoor er bij laatstgenoemde zwaar lichamelijk letsel is ontstaan. Het handelen van verdachte heeft grote impact gehad op aangever [slachtoffer], hetgeen blijkt uit zijn ter zitting afgelegde slachtofferverklaring en de door hem ingediende vordering tot schadevergoeding. Aangever ondervindt nog altijd de gevolgen van het mede door verdachte toegebrachte letsel. Hij is tot op de dag vandaag aan het revalideren. De rechtbank rekent het verdachte aan dat hij een bijdrage heeft geleverd aan het geweldsfeit dat hieraan ten grondslag ligt.
Met betrekking tot de persoon van verdachte heeft de rechtbank in aanmerking genomen dat verdachte, blijkens het hem betreffende uittreksel uit de justitiële documentatie, niet eerder is veroordeeld voor soortgelijke strafbare feiten. Ter zitting heeft verdachte aangegeven dat hij een uitkering geniet en schulden heeft.
Ten voordele van verdachte houdt de rechtbank rekening met het gegeven dat het incident inmiddels ruim tweeëneenhalf jaar geleden heeft plaatsgevonden en nu pas ter beoordeling van de rechtbank voorligt. Daarnaast neemt de rechtbank in aanmerking dat verdachte niet heeft gewild dat aangever door zijn handelen zijn been zou breken.
Alles afwegende acht de rechtbank een taakstraf voor de duur van 80 uren passend. De ernst en de gevolgen van het feit maken dat niet kan worden volstaan met de oplegging van een voorwaardelijke straf, zoals bepleit door de raadsman.

Benadeelde partij

[slachtoffer]heeft zich als benadeelde partij in het strafproces gevoegd met een vordering tot schadevergoeding. Gevorderd wordt een bedrag van € 1.957,67 ter vergoeding van materiële schade en € 10.000,00 ter vergoeding van immateriële schade, vermeerderd met wettelijke rente vanaf de datum dat de schade is ontstaan.
Standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat de vordering van benadeelde partij [slachtoffer] geheel wordt toegewezen, vermeerderd met de wettelijke rente en de oplegging van de schadevergoedingsmaatregel. Dit alles met inachtneming van de hoofdelijkheidsclausule.
Standpunt van de verdediging
De raadsman heeft zich op het standpunt gesteld dat de vordering benadeelde partij van [slachtoffer] dient te worden afgewezen, dan wel dat de benadeelde partij niet-ontvankelijk wordt verklaard in zijn vordering. De raadsman heeft aangegeven dat - indien de vordering wordt toegewezen - de uitspraken ANWB-Smartengeld nrs. 1582, €2000, en 691, € 2.269, richtinggevend zijn ter vaststelling van de hoogte van de immateriële schade.
Oordeel van de rechtbank
Naar het oordeel van de rechtbank is voldoende aannemelijk geworden dat benadeelde partij
[slachtoffer]de door hem gevorderde materiële schade, te weten € 1.957,67, heeft geleden en dat deze schade een rechtstreeks gevolg is van het subsidiair ten laste bewezen verklaarde. De vordering, waarvan de hoogte niet (voldoende) door verdachte is betwist, zal daarom worden toegewezen, te vermeerderen met de gevorderde wettelijke rente over dit bedrag vanaf 31 juli 2015.
De benadeelde partij heeft daarnaast vergoeding van immateriële schade gevorderd. De rechtbank acht de vordering tot een bedrag van € 2.000,00 voldoende onderbouwd. De rechtbank zal de vordering voor wat betreft dit deel in zoverre toewijzen, te vermeerderen met de gevorderde wettelijke rente over dit bedrag vanaf 31 juli 2015. Voor het overige zal de rechtbank de vordering afwijzen.
De rechtbank stelt vast dat verdachte het strafbare feit samen met een ander heeft gepleegd en dat zij naar civielrechtelijke maatstaven hoofdelijk aansprakelijk zijn voor de schade, waarvan vergoeding wordt gevorderd. Bij de veroordeling tot betaling van de schadevergoeding zal ook worden bepaald dat wanneer de schadevergoeding door medeverdachte is betaald, verdachte dit bedrag niet meer aan de benadeelde partij hoeft te betalen, en andersom.
Nu vast staat dat verdachte tot het hiervoor genoemde bedrag aansprakelijk is voor de schade die door het bewezen verklaarde is toegebracht, zal de rechtbank de schadevergoedingsmaatregel opleggen om te bevorderen dat de schade door verdachte wordt vergoed.
De rechtbank zal verdachte veroordelen in de kosten die de benadeelde partij tot aan deze uitspraak in verband met de vordering heeft gemaakt, tot op heden begroot op nihil, en in de kosten die de benadeelde partij ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog moet maken.

Toepassing van wetsartikelen

De rechtbank heeft gelet op de artikelen 22c, 22d, 36f, 47 en 300 van het Wetboek van Strafrecht, zoals deze artikelen golden ten tijde van het bewezen verklaarde.

Uitspraak

De rechtbank

Verklaart niet bewezen hetgeen verdachte primair is ten laste gelegd en spreekt verdachte daarvan vrij.
Verklaart het subsidiair ten laste gelegde bewezen, te kwalificeren en strafbaar zoals voormeld en verdachte daarvoor strafbaar.
Verklaart niet bewezen hetgeen aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan het bewezen verklaarde en spreekt verdachte daarvan vrij.
Veroordeelt verdachte tot:

een taakstraf voor de duur van 80 uren.

Beveelt dat voor het geval de veroordeelde de taakstraf niet naar behoren verricht, vervangende hechtenis voor de duur van 40 dagen zal worden toegepast.
Beveelt dat de tijd door de veroordeelde vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en/of voorlopige hechtenis doorgebracht, bij de (eventuele) uitvoering van de opgelegde taakstraf geheel in mindering zal worden gebracht naar de maatstaf van 2 uren per dag inverzekeringstelling/voorlopige hechtenis.
Wijst de vordering van de benadeelde partij
[slachtoffer]toe tot na te melden bedrag en veroordeelt verdachte mitsdien tot betaling aan deze benadeelde partij van een bedrag van
€ 3.957,67(zegge: drieduizendnegenhonderdzevenenvijftig euro en zevenenzestig eurocent) te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 31 juli 2015. Indien dit bedrag door de mededader van verdachte geheel of gedeeltelijk is of wordt betaald, is of zal verdachte in zoverre bevrijdt zijn.
Bepaalt dat de vordering van de benadeelde partij
[slachtoffer]voor het overige wordt afgewezen.
Veroordeelt verdachte in de kosten van het geding door de benadeelde partij gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak alsnog te maken, tot heden begroot op nihil.
Legt aan verdachte de verplichting op aan de staat, ten behoeve van het slachtoffer [slachtoffer] te betalen een bedrag van
€ 3.957,67(zegge: drieduizendnegenhonderdzevenenvijftig euro en zevenenzestig eurocent) bij gebreke van betaling en verhaal te vervangen door hechtenis voor de duur van 50 dagen, met dien verstande dat de toepassing van de vervangende hechtenis de hiervoor opgelegde verplichting niet opheft. Dit bedrag bestaat uit € 1.957,67 aan materiële schade en € 2.000,00 aan immateriële schade.
Bepaalt daarbij dat, indien verdachte heeft voldaan aan de verplichting tot betaling aan de staat ten behoeve van het slachtoffer [slachtoffer] daarmee de verplichting van verdachte om aan de benadeelde partij dit bedrag te betalen komt te vervallen en omgekeerd, dat, indien verdachte aan de benadeelde partij het opgelegde bedrag heeft betaald, daarmee de verplichting tot betaling aan de staat van dit bedrag komt te vervallen.
Dit vonnis is gewezen door mr. H.H.A. Fransen, voorzitter, mr. E.C.M. Wolfert en mr. M. van der Veen, rechters, bijgestaan door mr. J.R. Kanhai, griffier, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van deze rechtbank op 21 juni 2018.
Mr. E.C.M. Wolfert en mr. M. van der Veen zijn buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.

Voetnoten

1.Zie de foto’s op pagina 18 t/m 20 van het procesdossier met nummer PL0100-2015336351.