ECLI:NL:RBNNE:2018:254

Rechtbank Noord-Nederland

Datum uitspraak
26 januari 2018
Publicatiedatum
26 januari 2018
Zaaknummer
18/830108-17
Instantie
Rechtbank Noord-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Op tegenspraak
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Grooming en seksueel misbruik door 21-jarige man met 13-jarig slachtoffer; affectieve relatie zonder strafverzwarende omstandigheden

Op 26 januari 2018 heeft de Rechtbank Noord-Nederland uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een 21-jarige man, die beschuldigd werd van grooming en seksueel misbruik van een 13-jarig meisje. De zaak kwam voor de rechtbank na een onderzoek dat begon op 12 januari 2018. De verdachte, bijgestaan door zijn advocaat mr. H.L.P. Fauser, had via sociale media contact gelegd met het slachtoffer en seksuele handelingen voorgesteld. De officier van justitie eiste veroordeling voor de ten laste gelegde feiten, waarbij zij benadrukte dat de verdachte zich bewust was van de minderjarigheid van het slachtoffer en dat hij misbruik had gemaakt van haar kwetsbare positie.

De verdediging pleitte voor vrijspraak van de strafverzwarende omstandigheden, stellende dat de verdachte niet opzettelijk misbruik had gemaakt van de kwetsbaarheid van het slachtoffer. De rechtbank oordeelde dat er onvoldoende bewijs was voor de stelling dat de verdachte zich bewust was van de kwetsbaarheid van het slachtoffer. De rechtbank concludeerde dat de verdachte oprecht verliefd was op het slachtoffer en dat er geen sprake was van misleiding of misbruik van overwicht. De rechtbank sprak de verdachte vrij van de strafverzwarende omstandigheden en van de ten laste gelegde verleiding, maar achtte de ontuchtige handelingen wel bewezen.

De rechtbank legde een gevangenisstraf op van 91 dagen, waarvan een deel voorwaardelijk, en een taakstraf van 120 uren. De rechtbank hield rekening met de affectieve relatie tussen de verdachte en het slachtoffer, evenals met de persoonlijke omstandigheden van de verdachte, waaronder zijn psychische beperkingen. De uitspraak benadrukt de complexiteit van zaken waarin minderjarigen betrokken zijn en de noodzaak om zorgvuldig om te gaan met de bewijsvoering in dergelijke gevallen.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-NEDERLAND

Afdeling strafrecht
Locatie Groningen
parketnummer 18/830108-17
Vonnis van de meervoudige kamer voor de behandeling van strafzaken d.d. 26 januari 2018 in de zaak van het openbaar ministerie tegen de verdachte

[verdachte] ,

geboren op [geboortedatum] 1995 te [geboorteplaats] ,
wonende te [straatnaam] , [woonplaats] .
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting van
12 januari 2018.
Verdachte is verschenen, bijgestaan door mr. H.L.P. Fauser, advocaat te Delfzijl. Het openbaar ministerie is ter terechtzitting vertegenwoordigd door mr. T. Klooster.

Tenlastelegging

Aan verdachte is ten laste gelegd dat:
1.
hij, in of omstreeks de periode van september 2016 tot en met oktober 2016 te
Appingedam, gemeente Appingedam en/of te [pleegplaats], gemeente Oldambt, in elk
geval in Nederland, door middel van een geautomatiseerd werk of met
gebruikmaking van een communicatiedienst (te weten Facebook en/of WhatsApp)
een persoon van wie hij, verdachte, wist of redelijkerwijs moest vermoeden dat
deze de leeftijd van zestien jaren nog niet had bereikt, te weten [slachtoffer]
(geboren op [geboortedatum] 2002), (telkens) een of meer ontmoeting(en) heeft
voorgesteld met het oogmerk ontuchtige handelingen met die [slachtoffer] te
plegen terwijl hij, verdachte, (daarbij) enige handeling heeft ondernomen
gericht op het verwezenlijken van die ontmoeting, immers heeft hij, verdachte:
- via Facebook en/of WhatsApp contact gelegd/gezocht met die [slachtoffer] en/of
- via Facebook en/of WhatsApp seksueel getinte gesprekken gevoerd met die
[slachtoffer] en/of
- aan die [slachtoffer] voorgesteld seksuele handelingen met hem, verdachte,
te plegen en/of seksuele handelingen van hem, verdachte, te dulden en/of
- die [slachtoffer] aangegeven met haar te willen vrijen en/of haar te willen
aanraken/betasten en/of haar te willen vingeren en/of
- die [slachtoffer] duidelijk heeft gemaakt dat hij haar graag zou willen
ontmoeten en/of
- die [slachtoffer] heeft uitgenodigd naar zijn, verdachtes, woning te komen
en/of
- aan die [slachtoffer] concrete voorstellen gedaan wat betreft de tijd en/of
plaats van die ontmoeting, te weten (onder meer) zijn, verdachtes, woning,
zulks terwijl dat feit werd begaan tegen een persoon bij wie hij, verdachte,
misbruik van een kwetsbare positie heeft gemaakt;
2.
hij op of omstreeks 9 oktober 2016, althans in oktober 2016 te Appingedam,
gemeente Appingedam, in elk geval in Nederland, met [slachtoffer] (geboren op [geboortedatum]
2002), die de leeftijd van twaalf jaren maar nog niet die van zestien
jaren had bereikt, buiten echt, een of meer ontuchtige handelingen heeft
gepleegd, die bestonden uit of mede bestonden uit het seksueel binnendringen
van het lichaam van die [slachtoffer] , immers heeft hij, verdachte, meermalen,
althans eenmaal, (telkens):
- die [slachtoffer] ge(tong)zoend en/of
- met zijn, verdachtes, vinger(s) en/of hand(en) de borsten en/of buik en/of
vagina en/of (enig ander deel van) het lichaam van die [slachtoffer]
betast/aangeraakt en/of
- de borsten en/of buik en/of (enig ander deel van) het lichaam van die
[slachtoffer] gezoend en/of
- zijn, verdachtes, vinger(s) in de vagina en/of tussen de schaamlippen van
die [slachtoffer] geduwd en/of gebracht en/of (vervolgens) bewogen en/of
(aldus) die [slachtoffer] gevingerd,
zulks terwijl dat feit werd begaan tegen een persoon bij wie hij, verdachte,
misbruik van een kwetsbare positie heeft gemaakt;
3.
hij in of omstreeks de periode van 9 oktober 2016 tot en met 31 oktober 2016,
althans in oktober 2016, te Appingedam, gemeente Appingedam en/of te
[pleegplaats], gemeente Oldambt, in elk geval in Nederland, een persoon, te
weten [slachtoffer] , geboren op [geboortedatum] 2002, waarvan verdachte wist of
redelijkerwijs moest vermoeden dat deze de leeftijd van achttien jaren nog
niet had bereikt, door misbruik van uit feitelijke verhoudingen voortvloeiend
overwicht en/of door misleiding, bestaande uit:
- het (grote) leeftijdsverschil tussen hem, verdachte, en die [slachtoffer]
en/of
- het gegeven dat hij, verdachte, wist dat die [slachtoffer] verliefd op hem
was en/of
- het voorspiegelen aan die [slachtoffer] van een gelukkige toekomst samen en/of
- het dreigen met het verbreken van de relatie, indien die [slachtoffer] de
door hem, verdachte, via Facebook en/of WhatsApp gegeven instructies niet zou
opvolgen,
opzettelijk heeft bewogen ontuchtige handelingen te plegen of zodanige
handelingen van hem te dulden, immers heeft hij, verdachte, in een of meer
(chat)contacten via Facebook en/of WhatsApp met die [slachtoffer] , meermalen,
althans eenmaal, (telkens):
- doen voorkomen, dat hij, verdachte, verliefd was op die [slachtoffer] en/of
- ( meerdere) seksueel getinte gesprekken met die [slachtoffer] gevoerd en/of
- ( daarbij) aan die [slachtoffer] laten blijken, wat hij op seksueel gebied met
die [slachtoffer] zou willen doen en/of
- een of meer foto's en/of video's van zijn, verdachtes, geslachtsdeel naar
die [slachtoffer] verstuurd;
- die [slachtoffer] een of meer naaktfoto's en/of -video's van zichzelf naar
hem, verdachte, laten sturen en/of
- die [slachtoffer] vóór de ingeschakelde webcam (en aldus zichtbaar voor hem,
verdachte) haar kleren laten uittrekken en/of (vervolgens) een of meer
posities/houdingen laten in-/aannemen om haar blote borsten en/of vagina en/of
schaamlippen (prominent) voor hem, verdachte, in beeld te laten komen en/of
- die [slachtoffer] zichzelf vóór de ingeschakelde webcam (en aldus zichtbaar
voor voor hem, verdachte) laten vingeren en/of
- via de ingeschakelde webcam (en aldus zichtbaar voor die [slachtoffer] ) zijn,
verdachtes, geslachtsdeel getoond en/of
- zich vóór de ingeschakelde webcam (en aldus zichtbaar voor die [slachtoffer] )
afgetrokken,
zulks terwijl dat feit werd begaan tegen een persoon bij wie hij, verdachte,
misbruik van een kwetsbare positie heeft gemaakt.

Beoordeling van het bewijs

Standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft veroordeling voor het onder 1, 2 en 3 ten laste gelegde gevorderd.
Zij heeft daartoe ten aanzien van het onder 1 en 2 ten laste gelegde aangevoerd dat uit de chats van [slachtoffer] en verdachte via WhatsApp en Facebook Messenger blijkt dat verdachte wist dat [slachtoffer] minderjarig was en dat een seksuele relatie gelet op hun leeftijdsverschil en haar minderjarigheid niet geaccepteerd zou worden. Niettemin bleef verdachte aandringen op het verrichten van seksuele handelingen door en met [slachtoffer] . Dit terwijl [slachtoffer] vaak liet weten dat zij daarmee moeite had, maar desondanks instemde met bepaalde seksuele handelingen uit angst dat verdachte boos zou worden en hun relatie zou verbreken. Uit de chats blijkt tevens dat verdachte heeft voorgesteld elkaar stiekem te ontmoeten om vervolgens naar zijn huis te gaan. Uit het app-gesprek van 13 oktober 2016 volgt dat die ontmoeting op zondag 9 oktober 2016 heeft plaatsgevonden en dat er (mede) sprake is geweest van seksueel binnendringen door verdachte bij [slachtoffer] . Zij hebben met elkaar getongzoend en verdachte heeft, zo blijkt uit zijn eigen verklaring, [slachtoffer] gevingerd. Gelet op het voorgaande is voldoende wettig en overtuigend bewijs voorhanden voor zowel de onder 1 ten laste gelegde grooming als de 2 ten laste gelegde ontucht.
Ten aanzien van de onder 3 ten laste gelegde – kort gezegd – verleiding, heeft de officier van justitie betoogd dat uit de chatgesprekken duidelijk volgt dat verdachte steeds het initiatief neemt tot het sturen en ontvangen van seksueel getinte foto’s en video’s. Hij vraagt, zeurt en dwingt [slachtoffer] veelvuldig om aan hem opnames van haarzelf toe te sturen. Hierbij maakt hij gebruik van haar angst dat hij boos wordt en zelfs de relatie zal verbreken als zij hem niet tegemoet komt. Dit, evenals de tussen hen bestaande ongelijkwaardige c.q. afhankelijkheidsrelatie voortvloeiend uit het grote verschil in leeftijd en ervaring, maakt dat [slachtoffer] niet vrij was haar eigen keuzes te maken, waarvan verdachte misbruik heeft gemaakt.
Het door de verdachte gemaakte misbruik van de kwetsbare positie waarin [slachtoffer] verkeerde, welke strafverzwarende omstandigheid integraal in de ten laste gelegde feiten is opgenomen, volgt volgens de officier van justitie uit het feit dat de destijds eenentwintig jarige verdachte zich goed bewust was van het grote leeftijdsverschil tussen hem en [slachtoffer] , die toen dertien, bijna veertien jaar oud was, hetgeen ook aanleiding was de relatie geheim te houden. Voorts was het verdachte bekend dat [slachtoffer] kort daarvoor haar moeder had verloren en daarover veel verdriet had. Zij deelde haar diepste gevoelens met verdachte en hij liet haar geloven dat hij haar wilde helpen bij het verwerken van haar verdriet. Verder was verdachte ervan op de hoogte dat [slachtoffer] geen enkele ervaring op seksueel gebied had en hevig verliefd op hem was.
Standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft betoogd dat verdachte moet worden vrijgesproken van het onder 3 ten laste gelegde feit, en van de strafverzwarende omstandigheid dat verdachte misbruik heeft gemaakt van de kwetsbare positie van [slachtoffer] zoals deze in alle ten laste gelegde feiten is opgenomen. Zij heeft daartoe aangevoerd dat verdachte zich niet bewust is geweest van het feit dat [slachtoffer] kwetsbaar was. Verdachte wist weliswaar dat [slachtoffer] minderjarig was, maar hij was oprecht erg verliefd op haar en was er van overtuigd dat zij dat ook op hem was. Zij deelden over en weer hun verdriet om het verlies van een dierbaar persoon en voerden diepgaande gesprekken over allerlei dingen die hen bezig hielden. Het is nimmer verdachtes bedoeling geweest om [slachtoffer] pijn te doen, te kwetsen of misbruik van haar te maken. Hij heeft zich laten meeslepen in zijn verliefdheid en heeft, ook als een gevolg van zijn eigen beperkte vaardigheden, onvoldoende stil gestaan bij de vraag of er binnen hun relatie voldoende sprake was van gelijkwaardigheid om [slachtoffer] in staat te stellen om haar wil afdoende te bepalen.
Ten aanzien van het onder 3 ten laste gelegde geldt volgens de raadsvrouw bovendien dat er weliswaar sprake is van een leeftijdsverschil maar dat dit verschil niet aanzienlijk te noemen is, temeer gelet op het feit dat er ook bij verdachte sprake is van beperkingen, zoals ook blijkt uit de rapportage van de reclassering. Voor het overige heeft de raadsvrouw zich gerefereerd aan het oordeel van de rechtbank.
Oordeel van de rechtbank
Vrijspraak
De rechtbank zal eerst ingaan op de vraag of wettig en overtuigend kan worden bewezen dat er sprake is geweest van de onder 1, 2 en 3 ten laste gelegde strafverzwarende omstandigheid dat verdachte ‘misbruik van een kwetsbare positie’ van [slachtoffer] heeft gemaakt.
Naar het oordeel van de rechtbank ligt in de term ‘misbruik’ een bepaalde mate van bewust handelen besloten, hetgeen in het onderhavige geval wil zeggen dat vast moet komen te staan dat verdachte zich bewust is geweest van de kwetsbaarheid van [slachtoffer] en daarvan gebruik heeft gemaakt door een zekere druk op haar uit te oefenen om aan zijn seksuele gerief te komen.
De rechtbank is van oordeel dat bewijs hiervoor niet uit het dossier volgt. De rechtbank heeft de overtuiging dat verdachte zich, met name gelet op zijn eigen beperkingen zoals blijkt uit het reclasseringsrapport d.d. 17 juli 2017, niet bewust is geweest van de kwetsbaarheid van [slachtoffer] . Verdachte wist weliswaar van haar verdriet om het verlies van haar moeder, maar daaruit volgt niet zonder meer dat hij zich bewust is geweest dat zij hierdoor kwetsbaar was en dat hij daarvan misbruik kon maken. Uit het dossier en de behandeling ter terechtzitting blijkt dat verdachte werkelijk verliefd op [slachtoffer] was, dat hij oprecht een toekomst met haar voor zich zag en dat hij haar op sociaal-emotioneel niveau als een min of meer gelijkwaardige partner beschouwde.
Verdachte had weliswaar weet van het aanzienlijke leeftijdsverschil en van de minderjarigheid van [slachtoffer] , maar dit gegeven op zichzelf is naar het oordeel van de rechtbank onvoldoende voor de bewezenverklaring van de strafverzwarende omstandigheid ‘misbruik van een kwetsbare positie’. Verdachte zal dan ook van deze strafverzwarende omstandigheid worden vrijgesproken.
De rechtbank is voorts van oordeel dat verdachte ook moet worden vrijgesproken van het onder 3 ten laste gelegde, nu uit het dossier om te beginnen niet volgt dat er sprake is geweest van “misleiding”. Voor zover verdachte aan [slachtoffer] een gelukkige gezamenlijke toekomst heeft voorgespiegeld, levert dit geen misleiding op omdat naar het oordeel van de rechtbank aannemelijk is geworden dat verdachte oprecht een gelukkige toekomst met haar wilde. Ook is onvoldoende komen vast te staan dat er sprake is geweest van – kort gezegd – “misbruik van overwicht”. Er was sprake van een wederzijdse verliefdheid, zodat de verhouding tussen verdachte en [slachtoffer] in dit opzicht in zekere zin evenwichtig genoemd kan worden. Het aanzienlijke leeftijdsverschil moet gelet op verdachtes eigen beperkingen enigszins gerelativeerd worden. Gelet op het voorgaande is er naar het oordeel van de rechtbank geen sprake van misbruik van uit feitelijke verhoudingen voortvloeiend overwicht.
Ontuchtige handelingen
Hoewel verdachte voor het overige de aan hem ten laste gelegde feiten duidelijk en ondubbelzinnig heeft bekend, hecht de rechtbank eraan een nadere aanvullende motivering te geven ten aanzien van het onder 1 en 2 ten laste gelegde bestanddeel ‘ontuchtige handelingen’.
Niet in geding is dat verdachte seksuele handelingen heeft verricht met en ten opzichte van [slachtoffer] , welke handelingen mede bestonden uit het seksueel binnendringen van haar lichaam.
Voor de beantwoording van de vraag of deze seksuele handelingen ook kunnen worden aangemerkt als ‘ontuchtige handelingen’ in de zin van artikel 245 en 248e van het Wetboek van Strafrecht (Sr), moet het volgens vaste rechtspraak gaan om handelingen van seksuele aard die in strijd zijn met de sociaal-ethische norm. Uit de rechtspraak blijkt verder dat het ontuchtige karakter onder omstandigheden kan ontbreken, bijvoorbeeld als er sprake is van vrijwillig contact tussen personen die in geringe mate in leeftijd van elkaar verschillen en die eventueel een affectieve relatie hebben. Er moet dan wel sprake zijn van gelijkwaardigheid tussen de betrokken personen.
De rechtbank overweegt ter zake dat weliswaar sprake was van een affectieve relatie tussen [slachtoffer] en verdachte, en dat [slachtoffer] heeft ingestemd met de ten laste gelegde seksuele handelingen, maar dat het leeftijdsverschil tussen hen op enige maanden na 8 jaren bedroeg. Dit leeftijdsverschil maakte de relatie tussen [slachtoffer] en verdachte in beginsel ongelijkwaardig, nu iemand van eenentwintig jaar in een andere levensfase verkeert dan iemand van dertien/veertien jaar. Verdachte heeft steeds aangedrongen op het verrichten en dulden van seksuele handelingen door [slachtoffer] . Zij heeft tijdens het verhoor verklaard dat zij daar mee instemde omdat zij niet wilde dat verdachte anders weer boos en teleurgesteld zou zijn, hetgeen ook blijkt uit de chats die zich in het dossier bevinden. [slachtoffer] had geen ervaring met seks, terwijl verdachte naar eigen zeggen wel ervaren was op dat gebied. Ondanks dat hij enerzijds herhaaldelijk toestemming aan haar heeft gevraagd, bleef hij anderzijds steeds aandringen op deze handelingen. De instemming van [slachtoffer] zal derhalve gekleurd zijn geweest door de hiervoor genoemde omstandigheden, in het bijzonder door het overwicht dat verdachte kon ontlenen aan het verschil in leeftijd en (seksuele) ervaring tussen hem en het slachtoffer. De conclusie van de rechtbank is dat de seksuele handelingen tussen verdachte en het slachtoffer onder deze omstandigheden ontuchtig zijn geweest.
Aangezien verdachte – zoals hiervoor reeds aangegeven – voor het overig de aan hem ten laste gelegde feiten duidelijk en ondubbelzinnig heeft bekend, volstaat de rechtbank ten aanzien van die feiten met een opgave van de bewijsmiddelen overeenkomstig het bepaalde in artikel 359, derde lid tweede volzin, van het Wetboek van Strafvordering. Deze opgave luidt als volgt:
1. de bekennende verklaring van verdachte afgelegd ter terechtzitting van 12 januari 2018;
2. een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van getuigenverhoor van Politie Noord-Nederland d.d. 14 december 2016, opgenomen op pagina 24-42 van het dossier met nummer 2016312640 d.d. 6 maart 2017, inhoudende de verklaring van [slachtoffer] .

Bewezenverklaring

De rechtbank acht het onder 1 en 2 ten laste gelegde wettig en overtuigend bewezen, met dien verstande dat:
1.
hij in de periode van september 2016 tot en met oktober 2016 te Appingedam, gemeente Appingedam en/of te [pleegplaats], gemeente Oldambt, met gebruikmaking van een communicatiedienst (te weten Facebook en/of WhatsApp) een persoon van wie hij, verdachte, wist dat deze de leeftijd van zestien jaren nog niet had bereikt, te weten [slachtoffer] (geboren op [geboortedatum] 2002), een ontmoeting heeft voorgesteld met het oogmerk ontuchtige handelingen met die [slachtoffer] te plegen terwijl hij, verdachte, daarbij enige handeling heeft ondernomen gericht op het verwezenlijken van die ontmoeting, immers heeft hij, verdachte:
  • via Facebook en/of WhatsApp contact gelegd/gezocht met die [slachtoffer] en
  • via Facebook en/of WhatsApp seksueel getinte gesprekken gevoerd met die [slachtoffer] en
  • die [slachtoffer] aangegeven met haar te willen vrijen en haar te willen aanraken/betasten en haar te willen vingeren en
  • die [slachtoffer] duidelijk heeft gemaakt dat hij haar graag zou willen ontmoeten en
  • die [slachtoffer] heeft uitgenodigd naar zijn, verdachtes, woning te komen en
  • aan die [slachtoffer] concrete voorstellen gedaan wat betreft de tijd en plaats van die ontmoeting, te weten (onder meer) zijn, verdachtes, woning;
2.
hij op 9 oktober 2016 te Appingedam, gemeente Appingedam, met [slachtoffer] (geboren op [geboortedatum] 2002), die de leeftijd van twaalf jaren maar nog niet die van zestien
jaren had bereikt, buiten echt, ontuchtige handelingen heeft gepleegd, die mede bestonden uit het seksueel binnendringen van het lichaam van die [slachtoffer] , immers heeft hij, verdachte:
  • die [slachtoffer] ge(tong)zoend en
  • met zijn, verdachtes, vingers en/of handen de borsten en buik en vagina en enig ander deel van het lichaam van die [slachtoffer] betast/aangeraakt en
  • de borsten en buik en enig ander deel van het lichaam van die [slachtoffer] gezoend en
  • zijn, verdachtes, vinger(s) in de vagina en/of tussen de schaamlippen van die [slachtoffer] geduwd en/of gebracht en bewogen en aldus die [slachtoffer] gevingerd.
Verdachte zal van het meer of anders ten laste gelegde worden vrijgesproken, aangezien de rechtbank dat niet bewezen acht.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. Verdachte is daardoor niet geschaad in de verdediging.

Strafbaarheid van het bewezen verklaarde

Het bewezen verklaarde levert op:
1. Door middel van een geautomatiseerd werk of met gebruikmaking van een communicatiedienst een persoon van wie hij weet of redelijkerwijs moet vermoeden dat deze de leeftijd van zestien jaren nog niet heeft bereikt, een ontmoeting voorstellen met het oogmerk ontuchtige handelingen met die persoon te plegen, terwijl hij enige handeling onderneemt gericht op het verwezenlijken van die ontmoeting.
2. Met iemand die de leeftijd van twaalf jaren maar nog niet van zestien jaren heeft bereikt, buiten echt, ontuchtige handelingen plegen die mede bestaan uit het seksueel binnendringen van het lichaam.
Deze feiten zijn strafbaar nu geen omstandigheden aannemelijk zijn geworden die de strafbaarheid uitsluiten.

Strafbaarheid van verdachte

De rechtbank acht verdachte strafbaar nu niet van enige strafuitsluitingsgrond is gebleken.

Strafmotivering

Vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat verdachte ter zake van het onder 1, 2 en 3 ten laste gelegde wordt veroordeeld tot een taakstraf voor de duur van 240 uren, te vervangen door 120 dagen hechtenis indien deze niet naar behoren wordt verricht en een geheel voorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van 12 maanden met een proeftijd van drie jaren, met als bijzondere voorwaarden de voorwaarden zoals voorgesteld door de reclassering.
Standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft bepleit dat aan verdachte een onvoorwaardelijke vrijheidsstraf wordt opgelegd die qua duur gelijk is aan het voorarrest. Zij heeft verder aangegeven een taakstraf en een voorwaardelijk strafdeel met daaraan verbonden de bijzondere voorwaarden zoals weergegeven in het reclasseringsrapport, passend te vinden. Verdachte staat open voor behandeling en wil meewerken aan de voorwaarden.
Oordeel van de rechtbank
Bij de bepaling van de straf heeft de rechtbank rekening gehouden met de aard en de ernst van het bewezen en strafbaar verklaarde, de omstandigheden waaronder dit is begaan, de persoon van verdachte zoals deze naar voren is gekomen uit het onderzoek op de terechtzitting en de over hem opgemaakte rapportage, het verdachte betreffende uittreksel uit de justitiële documentatie, alsmede de vordering van de officier van justitie en het pleidooi van de raadsvrouw.
De rechtbank heeft in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen.
Verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan het plegen van ontuchtige handelingen met een meisje van destijds veertien jaar waartoe hij eerder via digitale weg diverse voorstellen had gedaan, hetgeen als grooming kan worden aangemerkt. De handelingen hebben mede bestaan uit het seksueel binnendringen bij het slachtoffer. Verdachte was zelf ten tijde van de gepleegde feiten ruim 21 jaar.
Met deze - voor het jeugdige slachtoffer - ingrijpende seksuele handelingen heeft verdachte inbreuk gemaakt op haar lichamelijke en psychische integriteit en daarmee op een ongestoorde (seksuele) ontwikkeling.
In het algemeen is voor seks met minderjarigen een (deels) onvoorwaardelijke vrijheidsstraf van aanmerkelijke duur op zijn plaats. De omstandigheden van onderhavig geval en de persoonlijke omstandigheden van verdachte geven echter aanleiding om van voormeld uitgangspunt af te wijken. Er was sprake van een affectieve relatie tussen het slachtoffer en verdachte. Beiden waren erg verliefd op elkaar. Verder blijkt uit het reclasseringsadvies d.d. 17 juli 2017 dat verdachte, die in het verleden is gediagnosticeerd met PDD-NOS en PTSS, qua handelingsvaardigheden functioneert als minderjarige en sociale situaties niet altijd goed beoordeelt. Verdachte is tot het inzicht gekomen dat hij verkeerd heeft gehandeld en vindt het terecht dat hij zich daarvoor moet verantwoorden, zo staat in het rapport geschreven. Ook ter terechtzitting heeft verdachte verklaard het verwijtbare van zijn handelingen in te zien en heeft hij uitgebreid zijn spijt betuigd. Deze spijtbetuiging is op de rechtbank authentiek en oprecht overgekomen.
Voor wat betreft de vraag of toepassing moet worden gegeven aan het adolescentenstrafrecht, heeft de reclassering in zijn rapportage opgemerkt dat ten behoeve van de door hen geadviseerde interventies het jeugdstrafrecht niet perse noodzakelijk is, omdat het toezicht vanuit de volwassenreclassering zal worden ingevuld door middel van de jovo (jongvolwassenen) aanpak. Verder wordt nog opgemerkt dat verdachte binnenkort zelfstandig gaat wonen en een pedagogische aanpak via het gezin een gepasseerd station lijkt. De rechtbank zal gelet hierop het strafrecht voor meerderjarigen toepassen.
De rechtbank is – alles afwegende – van oordeel dat een onvoorwaardelijke taakstraf van na te melden duur en een deels voorwaardelijke gevangenisstraf waarvan het onvoorwaardelijke deel gelijk is aan het door verdachte ondergane voorarrest, met een proeftijd van drie jaren met de bijzondere voorwaarden zoals geadviseerd door de reclassering, een passende en geboden reactie vormt.

Toepassing van wetsartikelen

De rechtbank heeft gelet op de artikelen 14a, 14b, 14c, 14d, 22c, 22d, 57, 245 en 248e van het Wetboek van Strafrecht, zoals deze artikelen golden ten tijde van het bewezen verklaarde.

Uitspraak

De rechtbank

Verklaart niet bewezen hetgeen verdachte onder 3 is ten laste gelegd en spreekt verdachte daarvan vrij.
Verklaart het onder 1 en 2 ten laste gelegde bewezen, te kwalificeren en strafbaar zoals voormeld en verdachte daarvoor strafbaar.
Verklaart niet bewezen hetgeen aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan het bewezen verklaarde en spreekt verdachte daarvan vrij.
Veroordeelt verdachte tot:

Een gevangenisstraf voor de duur van 91 dagen.

Bepaalt dat van deze gevangenisstraf
een gedeelte, groot 90 dagenniet zal worden ten uitvoer gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten, op grond, dat de veroordeelde voor het einde van of gedurende de proeftijd, welke hierbij wordt vastgesteld op
3 jaren, de hierna te noemen algemene of bijzondere voorwaarden niet heeft nageleefd.
Beveelt dat de tijd door veroordeelde voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en/of voorlopige hechtenis doorgebracht, bij de (eventuele) uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf, geheel in mindering zal worden gebracht.
Stelt als algemene voorwaarden:
1. dat veroordeelde zich voor het einde van de proeftijd niet schuldig maakt aan een strafbaar feit;
2. dat veroordeelde ten behoeve van het vaststellen van zijn identiteit medewerking verleent aan het nemen van een of meer vingerafdrukken of een identiteitsbewijs als bedoeld in artikel 1 van de Wet op de identificatieplicht ter inzage aanbiedt;
3. dat veroordeelde medewerking verleent aan het reclasseringstoezicht als bedoeld in artikel 14d, tweede lid, van het Wetboek van Strafrecht, de medewerking aan huisbezoeken daaronder begrepen.
Stelt als bijzondere voorwaarden:
1. dat veroordeelde zich meldt bij Reclassering Nederland, Leonard Springerlaan 21 te Groningen, zodra hij daartoe wordt uitgenodigd en zich gedurende door de reclassering te bepalen periode blijft melden zo frequent als de reclassering dat nodig acht;
2. dat veroordeelde zich onder behandeling zal stellen van de AFPN, of een vergelijkbare instelling in het forensisch circuit, gericht op mogelijke delict scenario’s, zijn eigen handelen, seksualiteit en beperkingen, zolang die instelling dit noodzakelijk acht;
3. dat veroordeelde mee zal werken aan de vervolgbegeleiding indien dit noodzakelijk wordt geacht.
Draagt de reclassering op toezicht te houden op de naleving van de voorwaarden en de veroordeelde ten behoeve daarvan te begeleiden.

Een taakstraf voor de duur van 120 uren.

Beveelt dat voor het geval de veroordeelde de taakstraf niet naar behoren verricht, vervangende hechtenis voor de duur van
60 dagenzal worden toegepast.
Dit vonnis is gewezen door mr. J.V. Nolta, voorzitter, mr. S. Zwarts en mr C. Krijger, rechters, bijgestaan door mr. K.A. de Groot, griffier, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van deze rechtbank op 26 januari 2018.
Mr. Krijger is buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.