In deze zaak vorderde de eiser, die in Hamburg woont, een verklaring voor recht dat de rechtsvordering van de Staat der Nederlanden tot terugbetaling van zijn studieschuld was verjaard. De rechtbank Noord-Nederland oordeelde dat de vordering werd afgewezen. De verjaring was voor een deel gestuit, en voor het overige was het beroep op verjaring in strijd met de redelijkheid en billijkheid. De eiser had zijn adreswijziging naar Duitsland niet doorgegeven aan de Staat, terwijl hij op de hoogte was van zijn terugbetalingsverplichting. Dit maakte het voor de Staat moeilijk om de verjaring te stuiten, wat in strijd was met de redelijkheid en billijkheid die de verhouding tussen schuldenaar en schuldeiser beheersen. De rechtbank vond het maatschappelijk onaanvaardbaar dat iemand zich aan zijn verplichtingen kan onttrekken door simpelweg stil te zitten en zich uit te schrijven uit de Basisregistratie Persoonsgegevens (BRP). De rechtbank concludeerde dat het beroep op verjaring geen doel trof, en wees de vorderingen van de eiser af. Tevens werd de eiser veroordeeld in de proceskosten, die op € 1.704,-- werden vastgesteld.