Uitspraak
RECHTBANK NOORD-NEDERLAND
uitspraak van de enkelvoudige belastingkamer van 5 juli 2018 in de zaak tussen
[eiseres] , te [woonplaats] , eiseres
de inspecteur van de Belastingdienst/kantoor Zwolle, verweerder
Procesverloop
Overwegingen
Beoordeling van het bezwaar” bij de paragrafen 5.10 en 5.11 het volgende meegedeeld:
Dividenduitkering [C] BV
€ 590.231 en met betrekking tot de rekening-courantschuld [B] [A] BV van € 76.760 ook bij de aanslag IB/PVV voor het jaar 2010 in aanmerking zijn genomen. Nu die aanslag inmiddels onherroepelijk vaststaat, heeft verweerder zijn toezegging, dat deze correcties bij het vaststellen van de navorderingsaanslag IB/PVV voor het jaar 2009 dienen te vervallen (zie bij 1.11), gestand gedaan.
Samenvattend kom ik over het jaar 2010…”), het aldaar vermelde inkomen uit aanmerkelijk belang in 2010 en niet in 2009 dient te worden belast. Zoals verweerder aanvoert, acht de rechtbank aannemelijk dat verweerder in zijn uitspraak op bezwaar per abuis het jaartal 2010 heeft vermeld in plaats van het jaar 2009. Naar het oordeel van de rechtbank was deze verschrijving zodanig kenbaar voor eiseres dat zij er niet op kon vertrouwen dat verweerder bij de uitspraak op bezwaar zich op het standpunt heeft gesteld dat het vastgestelde inkomen uit aanmerkelijk belang zonder meer geheel in het jaar 2010 zou worden belast. De rechtbank verwerpt daarom deze beroepsgrond van eiseres.
€ 1.700.000 in het jaar 2010 moeten worden belast. Door dit nieuwe feit, moet de ambtshalve vermindering van de aanslag IB/PVV voor het jaar 2010 met een beroep op interne compensatie achterwege worden gelaten. Nu de in de uitspraak op bezwaar bij 5.11 gedane toezegging op zowel op het jaar 2009 als op het jaar 2010 ziet, is verweerder, gelet op het voorgaande, van mening dat de correctie “Dividenduitkering [C] ” bij de navorderingsaanslag IB/PVV voor het jaar 2009 in stand moet worden gelaten.
,nu deze navorderingsaanslag reeds onherroepelijk vaststaat. Daarnaast wijst de rechtbank verweerder erop dat het niet aangaat de gestelde in het jaar 2010 achterwege gelaten dividenduitkering van ten minste € 1.700.000 (deels) te compenseren door de correctie “Dividenduitkering [C] ” in de navorderingsaanslag IB/PVV voor het jaar 2009 in stand te laten. De bij 6.1 bedoelde beroepsgrond van eiseres slaagt dus ten aanzien van de correctie “Dividenduitkering [C] ”.