ECLI:NL:RBNNE:2018:2647

Rechtbank Noord-Nederland

Datum uitspraak
3 juli 2018
Publicatiedatum
10 juli 2018
Zaaknummer
18/720133-16
Instantie
Rechtbank Noord-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Op tegenspraak
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Oplegging van de ISD-maatregel na herhaalde diefstallen door verdachte met een lange criminele geschiedenis

In deze zaak heeft de Rechtbank Noord-Nederland op 3 juli 2018 uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die zich schuldig heeft gemaakt aan diefstal van verzorgingsartikelen uit een supermarkt in Leeuwarden op 15 maart 2018. De verdachte, geboren in 1975, heeft een uitgebreid strafblad van 26 pagina's en is thans gedetineerd in PI Leeuwarden. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte na een eerdere ISD-maatregel weer in herhaling is gevallen, wat heeft geleid tot de huidige vordering van het openbaar ministerie om opnieuw een ISD-maatregel op te leggen. De rechtbank heeft de verdachte veroordeeld tot plaatsing in een inrichting voor stelselmatige daders voor de duur van twee jaren, waarbij rekening is gehouden met de ernst van de feiten en de recidivekans. De rechtbank heeft ook de schriftelijke vorderingen tot tenuitvoerlegging van eerdere voorwaardelijke straffen afgewezen, om de behandeling van de verdachte in het kader van de ISD-maatregel niet te vertragen. De uitspraak is gedaan door een meervoudige kamer, waarbij de rechtbank de verdachte als strafbaar heeft verklaard voor de diefstal en niet bewezen heeft geacht wat hem verder ten laste was gelegd.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-NEDERLAND

Afdeling strafrecht
Locatie Leeuwarden
parketnummer 18/720133-16
vordering na voorwaardelijke veroordeling parketnummers 18/820224-16, 18/820252-17 en 18/820344-17
vonnis van de meervoudige kamer voor de behandeling van strafzaken d.d. 3 juli 2018 in de zaak van het openbaar ministerie tegen de verdachte

[verdachte] ,

geboren op [geboortedatum] 1975 te [geboorteplaats] ,
wonende te [woonplaats] ,
thans gedetineerd in PI Leeuwarden te Leeuwarden.
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting van 19 juni 2018.
De verdachte is verschenen, bijgestaan door mr. M.C. van Linde, advocaat te Groningen.
Het openbaar ministerie is ter terechtzitting vertegenwoordigd door mr. L. Lübbers.

Tenlastelegging

Aan verdachte is ten laste gelegd dat:
hij op of omstreeks 15 maart 2018, te Leeuwarden, althans in de gemeente Leeuwarden, met het oogmerk van wederrechtelijke toeëigening uit een supermarkt aan de [straatnaam] heeft weggenomen tandpasta en/of deodorant en/of cosmetica-artikelen, in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan [bedrijf] , in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte.

Beoordeling van het bewijs

Standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft veroordeling voor het ten laste gelegde gevorderd.
Standpunt van de verdediging
De raadsman heeft aangegeven dat er voldoende bewijs voor het ten laste gelegde feit voorhanden is.
Oordeel van de rechtbank
De rechtbank volstaat ten aanzien van het bewezen verklaarde met een opgave van de bewijsmiddelen overeenkomstig het bepaalde in artikel 359, derde lid tweede volzin, van het Wetboek van Strafvordering, nu verdachte het hierna bewezen verklaarde duidelijk en ondubbelzinnig heeft bekend.
Deze opgave luidt als volgt:
1. de verklaring van verdachte afgelegd ter terechtzitting van 19 juni 2018;
2. een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van aangifte d.d. 15 maart 2018, opgenomen op pagina 19 van het dossier van Politie Noord-Nederland met nummer PL0100-2018062871 d.d. 15 maart 2018, inhoudende de verklaring van [medewerker] namens [bedrijf] .

Bewezenverklaring

De rechtbank acht het ten laste gelegde wettig en overtuigend bewezen, met dien verstande dat:
hij op 15 maart 2018, te Leeuwarden, met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening uit een supermarkt aan de [straatnaam] heeft weggenomen tandpasta en deodorant en cosmetica-artikelen, toebehorende aan [bedrijf] .
Verdachte zal van het meer of anders ten laste gelegde worden vrijgesproken, aangezien de rechtbank dat niet bewezen acht.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. Verdachte is daardoor niet geschaad in de verdediging.

Strafbaarheid van het bewezen verklaarde

Het bewezen verklaarde levert op:
Diefstal.
Dit feit is strafbaar nu geen omstandigheden aannemelijk zijn geworden die de strafbaarheid uitsluiten.

Strafbaarheid van verdachte

De rechtbank acht verdachte strafbaar nu niet van enige strafuitsluitingsgrond is gebleken.

Motivering van de maatregel

Vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat aan verdachte de maatregel tot plaatsing in een inrichting voor stelselmatige daders (ISD-maatregel) wordt opgelegd.
Standpunt van de verdediging
De raadsman heeft aangegeven dat oplegging van de gevorderde maatregel onafwendbaar lijkt.
Oordeel van de rechtbank
Bij de bepaling van de op te leggen maatregel heeft de rechtbank rekening gehouden met de aard en de ernst van het bewezen en strafbaar verklaarde, de omstandigheden waaronder dit is begaan, de persoon van verdachte zoals deze naar voren is gekomen uit het onderzoek op de terechtzitting en de over hem opgemaakte rapportage, het verdachte betreffende uittreksel uit de justitiële documentatie, alsmede de vordering van de officier van justitie en het pleidooi van de raadsman.
Verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan diefstal van verzorgingsartikelen uit een supermarkt. Nadat hij werd betrapt is hij via het magazijn weg gevlucht. Winkeldiefstallen zijn een grote plaag voor de middenstand en leveren niet alleen een kostenpost maar ook veel ergernis op. Verdachte heeft een strafblad dat bestaat uit 26 pagina's en het is duidelijk dat de dreiging van een straf onvoldoende is om verdachte ervan te weerhouden diefstallen te plegen.
De reclassering heeft op 13 juni 2018 een voorlichtingsrapport uitgebracht met een advies voor het afdoen van deze strafzaak. In het advies wordt aangegeven dat verdachte een lange geschiedenis in het gebruikers- en criminele milieu heeft. Verdachte kent op vrijwel alle leefgebieden problemen en staat sinds 1 januari 2006 op de veelplegerslijst. Na een eerder opgelegde ISD-maatregel was sprake van een afname van contacten met politie en justitie, maar vanaf 2013 is juist weer sprake van een toename van het aantal door verdachte gepleegde delicten. De verschillende ingezette hulpverleningstrajecten zijn tot op heden allen gestagneerd. Daarnaast hebben behandelingen, zowel ambulant als klinisch, binnen de geboden justitiële kaders tot nu toe weinig effect laten zien in het beperken van de recidive, aldus de reclassering.
De reclassering ziet om die reden geen andere mogelijkheid dan opnieuw een ISD-maatregel te adviseren. In samenspraak met de trajectbegeleider ISD en het Psycho Medisch Overleg zal er vervolgens een geschikt behandeltraject, zo mogelijk eerst klinisch, worden geïndiceerd.
De rechtbank constateert dat het door verdachte begane feit een misdrijf betreft waarvoor voorlopige hechtenis is toegelaten terwijl verdachte in de vijf jaren voorafgaand aan dit misdrijf ten minste driemaal wegens een misdrijf onherroepelijk tot een vrijheidsbenemende straf is veroordeeld. Het bewezen verklaarde feit is begaan na tenuitvoerlegging van deze eerder opgelegde straffen en er moet ernstig rekening mee worden gehouden dat verdachte opnieuw een misdrijf zal begaan. De veiligheid van goederen eist bovendien het opleggen van de maatregel.
Gelet op een en ander ziet de rechtbank geen andere mogelijkheid om de maatschappij te beveiligen en het gevaar voor recidive in te perken dan door oplegging van de ISD-maatregel. De rechtbank zal verdachte dan ook die maatregel opleggen.

Vorderingen na voorwaardelijke veroordeling

De officier van justitie heeft een drietal schriftelijke vorderingen ingediend tot tenuitvoerlegging van eerdere, voorwaardelijk opgelegde, straffen. De vorderingen zien op een door de politierechter op 3 oktober 2016 opgelegde gevangenisstraf van 120 dagen waarvan 100 dagen voorwaardelijk, een door de politierechter op 14 juni 2017 opgelegde gevangenisstraf van 7 weken waarvan 4 weken voorwaardelijk en een door de politierechter op 23 oktober 2017 opgelegde gevangenisstraf van 210 dagen waarvan 145 dagen voorwaardelijk. Het hiervoor bewezen verklaarde feit is door verdachte begaan voor het einde van de bij voormelde vonnissen gestelde proeftijden.
Ter terechtzitting heeft de officier van justitie gevorderd dat de schriftelijke vorderingen zullen worden afgewezen. De raadsman heeft zich daarbij aangesloten.
De rechtbank legt aan verdachte bij dit vonnis de ISD-maatregel op. Uit een oogpunt van proportionaliteit acht de rechtbank het niet op zijn plaats dat verdachte voorafgaand aan de tenuitvoerlegging de hiervoor genoemde voorwaardelijke straffen zal ondergaan. Daarnaast brengt een afwijzing van de vorderingen mee dat de (klinische) behandeling van verdachte in het kader van de ISD-maatregel zo snel mogelijk van start kan gaan. De rechtbank zal daarom de vorderingen afwijzen.

Toepassing van wetsartikelen

De rechtbank heeft gelet op de artikelen 38m, 38n en 310 van het Wetboek van Strafrecht, zoals deze artikelen golden ten tijde van het bewezen verklaarde.

Uitspraak

De rechtbank

Verklaart het ten laste gelegde bewezen, te kwalificeren en strafbaar zoals voormeld en verdachte daarvoor strafbaar.
Verklaart niet bewezen hetgeen aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan het bewezen verklaarde en spreekt verdachte daarvan vrij.
Veroordeelt verdachte tot:
plaatsing in een inrichting voor stelselmatige daders voor de duur van twee jaren.
Wijst af de schriftelijke vordering tot tenuitvoerlegging van de voorwaardelijke straf, opgelegd bij vonnis van de politierechter in de Rechtbank Noord-Nederland, locatie Groningen d.d. 3 oktober 2016.
Wijst af de schriftelijke vordering tot tenuitvoerlegging van de voorwaardelijke straf, opgelegd bij vonnis van de politierechter in de Rechtbank Noord-Nederland, locatie Assen d.d. 14 juni 2017.
Wijst af de schriftelijke vordering tot tenuitvoerlegging van de voorwaardelijke straf, opgelegd bij vonnis van de politierechter in de Rechtbank Noord-Nederland, locatie Groningen d.d. 23 oktober 2017.
Dit vonnis is gewezen door mr. M. Brinksma, voorzitter, mr. N.A. Vlietstra en mr. M. van der Veen, rechters, bijgestaan door T.L. Komrij, griffier, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van deze rechtbank op 3 juli 2018.
Mr. Van der Veen is buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.