ECLI:NL:RBNNE:2018:3214

Rechtbank Noord-Nederland

Datum uitspraak
1 augustus 2018
Publicatiedatum
8 augustus 2018
Zaaknummer
18/630354-05
Instantie
Rechtbank Noord-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verlenging van de terbeschikkingstelling en voorwaardelijke beëindiging van de verpleging van overheidswege

In deze zaak heeft de Rechtbank Noord-Nederland op 1 augustus 2018 uitspraak gedaan over de verlenging van de terbeschikkingstelling van de veroordeelde, die in 2010 door het gerechtshof te Leeuwarden was veroordeeld voor twee keer doodslag en een poging tot doodslag. De officier van justitie had gevorderd de termijn van terbeschikkingstelling met één jaar te verlengen. De rechtbank heeft de zaak behandeld, waarbij de veroordeelde, zijn raadsvrouw, de officier van justitie en een deskundige aanwezig waren. De rechtbank heeft de adviezen van de behandelinstelling en de reclassering in overweging genomen, waarin werd geadviseerd om de terbeschikkingstelling te verlengen en de verpleging voorwaardelijk te beëindigen. De rechtbank heeft vastgesteld dat de veroordeelde sinds zijn detentie abstinent is van middelen en dat het risico op gewelddadig gedrag laag wordt ingeschat. De rechtbank heeft besloten de terbeschikkingstelling met één jaar te verlengen, maar de verpleging van overheidswege voorwaardelijk te beëindigen, onder strikte voorwaarden. De beslissing is genomen met inachtneming van de artikelen 38, 38a en 38g van het Wetboek van Strafrecht.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-NEDERLAND

Afdeling strafrecht
Locatie Groningen
parketnummer 18/630354-05
beslissing van de meervoudige kamer d.d. 1 augustus 2018 op een vordering van de officier van justitie tot verlenging van de termijn van terbeschikkingstelling
in de zaak tegen

[veroordeelde] ,

geboren op [geboortedatum] te [geboorteplaats] ,
thans verblijvende FPC van der Hoevenkliniek, Willem Dreeslaan 2, 3515 GB Utrecht,
hierna te noemen: veroordeelde.

Procesverloop

De officier van justitie heeft schriftelijk gevorderd dat de rechtbank de termijn van terbeschikkingstelling van de veroordeelde zal verlengen met één jaar.
De behandeling heeft plaatsgevonden op 1 augustus 2018, waarbij aanwezig waren de veroordeelde, diens raadsvrouw, mr. A.L. Louwerse, de officier van justitie en M.G. de Bruijn, hoofd behandelaar/gz-psycholoog, verbonden aan voornoemde kliniek, als deskundige.
De rechtbank heeft acht geslagen op de stukken, waaronder met name het door het (plaatsvervangend) hoofd van de inrichting ondertekende rapport met advies d.d. 6 juni 2018
van het behandelteam van de instelling waar de veroordeelde van overheidswege wordt verpleegd, alsmede de aantekeningen omtrent de lichamelijke en geestelijke gesteldheid van de veroordeelde.
De rechtbank heeft voorts gelet op door de Reclassering Nederland opgemaakte maatregelrapport d.d. 17 juli 2018.

Motivering

De opgelegde terbeschikkingstelling
Bij arrest van 17 februari 2010 heeft het (voormalig) gerechtshof te Leeuwarden veroordeelde wegens tweemaal doodslag en eenmaal poging tot doodslag ter beschikking gesteld met bevel tot verpleging van overheidswege.
De terbeschikkingstelling is aangevangen op 31 juli 2015 en laatstelijk op 30 augustus 2017 verlengd een jaar.
Het advies van de instelling
In het voormeld verlengingsadvies wordt geadviseerd de termijn van de terbeschikkingstelling te verlengen met een jaar en de verpleging van overheidswege voorwaardelijk te beëindigen. In dit verlengingsadvies is onder meer het volgende aangegeven, zakelijk weergegeven:
Ten tijde van de door betrokkene gepleegde delicten was er bij hem sprake van een amfetaminepsychose. In het meeste recente onderzoek, uitgevoerd in de Van der Hoevenkliniek, wordt geconcludeerd dat de veroordeelde niet voldoet aan de criteria van een narcistische en/of andere persoonlijkheidsstoornis. Voorts blijkt uit de testresultaten dat, zonder het gebruik van middelen, er geen sprake is van een structurele psychotische kwetsbaarheid. Er is echter wel sprake van een narcistische dynamiek die tot moeilijkheden in het contact leidt.
In de behandeling staan het handhaven van abstinentie en het opbouwen en bestendigen van een zinvolle dagbesteding centraal. Betrokkene is sinds de aanvang van zijn detentie abstinent van middelen, hetgeen hij heeft weten te handhaven bij de uitbouw van vrijheden in de vorm van begeleid en onbegeleid verlof.
Het risico op gewelddadig gedrag wordt bij een voorwaardelijke beëindiging van de verpleging van overheidswege als laag ingeschat. Zonder het kader van de terbeschikkingstelling wordt het risico op de langere termijn als matig ingeschat. Risico’s zijn met name gelegen in een eventuele terugval in middelengebruik, waardoor de kans op psychotische ontregeling toe kan nemen.
Aanvankelijk is door de kliniek gekoerst op het inzetten van proefverlof, en daartoe is in de
onderhavige periode een aanvraag gedaan. Het AVt heeft deze aanvraag echter afgewezen. Op 23 april jl. heeft de kliniek -na een nieuwe aanvraag daartoe- toestemming gekregen voor het opstarten van transmuraal verlof.
Gezien het lage risico, de blijvende abstinentie, de goede maatschappelijke inbedding in prosociale structuren en het naar wens verlopende contact met de reclassering, wordt geadviseerd de terbeschikkingstelling te verlengen met de duur van een jaar en de
verpleging van overheidswege voorwaardelijk te beëindigen.
De deskundige M.G. de Bruijn heeft tijdens de terechtzitting van 1 augustus 2018 het advies bevestigd.
Het advies van de reclassering
In het maatregelrapport van de reclassering van 17 juli 2018 wordt geadviseerd de termijn van de terbeschikkingstelling te verlengen met één jaar en de verpleging van overheidswege voorwaardelijk te beëindigen, onder de in dat rapport genoemde voorwaarden. Het rapport houdt verder onder meer in, zakelijk weergegeven:
Het proefverlof werd aanvankelijk afgewezen omdat verondersteld werd dat veroordeelde zonder relatie geen zelfstandig huishouden zou kunnen voeren, schulden zou maken en zou vervuilen. De reclassering is van mening dat dit gemonitord kan worden met de voorwaarden woonbegeleiding en indien nodig schuldhulpverlening. De reclassering heeft de afgelopen negen maanden contact met veroordeelde gehad en dit is probleemloos verlopen. Veroordeelde is zeer gemotiveerd om abstinent van middelen te blijven, zowel vanwege de door hem gepleegde delicten en zijn gezondheid, als door zijn geloof.
Geadviseerd wordt om veroordeelde in aanmerking te laten komen voor voorwaardelijke
beëindiging van de verpleging van overheidswege.
Het standpunt van het openbaar ministerie
De officier van justitie heeft gepersisteerd bij zijn vordering tot verlenging van de terbeschikkingstelling met dwangverpleging met één jaar en heeft daarbij onder meer het volgende aangegeven:
Veroordeelde is pas in 2015 begonnen met de behandeling, waarbij sprake is geweest van een moeizame samenwerking met hem. Ondanks dat hij al lange tijd abstinent is van middelen is nog steeds sprake van een narcistische dynamiek en cognitieve inflexibiliteit. Ik zie in de bestaande stoornissen nog steeds een gevaar voor recidive. Een voorwaardelijke
beëindiging van de dwangverpleging acht ik daarom prematuur.
Het standpunt van de veroordeelde en zijn raadsvrouw
De raadsvrouw is van mening dat deze zaak zich leent voor een voorwaardelijke beëindiging en heeft daartoe het volgende aangevoerd:
Voor wat betreft de begeleiding van veroordeelde bestaat er geen verschil tussen een situatie van proefverloven en die van een voorwaardelijke beëindiging van de dwangverpleging. Veroordeelde wordt in beide gevallen begeleid door de reclassering en Lister. De kliniek staat ook bij een voorwaardelijke beëindiging op afstand.
De narcistische dynamiek leidt bij veroordeelde niet tot delictgevaar. Het risico zit in zijn amfetamineverslaving en die is buiten de kliniek middels voorschriften goed te monitoren. Daarbij is hij al vier jaren abstinent van middelen.
Veroordeelde is bereid zich aan de door de reclassering gestelde voorwaarden te houden.
Veroordeelde en zijn raadsvrouw hebben zich niet verzet tegen een verlenging van de terbeschikkingstelling met een jaar.
Het oordeel van de rechtbank
De rechtbank stelt op grond van de strafmotivering in het onderliggende arrest vast dat de terbeschikkingstelling is opgelegd ter zake van misdrijven gericht tegen of gevaar veroorzakend voor de onaantastbaarheid van het lichaam van een of meer personen.
Op grond van de inhoud van voormelde adviezen, de door de deskundige gegeven toelichting en hetgeen overigens uit het onderzoek ter zitting naar voren is gekomen, is de rechtbank van oordeel dat de veiligheid van anderen, dan wel de algemene veiligheid van personen en goederen vereist dat de termijn van de dwangmaatregel wordt verlengd. De rechtbank zal de terbeschikkingstelling, overeenkomstig de vordering en het verlengingsadvies, met een jaar verlengen.
De rechtbank is, anders dan de officier van justitie, tevens van oordeel dat het recidiverisico onder de hierna te stellen voorwaarden tot een dusdanig niveau wordt teruggebracht dat het verantwoord is de verpleging van overheidswege voorwaardelijk te beëindigen.
De rechtbank heeft gelet op de artikelen 38, 38a en 38g van het Wetboek van Strafrecht.

Beslissing

De rechtbank verlengt de termijn van de terbeschikkingstelling van veroordeelde met één jaar.
De rechtbank beëindigt voorwaardelijk de verpleging van overheidswege.
Stelt daarbij als algemene voorwaarden:
- veroordeelde zal zich niet schuldig maken aan het plegen van strafbare feiten;
- veroordeelde zal ten behoeve van het vaststellen van haar identiteit medewerking verlenen
aan het nemen van een of meer vingerafdrukken of een identiteitsbewijs als bedoeld in
artikel 1 van de Wet op de identificatieplicht ter inzage aanbieden.
Stelt daarbij als bijzondere voorwaarden:
1. veroordeelde zal zich blijven melden bij de reclassering zo frequent en zolang de
reclassering dit noodzakelijk acht en hij zal zijn medewerking verlenen aan huisbezoeken;
2. veroordeelde zal niet verhuizen of van adres veranderen zonder toestemming van de reclassering;
3. veroordeelde zich laat begeleiden door Lister, zolang zijn begeleider(s) en/of de reclassering dit nodig acht(en);
4. veroordeelde zal niet zonder overleg en/of toestemming van de reclassering van dagbesteding veranderen;
5. veroordeelde blijft abstinent van drugs en zal medewerking verlenen aan urinecontroles en bloedproeven als de reclassering dat nodig acht;
6. veroordeelde houdt zich aan het alcoholbeleid, bepaald door de reclassering. Hij geeft openheid van zaken over alcoholgebruik. Hij werkt indien geïndiceerd mee aan controles hierop;
7. veroordeelde zal, indien door de reclassering geïndiceerd, medewerking verlenen aan
Stadgeldbeheer of een andere instelling voor schuldhulpverlening;
8. veroordeelde zal zijn medewerking verlenen aan het uitwisselen van informatie met personen en instanties die contact hebben met veroordeelde, als dat van belang is voor het toezicht. Hij stelt de reclassering op de hoogte als er sprake is van een (intieme) relatie;
9. veroordeelde zal zich niet bevinden in [woonplaats 1] , [woonplaats 2] en de woonplaats van de familie van de slachtoffers. De bezoeken aan Groningen bespreekt hij vooraf met de reclassering;
10. veroordeelde begeeft zich niet zonder toestemming buiten de Europese landsgrenzen van Nederland. Veroordeelde overlegt hierover vooraf met de reclassering, het openbaar ministerie (OM) beslist;
11. veroordeelde werkt mee aan forensisch psychiatrisch toezicht (FPT), en, indien de reclassering dit nodig acht, aan een time-out in een Forensische Psychiatrisch Centrum (FPC) van maximaal 7 weken, met de mogelijkheid van verlenging met nog eens maximaal 7 weken, tot maximaal 14 weken per jaar.
Deze beslissing is gegeven door mr. R.B.M. Keurentjes, voorzitter, mr. P.H.M. Smeets en mr. M. van der Veen, rechters, bijgestaan door W. Brandsma, griffier en uitgesproken ter openbare terechtzitting van 1 augustus 2018.
Mr. Smeets en mr. Van der Veen zijn buiten staat deze beslissing mede te ondertekenen.