ECLI:NL:RBNNE:2018:3263
Rechtbank Noord-Nederland
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Niet-ontvankelijkheid van beroepen inzake belastingaanslagen door erfgenamen
In deze zaak heeft de Rechtbank Noord-Nederland op 14 augustus 2018 uitspraak gedaan over de ontvankelijkheid van beroepen ingesteld door drie erfgenamen tegen belastingaanslagen van hun overleden moeder, [erflaatster], over de jaren 2009 en 2010. De erfgenamen, [erfgenaam A], [erfgenaam B] en [erfgenaam C], hebben beroep ingesteld tegen de aanslagen IB/PVV en ZVW, maar de rechtbank heeft geoordeeld dat de beroepen niet-ontvankelijk zijn. Dit oordeel is gebaseerd op het feit dat de gemachtigde van de eisers, T. Fleer, niet de volledige machtiging had van alle erfgenamen, aangezien de vierde erfgenaam, [erfgenaam D], geen machtiging had verleend.
De rechtbank heeft vastgesteld dat de gemachtigde meermalen in de gelegenheid is gesteld om een machtiging van [erfgenaam D] te verkrijgen, maar dat dit niet is gebeurd. De rechtbank heeft ook overwogen dat de bevoegdheid van [erfgenaam A] om de andere erfgenamen te vertegenwoordigen beperkt was tot het doen van belastingaangiften en het betalen van belastingen, en niet tot het instellen van bezwaar en beroep. De rechtbank heeft geconcludeerd dat de beroepen niet ontvankelijk zijn, omdat de gemachtigde niet bevoegd was om namens alle erfgenamen op te treden.
De uitspraak benadrukt het belang van volledige vertegenwoordiging bij het instellen van beroepen in belastingzaken en de noodzaak voor gemachtigden om de juiste machtigingen te verkrijgen van alle betrokken partijen. De rechtbank heeft de beroepen van de eisers daarom niet-ontvankelijk verklaard, wat betekent dat zij geen rechtsbescherming kunnen krijgen in deze belastingkwestie.