ECLI:NL:RBNNE:2018:3376

Rechtbank Noord-Nederland

Datum uitspraak
23 augustus 2018
Publicatiedatum
23 augustus 2018
Zaaknummer
18.840012-18
Instantie
Rechtbank Noord-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Op tegenspraak
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling van een minderjarige verdachte voor openlijke geweldpleging, afpersing en ontuchtige handelingen

Op 23 augustus 2018 heeft de Rechtbank Noord-Nederland uitspraak gedaan in de zaak tegen een minderjarige verdachte, geboren in 2003, die werd beschuldigd van meerdere strafbare feiten, waaronder openlijke geweldpleging, afpersing en ontuchtige handelingen. De rechtbank heeft de verdachte veroordeeld tot een leerstraf van 40 uren, een voorwaardelijke werkstraf van 100 uren en 6 maanden jeugddetentie, voorwaardelijk met bijzondere voorwaarden. De zaak kwam voort uit incidenten waarbij de verdachte samen met medeverdachten meisjes in een fietstunnel in Delfzijl tegenhield en hen onder druk zette om geld af te geven. Daarnaast was er sprake van geweld tegen een winkelier in Appingedam. De rechtbank oordeelde dat de verdachte, samen met anderen, de meisjes veel angst had aangejaagd en dat zijn gedrag niet als een 'geintje' kon worden gekwalificeerd. De rechtbank heeft ook rekening gehouden met de jonge leeftijd van de verdachte en de aanbevelingen van de Raad voor de Kinderbescherming, die pleitte voor begeleiding en behandeling. De verdachte is schuldig bevonden aan de feiten, maar voor enkele andere tenlastegelegde feiten is hij vrijgesproken. De rechtbank heeft de vordering van de benadeelde partij gedeeltelijk toegewezen, waarbij de verdachte €100,-- moest betalen voor immateriële schade.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-NEDERLAND

Afdeling strafrecht
Locatie Assen
parketnummer 18.840012-18
vonnis van de meervoudige kamer voor de behandeling van strafzaken d.d. 23 augustus 2018 in de zaak van het openbaar ministerie tegen de verdachte

[verdachte] ,

geboren op [geboortedatum] 2003 te [geboorteplaats] ,
wonende te [straatnaam] , [woonplaats] .
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzittingen van 07 en 16 augustus 2018.
Verdachte is verschenen, bijgestaan door mr. P. Rietberg, advocaat te Groningen.
Het openbaar ministerie werd ter terechtzitting vertegenwoordigd door mr. P.A. van der Vliet.

Tenlastelegging

Aan verdachte is ten laste gelegd dat:
1.
hij op of omstreeks 01 november 2017 te Delfzijl ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, met het oogmerk om zich en/of (een) ander(en) wederrechtelijk te bevoordelen door geweld en/of bedreiging met geweld [slachtoffer 1] en/of [slachtoffer 2] en/of [slachtoffer 3] en/of [slachtoffer 4] te dwingen tot de afgifte van geld, in elk geval van enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan [slachtoffer 1] en/of [slachtoffer 2] en/of [slachtoffer 3] en/of [slachtoffer 4] , in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en/of zijn mededader(s),
(- zakelijk weergegeven -) die [slachtoffer 1] en/of [slachtoffer 2] en/of [slachtoffer 3] en/of [slachtoffer 4] , (met half bedekte gezichten) heeft/hebben opgewacht in een fietstunnel en/of (aldaar) heeft/hebben tegen gehouden en/of ingesloten, dan wel de vrije doorgang heeft/hebben belemmerd/geblokkeerd, en/of (daarbij) de fiets(en) van die [slachtoffer 1] en/of [slachtoffer 2] en/of [slachtoffer 3] en/of [slachtoffer 4] heeft/hebben vastgepakt en/of (één of meer van die fietsen) op slot heeft/hebben gezet en/of de fietssleutel(s) heeft/hebben
afgenomen en/of aan die [slachtoffer 1] en/of [slachtoffer 2] en/of [slachtoffer 3] en/of [slachtoffer 4] heeft/hebben toegevoegd dat ze geld moesten betalen/afgeven omdat ze anders niet werden doorgelaten en/of die [slachtoffer 1] en/of [slachtoffer 2] en/of [slachtoffer 3] en/of [slachtoffer 4] aan de kleding/het lichaam heeft/hebben onderzocht en/of bij hen/haar in de tas(sen) en/of portemonnee(s) heeft/hebben gekeken en/of die [slachtoffer 1] en/of [slachtoffer 3] op en/of tegen de billen/het lichaam heeft/hebben geslagen, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
althans, indien ter zake van het vorenstaande geen veroordeling mocht volgen, dat
hij op of omstreeks 01 november 2017 te Delfzijl tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, opzettelijk [slachtoffer 1] en/of [slachtoffer 2] en/of [slachtoffer 3] en/of [slachtoffer 4] wederrechtelijk van de vrijheid heeft/hebben beroofd en/of beroofd gehouden, door die [slachtoffer 1] en/of [slachtoffer 2] en/of [slachtoffer 3] en/of [slachtoffer 4] (met half bedekte gezichten) op te wachten in een fietstunnel en/of (aldaar) tegen te houden en/of in te sluiten, dan wel de vrije doorgang te belemmeren/blokkeren, en/of (daarbij) de fiets(en) van die [slachtoffer 1] en/of [slachtoffer 2] en/of [slachtoffer 3] en/of [slachtoffer 4] vast te pakken en/of (één of meer van die fietsen) op slot te zetten en/of de fietssleutel(s) af te nemen;
2.
hij op of omstreeks 01 november 2017 te Delfzijl tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, met het oogmerk van wederrechtelijke toeëigening heeft weggenomen donuts, in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan [slachtoffer 4] , in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en/of zijn mededader(s), welke diefstal werd voorafgegaan en/of vergezeld en/of gevolgd van geweld en/of bedreiging met geweld tegen [slachtoffer 1] en/of [slachtoffer 2] en/of [slachtoffer 3] en/of [slachtoffer 4] , gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden en/of gemakkelijk te maken en/of om bij betrapping op heterdaad aan zichzelf en/of aan zijn mededader(s) hetzij de vlucht mogelijk te maken, hetzij het bezit van het gestolene te verzekeren, welk geweld en/of welke bedreiging met geweld hierin bestond(en) dat verdachte en/of zijn mededader(s) (met half bedekte gezichten) die [slachtoffer 1] en/of [slachtoffer 2] en/of [slachtoffer 3] en/of [slachtoffer 4] heeft/hebben opgewacht in een fietstunnel en/of hen/haar (aldaar) heeft/hebben tegen gehouden en/of ingesloten, dan wel de vrije doorgang heeft/hebben belemmerd/geblokkeerd, en/of (daarbij) de fiets(en) van die [slachtoffer 1] en/of [slachtoffer 2] en/of [slachtoffer 3] en/of [slachtoffer 4] heeft/hebben vastgepakt en/of (van één of meer) op slot heeft/hebben gezet en/of de fietssleutel(s) heeft/hebben afgenomen en/of aan die [slachtoffer 1] en/of [slachtoffer 2] en/of [slachtoffer 3] en/of [slachtoffer 4] heeft/hebben toegevoegd dat ze geld moesten betalen/afgeven omdat ze anders niet werden doorgelaten en/of die [slachtoffer 1] en/of [slachtoffer 2] en/of [slachtoffer 3] en/of [slachtoffer 4] (overhoeds) aan de kleding/het lichaam heeft/hebben onderzocht en/of bij hen/haar in de tas(sen) en/of portemonnee(s) heeft/hebben gekeken en/of [slachtoffer 1] en/of en/of [slachtoffer 3] op en/of tegen de billen/het lichaam heeft/hebben geslagen;
althans, indien ter zake van het vorenstaande geen veroordeling mocht volgen, dat
hij op of omstreeks 01 november 2017 te Delfzijl tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, met het oogmerk van wederrechtelijke toeëigening heeft weggenomen donuts, in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan [slachtoffer 4] , in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en/of zijn mededader(s);
3.
hij op of omstreeks 01 november 2017 te Delfzijl, tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, door geweld of een andere feitelijkheid en/of bedreiging met geweld of een andere feitelijkheid, te weten door (met half bedekte gezichten) die (tevens nog nader te noemen) [slachtoffer 1] en/of [slachtoffer 3] op te wachten in een fietstunnel en/of (aldaar) tegen te houden en/of in te sluiten, dan wel de vrije doorgang te belemmeren/blokkeren, en/of (daarbij) de fiets(en) van die [slachtoffer 1] en/of [slachtoffer 3] vast te pakken en/of (daarna) (onverhoeds) te slaan op de billen en/of te grijpen naar de borst(en), [slachtoffer 1] en/of [slachtoffer 3] heeft gedwongen tot het plegen en/of dulden van een of meer ontuchtige handelingen, te weten het betasten van de borst(en) van die [slachtoffer 1] en/of het betasten van de billen van die [slachtoffer 1] en/of [slachtoffer 3] ;
althans, indien ter zake van het vorenstaande geen veroordeling mocht volgen, dat
hij op of omstreeks 01 november 2017 te Delfzijl, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, met [slachtoffer 1] en/of [slachtoffer 3] , geboren op (respectievelijk) [geboortedatum] 2002 en/of [geboortedatum] 2002, die toen de leeftijd van zestien jaren nog niet had bereikt, buiten echt, een of meer ontuchtige handelingen heeft gepleegd, te weten het betasten van de billen en/of de borst(en);
4.
hij op of omstreeks 01 november 2017 te Delfzijl tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen [slachtoffer 1] en/of [slachtoffer 3] heeft mishandeld door hen/haar (met kracht) op de billen te slaan en/of tegen de billen te schoppen;
5.
(18.840021.18) hij op of omstreeks 2/3 oktober 2017 te Appingedam, tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening in/uit een clubgebouw/pand heeft weggenomen (een) kinder crosshelm(en) en/of een (paarse) crossfiets en/of geld en/of snoep/drink- en/of etenswaren en/of kleding (race-/BMX pakken), in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan [benadeelde partij] , in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en/of zijn mededaders, waarbij verdachte en/of zijn mededaders zich de toegang tot de plaats van het misdrijf hebben verschaft en/of die/dat weg te nemen (een) goed(eren) en/of geld onder zijn/haar/hun bereik hebben gebracht door middel van braak, verbreking en/of inklimming;
althans, indien ter zake van het vorenstaande geen veroordeling mocht volgen, dat
hij op of omstreeks 2/3 (althans in of omstreeks de maand) oktober 2017 te Appingedam, (een) goed(eren) te weten (een) kinder crosshelm(en) en/of een (paarse) crossfiets en/of geld en/of snoep/drink- en/of etenswaren en/of kleding (race-/BMX pakken) heeft verworven, voorhanden gehad, en/of overgedragen, terwijl hij ten tijde van de verwerving of het voorhanden krijgen van dit/deze goed(eren) wist dat het (een) door misdrijf verkregen goed(eren) betrof;
6.
hij op of omstreeks 24 november 2017 te Appingedam tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, met het oogmerk van wederrechtelijke toeëigening heeft weggenomen een bromfiets (Puch Maxi-S), in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan [slachtoffer 5] , in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en/of zijn mededader(s);
althans, indien ter zake van het vorenstaande geen veroordeling mocht volgen, dat
hij op of omstreeks 24 (althans in of omstreeks de maand) november 2017 te Appingedam, een goed te weten een bromfiets (Puch Maxi-S) heeft verworven, voorhanden gehad, en/of overgedragen, terwijl hij ten tijde van de verwerving of het voorhanden krijgen van dit goed wist dat het een door misdrijf verkregen goed betrof;
7.
(18.840039.18) hij op of omstreeks 30 maart 2018 te Appingedam openlijk, te weten, op of aan de Dijkstraat, in elk geval op of aan de openbare weg en/of op een voor het publiek toegankelijke plaats, in vereniging geweld heeft gepleegd tegen een persoon te weten [slachtoffer 6] door
- hem meermalen en/of met kracht in en/of tegen het hoofd/gezicht en/of (elders) in/op en/of tegen het lichaam (w.o. de buik), te slaan en/of
- hem meermalen en/of met kracht tegen de benen en/of (elders) op en/of tegen het lichaam (w.o. de rug), te schoppen en/of
- hem een (voet)bal in en/of tegen het hoofd/gezicht te gooien en/of - hem in te sluiten en/of te bespringen;
althans, indien ter zake van het vorenstaande geen veroordeling mocht volgen, dat
hij op of omstreeks 30 maart 2018 te Appingedam tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen [slachtoffer 6] heeft mishandeld door hem meermalen en/of met kracht in/op en/of tegen het hoofd/gezicht en/of (elders) op en/of tegen het lichaam te slaan en/of meermalen en/of met kracht tegen de benen en/of (elders) op en/of tegen het lichaam te schoppen;
Beoordeling van het bewijs
Standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft geconcludeerd dat het onder 1 primair, 2 primair, 3 primair, 5 primair, 6 subsidiair en 7 primair ten laste gelegde kan worden bewezen.
Voor feit 4 dient vrijspraak te volgen nu onvoldoende duidelijk is in welke mate verdachte bij dit feit betrokken is geweest.
De officier van justitie heeft met betrekking tot de feiten onder 1 en 2 verwezen naar de aangiftes waaruit naar voren komt dat de groep als één geheel heeft gefunctioneerd en dat de meisjes zich door de groep als geheel bedreigd hebben gevoeld. Verdachte maakte deel uit van die groep en is daarmee mede verantwoordelijk voor de verweten gedragingen van de groep.
Met betrekking tot de overige bewezen te achten feiten is de betrokkenheid van verdachte daarbij voldoende komen vast te staan.
Standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft op gronden als vermeld in de pleitnota betoogd dat de verdachte ter zake van het onder 4, 5 primair, 6 primair en 7 ten laste gelegde moet worden vrijgesproken.
Voor de feiten 1 primair, 2 primair, 5 subsidiair en 6 subsidiair kan een bewezenverklaring volgen. Voor feit 3 primair kan eveneens een bewezenverklaring volgen, doch louter voor zover het betreft het betasten van de borst van [slachtoffer 1] . Verdachte heeft dit erkend. Voor feit 3 primair dient vrijspraak te volgen voor zover het betreft het betasten van de billen van [slachtoffer 1] en/of [slachtoffer 3] , nu zich hiervoor in het dossier onvoldoende bewijs bevindt.
Oordeel van de rechtbank
De rechtbank acht met de officier van justitie en de raadsvrouwe op dit punt, mede gezien de bekennende verklaring van verdachte, hetgeen verdachte onder 1 en 2 primair ten laste is gelegd wettig en overtuigend bewezen.
De rechtbank is van oordeel dat verdachte van het onder 3 primair ten laste gelegde moet worden vrijgesproken omdat het eerder gepleegde geweld niet was gericht op het uitvoeren van de ontuchtige handelingen door verdachte.
Ten aanzien van het onder 3 subsidiair ten laste gelegde acht de rechtbank wettig en overtuigend bewezen dat verdachte met aangeefster [slachtoffer 1] een ontuchtige handeling heeft gepleegd door een borst van haar te betasten.
Uit het dossier blijkt onvoldoende dat het verdachte is geweest die aangeefsters [slachtoffer 3] en [slachtoffer 1] tegen de billen heeft geslagen zodat de rechtbank met betrekking tot het onder 3 subsidiair ten laste gelegde dit onderdeel niet bewezen acht.
De rechtbank zal verdachte van feit 4 vrijspreken omdat dit feit al is opgenomen in het onder 1 primair ten laste gelegde, welk feit de rechtbank bewezen acht zoals hierna zal worden aangegeven.
De rechtbank zal verdachte van het onder 5 primair ten laste gelegde eveneens vrijspreken nu verdachte alleen heeft gedeeld in de opbrengst van de inbraak waarvan verdachte wist dat die plaatsvond en daar verder niet bij betrokken is geweest. Het alleen op de uitkijk staan acht de rechtbank in dit geval onvoldoende om te kunnen spreken van een significante bijdrage aan de uitvoering van de inbraak.
Ook voor feit 6 primair dient vrijspraak te volgen nu uit het dossier voldoende is gebleken dat verdachte pas na de diefstal op de betreffende brommer heeft gereden, terwijl hij wist dat deze brommer was gestolen. Dat leidt er toe dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan opzetheling van deze brommer.
De rechtbank volstaat ten aanzien van het hierna onder 1 primair, 2 primair, 3 subsidiair, 5 subsidiair en 6 subsidiair bewezen verklaarde met een opgave van de bewijsmiddelen overeenkomstig het bepaalde in artikel 359, derde lid tweede volzin, van het Wetboek van Strafvordering, nu verdachte het hierna bewezen verklaarde duidelijk en ondubbelzinnig heeft bekend.
Deze opgave luidt als volgt:
1. de verklaring van verdachte afgelegd ter terechtzitting van 07 augustus 2018;
2. een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van verhoor getuige d.d. 13 november 2017, opgenomen op pagina 111 e.v. van het dossier van Politie Noord-Nederland met nummer PL0100-2017316131 d.d. 4 december 2017, inhoudende de verklaring van [slachtoffer 1] .
3. een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van aangifte d.d. 6 november 2017, opgenomen op pagina 148 e.v. van voornoemd dossier, inhoudende de verklaring van [slachtoffer 2] .
4. een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van aangifte d.d. 2 november 2017, opgenomen op pagina 154 e.v. van voornoemd dossier, inhoudende de verklaring van [slachtoffer 3] .
5. een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van aangifte d.d. 2 november 2017, opgenomen op pagina 158 e.v. van voornoemd dossier, inhoudende de verklaring van [slachtoffer 4] .
6. een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van verhoor verdachte d.d. 27 november 2017, opgenomen op pagina 162 e.v. van voornoemd dossier, inhoudende de verklaring van [medeverdachte 1] .
7. een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van verhoor verdachte d.d. 29 november 2017, opgenomen op pagina 168 e.v. van voornoemd dossier, inhoudende de verklaring van [medeverdachte 2] .
8. een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van verhoor verdachte d.d. 28 november 2017, opgenomen op pagina 181 e.v. van voornoemd dossier, inhoudende de verklaring van [medeverdachte 3] .
9. een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van aangifte d.d. 3 oktober 2017, opgenomen op pagina 83 e.v. van het dossier van Politie Noord-Nederland met nummer PL0100-2018010963 d.d. 17 januari 2018, inhoudende de verklaring van [naam] , namens [benadeelde partij] .
10. een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van aangifte d.d. 4 januari 2018, opgenomen op pagina 39 e.v. van het onder 9 genoemde dossier van Politie Noord-Nederland, inhoudende de verklaring van [slachtoffer 5] .
De rechtbank komt tot een bewezenverklaring van het onder 7 primair ten laste gelegde nu uit de verklaringen van aangever, de getuige en medeverdachten voldoende is gebleken dat verdachte een actieve rol bij de mishandeling van aangever heeft gehad.
De bewijsmiddelen houden daaromtrent het volgende in.
1. een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van aangifte d.d. 30 maart 2018, opgenomen op pagina 81 e.v. van het dossier van Politie Noord-Nederland met nummer PL0100-2018076564 d.d. 10 april 2018, inhoudende de verklaring van [slachtoffer 6] .
Vanmiddag, vrijdag 30 maart 2018, was ik werkzaam in mijn winkel in Appingedam. Ik hoorde buiten op straat lawaai. Ik ging kijken en zag dat in de Dijkstraat, nabij mijn winkel, een groep jongeren liep.
Ik zag toen dat die groep jongens de doorgang belemmerde. Ik zag ook dat de vrouw, die zojuist bij mij in de winkel was, voor die groep stond met haar fiets en niet verder kon omdat haar de vrije doorgang werd belemmerd. Omdat ik dit asociaal vond liep ik naar die groep jongeren en sprak hen aan op hun gedrag.
Ik zag toen dat ik door de gehele groep werd omsingeld.
Vervolgens werd ik geschopt en geslagen. Ik zag en voelde namelijk dat ik tegen mijn hoofd werd geslagen en voelde ook dat ik tegen mijn benen werd geschopt. Ik verklaar u dat alle jongens van die groep mij geslagen en/of geschopt hebben.
Als ik iemand voor mij zag dan werd ik van achteren geschopt of geslagen op zowel mijn hoofd als ook op mijn benen. Ik voelde de pijn en voelde ook bloed stromen uit mijn neus.
2. een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van verhoor getuige d.d. 31 maart 2018, opgenomen op pagina 89 e.v. van het onder 1 genoemde dossier van Politie Noord-Nederland, inhoudende de verklaring van [getuige] .
Ik zag dat de man naar die kinderen toe liep. Ik zag en hoorde dat de man de kinderen op hun gedrag aan sprak. Hij probeerde de kinderen aan te spreken op hun gedrag, maar dit werd gewoon niet gepikt. Toen begon het gegooi met fietsen en alles, na een korte woorden-wisseling. Die kinderen gooiden zelf met hun fietsen in de richting van die man. Ook werd de bal tegen zijn hoofd aan gegooid door 1 van die kinderen. De man werd door de groep kinderen mishandeld. Ik heb gezien dat de man geslagen en geschopt werd en dat hij besprongen werd.
Ik heb gezien dat het groepje kinderen allemaal deel uit heeft gemaakt van de mishandeling van die man. Er is niet 1 bij geweest die alleen maar heeft gekeken.
3. een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van verhoor minderjarige verdachte d.d. 31 maart 2018, opgenomen op pagina 91 e.v. van het onder 1 genoemde dossier van Politie Noord-Nederland, inhoudende de verklaring van [medeverdachte 4] .
De man is wel flink door ons geslagen.
Ik heb de man zelf een paar klappen op zijn hoofd gegeven.
De andere jongens hebben de man ook geslagen.
4. een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van verhoor minderjarige verdachte d.d. 31 maart 2018, opgenomen op pagina 96 e.v. van het onder 1 genoemde dossier van Politie Noord-Nederland, inhoudende de verklaring van [medeverdachte 2] .
Op dat moment gooide [medeverdachte 3] die bal naar die man en die bal raakte hem maar ik weet niet waar.
Ik zag dat [medeverdachte 5] naar die man liep en dat [medeverdachte 5] die man sloeg.
Ik heb die man geslagen en deed dat met gebalde vuist neerwaarts. Ik heb die man geraakt op zijn rug. Ik kan zeggen dat ik ook heb gezien dat [medeverdachte 6] slaande bewegingen maakte.
5. een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van verhoor minderjarige verdachte d.d. 31 maart 2018, opgenomen op pagina 100 e.v. van het onder 1 genoemde dossier van Politie Noord-Nederland, inhoudende de verklaring van [medeverdachte 7] .
[medeverdachte 3] had de voetbal nog in zijn hand en ik zag dat [medeverdachte 3] vervolgens die bal in het gezicht van die man gooide.
Op dat moment zijn we allemaal op die man afgesprongen. Ik heb hem een keer geslagen met gebalde vuist en ik heb hem geraakt op zijn linkerwang. Ik zag dat [medeverdachte 8] die man drie keer met gebalde vuist op zijn achterhoofd sloeg en hem ook raakte.
Ik zag dat [medeverdachte 2] die man een keer sloeg met gebalde vuist in zijn gezicht. Ik heb gezien dat hij hem ook raakte. Ik heb ook gezien dat [medeverdachte 2] die man een keer trapte en dat deed hij zijwaarts en hij raakte die man op zijn rug.
6. een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van verhoor verdachte d.d. 31 maart 2018, opgenomen op pagina 104 e.v. van het onder 1 genoemde dossier van Politie Noord-Nederland, inhoudende de verklaring van [medeverdachte 3] .
We gingen vechten omdat die man ons aanraakte. Wij hebben allemaal die man geslagen en geschopt.
7. een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van verhoor verdachte d.d. 31 maart 2018, opgenomen op pagina 107 e.v. van het onder 1 genoemde dossier van Politie Noord-Nederland, inhoudende de verklaring van [verdachte] .
[medeverdachte 3] had een voetbal in zijn handen en ik zag dat [medeverdachte 3] met die bal tegen de linkerslaap van die man sloeg.
Ik zag dat [medeverdachte 3] opzettelijk en met kracht met gebalde vuist naar die man sloeg en hem raakte op zijn gezicht en buik.

Bewezenverklaring

De rechtbank acht het onder 1 primair, 2 primair, 3 subsidiair, 5 subsidiair, 6 subsidiair en 7 primair ten laste gelegde wettig en overtuigend bewezen, met dien verstande dat:
1.
hij op 01 november 2017 te Delfzijl ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om tezamen en in vereniging met anderen, met het oogmerk om zich en anderen wederrechtelijk te bevoordelen door geweld en bedreiging met geweld [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] en [slachtoffer 3] en [slachtoffer 4] te dwingen tot de afgifte van geld, toebehorende aan [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] en [slachtoffer 3] en [slachtoffer 4] ,
-zakelijk weergegeven- die [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] en [slachtoffer 3] en [slachtoffer 4] , met half bedekte gezichten heeft opgewacht in een fietstunnel en aldaar heeft tegen gehouden en de vrije doorgang heeft belemmerd, en daarbij de fietsen van die [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] en [slachtoffer 3] en [slachtoffer 4] heeft vastgepakt en één of meer van die fietsen op slot heeft gezet en de fietssleutels heeft afgenomen en aan die [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] en [slachtoffer 3] en [slachtoffer 4] heeft toegevoegd dat ze geld moesten afgeven omdat ze anders niet werden doorgelaten en bij [slachtoffer 1] en [slachtoffer 4] in de tas en/of portemonnee heeft gekeken en die [slachtoffer 1] en [slachtoffer 3] tegen de billen heeft geslagen,
terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
2.
hij op 01 november 2017 te Delfzijl tezamen en in vereniging met anderen, met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening heeft weggenomen donuts, toebehorende aan [slachtoffer 4] , welke diefstal werd voorafgegaan en vergezeld en gevolgd van geweld en bedreiging met geweld tegen [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] en [slachtoffer 3] en [slachtoffer 4] , gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden en gemakkelijk te maken, welk geweld en welke bedreiging met geweld hierin bestonden dat verdachte en/of zijn mededaders met half bedekte gezichten die [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] en [slachtoffer 3] en [slachtoffer 4] hebben opgewacht in een fietstunnel en hen aldaar hebben tegen gehouden en de vrije doorgang hebben belemmerd en daarbij de fietsen van die [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] en [slachtoffer 3] en [slachtoffer 4] hebben vastgepakt en één of meer van die fietsen op slot hebben gezet en de fietssleutels hebben afgenomen en aan die [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] en [slachtoffer 3] en [slachtoffer 4] hebben toegevoegd dat ze geld moesten afgeven omdat ze anders niet werden doorgelaten en bij [slachtoffer 1] en [slachtoffer 4] in de tas en/of portemonnee hebben gekeken en die [slachtoffer 1] en [slachtoffer 3] tegen de billen hebben geslagen;
3.
hij op 01 november 2017 te Delfzijl, met [slachtoffer 1] , geboren op [geboortedatum] 2002, die toen de leeftijd van zestien jaren nog niet had bereikt, buiten echt, een ontuchtige handeling heeft gepleegd, te weten het betasten van een borst;
5.
hij op 2 oktober 2017 te Appingedam, goederen te weten snoep/drinkwaren voorhanden heeft gehad, terwijl hij ten tijde van het voorhanden krijgen van deze goederen wist dat het door misdrijf verkregen goederen betrof;
6.
hij op 24 november 2017 te Appingedam, een goed te weten een bromfiets (Puch Maxi-S) voorhanden heeft gehad, terwijl hij ten tijde van het voorhanden krijgen van dit goed wist dat het een door misdrijf verkregen goed betrof;
7.
hij op 30 maart 2018 te Appingedam openlijk, te weten, op de Dijkstraat in vereniging geweld heeft gepleegd tegen een persoon te weten [slachtoffer 6] door
- hem meermalen en met kracht tegen het hoofd/gezicht en elders tegen het lichaam (w.o. de buik), te slaan en
- hem meermalen en met kracht tegen de benen en elders tegen het lichaam (w.o. de rug), te schoppen en
- hem een voetbal tegen het hoofd/gezicht te gooien en
- hem in te sluiten en te bespringen.
Verdachte zal van het meer of anders ten laste gelegde worden vrijgesproken, aangezien de rechtbank dat niet bewezen acht.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. Verdachte is daardoor niet geschaad in de verdediging.

Strafbaarheid van het bewezen verklaarde

Het bewezen verklaarde levert op:
1. Primair: poging tot afpersing, terwijl het feit wordt gepleegd door twee of meer verenigde personen.
2. Primair: diefstal, voorafgegaan en vergezeld en gevolgd van geweld en bedreiging met
geweld tegen personen, terwijl het feit wordt gepleegd door twee of meer verenigde
personen.
3. Subsidiair: met iemand beneden de leeftijd van zestien jaren buiten echt ontuchtige
handelingen plegen.
5. Subsidiair: opzetheling.
6. Subsidiair: opzetheling.
7. Primair: Openlijk in vereniging geweld plegen tegen personen.
Deze feiten zijn strafbaar nu geen omstandigheden aannemelijk zijn geworden die de strafbaarheid uitsluiten.

Strafbaarheid van verdachte

De rechtbank acht verdachte strafbaar nu niet van enige strafuitsluitingsgrond is gebleken.

Strafmotivering

Vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat verdachte ter zake van het onder 1 primair, 2 primair, 3 primair, 5 primair, 6 subsidiair en 7 primair ten laste gelegde wordt veroordeeld tot
- een leerstraf van 40 uren subsidiair 20 dagen jeugddetentie, inhoudende het volgen van de training So-Cool;
- een werkstraf van 100 uren subsidiair 50 dagen jeugddetentie, met aftrek van voorarrest;
- 6 maanden jeugddetentie, voorwaardelijk met een proeftijd van 2 jaren met de bijzondere voorwaarden een meldplicht, het meewerken aan een nader onderzoek en (ambulante) behandeling, het volgen van onderwijs en ITB Criem gedurende de eerste drie maanden van de proeftijd.
Standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft aangegeven dat ingestemd kan worden met het strafadvies van de Raad voor de Kinderbescherming. De eis van de officier van justitie dient gematigd te worden gelet op de bepleite vrijspraken en voorts gelet op de omstandigheid dat verdachte nog een zwaar traject zal moeten doorlopen.
Oordeel van de rechtbank
Bij de bepaling van de straf heeft de rechtbank rekening gehouden met de aard en de ernst van het bewezen en strafbaar verklaarde, de omstandigheden waaronder dit is begaan, de persoon van verdachte zoals deze naar voren is gekomen uit het onderzoek op de terechtzitting en het over hem opgemaakte rapport van de Raad voor de Kinderbescherming, het verdachte betreffende uittreksel uit de justitiële documentatie, alsmede de vordering van de officier van justitie en het pleidooi van de raadsvrouw.
De rechtbank heeft in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen.
Verdachte heeft samen met 4 medeverdachten een viertal meisjes tegengehouden bij een fietstunneltje in Delfzijl. Om verder te mogen fietsen moesten de meisjes geld betalen aan de groep waartoe verdachte behoorde. Die eis werd kracht bijgezet door de fietsen van de meisjes vast te houden en door de fietsen van twee meisjes op slot te zetten en de sleutels af te nemen. Ook werden tassen doorzocht en moest één meisje haar portemonnee open doen om aan te tonen dat ze geen geld had. Ook werden er twee donuts weggenomen en ter plekke opgegeten. Op enig moment zagen drie meisjes kans weg te komen nadat er twee fietsers naderden en de groep daardoor werd afgeleid. Het vierde meisje kon even later wegkomen waarbij zij op het laatste moment nog door verdachte in haar borst werd geknepen.
Dit betreft een uitermate naar incident. De groep jongens waarvan verdachte deel uitmaakte, heeft de meisjes die zij hebben staande gehouden in de tunnel, veel angst aangejaagd. Voor zover verdachte de rechtbank heeft willen doen geloven dat het allemaal zou zijn begonnen als “een geintje”, overweegt de rechtbank dat de wijze waarop de meisjes zijn tegengehouden -waarbij er meteen is gevraagd om geld-, in de verste verte niet is aan te merken als (het begin van) “een geintje”. Daar komt bij dat het incident zich heeft afgespeeld in een tunnel, terwijl het al donker begon te worden, en waarbij twee leden van de groep gezichtsbedekking droegen (te weten een capuchon en een trui die tot over de neus was opgetrokken, zodat van hun gezichten alleen de ogen te zien waren). Al met al hebben de meisjes aldus, door toedoen van de groep waartoe verdachte behoorde, in de tunnel bedreigende en angstige momenten doorgemaakt.
Verdachte heeft verder gedeeld in de buit van een inbraak bij fietscrossclub [benadeelde partij] . Verdachte heeft, volgens zijn eigen verklaring, bij deze inbraak op een afstandje staan toekijken. In elk geval wist hij dat de inbraak, op dat moment, werd gepleegd. Bij deze inbraak waren (onder andere) jongens betrokken met wie verdachte enkele weken later de meisjes heeft tegengehouden bij het tunneltje in Delfzijl.
Voorts heeft verdachte op een brommer gereden waarvan hij wist dat deze was gestolen.
Ten slotte heeft verdachte, op 30 maart 2018, wederom (onder andere) met jongens met wie hij de eerdere strafbare feiten had gepleegd, geweld gepleegd tegen een winkelier in Appingedam, in de Dijkstraat. Verdachte en zijn medeverdachten waren zeer luidruchtig aanwezig in het centrum van Appingedam, waarbij zij winkelend publiek hinderden en uitscholden. Op het moment dat de winkelier hen aansprak op hun gedrag, is deze door de groep waartoe verdachte behoorde, fors mishandeld. Verdachte heeft, samen met de overige jongens van de groep, aldus een ernstige inbreuk gemaakt op de lichamelijke (en geestelijke) integriteit van het slachtoffer. Daarnaast heeft te gelden dat, meer in het algemeen, dit bewezen verklaarde feit bijdraagt aan het ontstaan en het in stand houden van de in de samenleving levende gevoelens van onrust en onveiligheid.
Ten voordele van verdachte heeft de rechtbank rekening gehouden met de omstandigheid dat verdachte, die “first offender” is, sinds het plegen van het meest recente strafbare feit -de openlijke geweldpleging op 30 maart 2018- zich niet meer aan een strafbaar feit heeft schuldig gemaakt. Jeugdreclassering is in een vrijwillig kader reeds betrokken bij het gezin waarvan verdachte deel uitmaakt en zowel verdachte als zijn moeder ervaren het contact met de jeugdreclassering als positief.
In het rapport van de Raad voor de Kinderbescherming (hierna: de Raad) d.d. 30 juli 2018 is vermeld dat het algemeen recidiverisico hoog is gelet op de vele mutaties die verdachte op zijn naam heeft staan. Vanuit het door de Raad verrichte onderzoek wordt de kans op herhaling als midden geschat.
Om te voorkomen dat verdachte opnieuw tot strafbare feiten komt en gelet op de jonge leeftijd van verdachte adviseert de Raad om direct fors in te zetten op onderzoek, versterken van vaardigheden, begeleiding en controle.
In het nadere onderzoek dient onder andere aandacht te zijn voor de gewetensfunctie, beïnvloedbaarheid, de eventuele invloed van de afwezige vader en dient er een nieuwe IQ bepaling plaats te vinden.
De Raad ziet een lange periode van begeleiding als noodzakelijk en wil daar ook ITB Criem aan verbinden, mede omdat dit een verhoogde contactfrequentie inhoudt en meer inzoomt op culturele aspecten in de opvoeding.
Ter vergroting van vaardigheden adviseert de Raad om verdachte de gedragsinterventie So-Cool (regulier 40 uur) op te leggen. Op die wijze leert verdachte sociale problemen op te lossen, wordt zijn zelfvertrouwen gesterkt en worden zijn sociale vaardigheden verbeterd.
Voorts acht de Raad het van belang dat verdachte gedurende twee jaren wordt begeleid door de jeugdreclassering waarvan de eerste drie maanden in het kader van ITB Criem en dat verdachte onderwijs zal volgen. Deze bijzondere voorwaarden kunnen worden gekoppeld aan een voorwaardelijke werkstraf.
De rechtbank zal het advies van de Raad volgen, met dien verstande dat de rechtbank, naast de geadviseerde leerstraf en voorwaardelijke werkstraf, -in afwijking van dat advies- ook een deels onvoorwaardelijke werkstraf zal opleggen. Daarbij heeft de rechtbank gelet op de ernst en het aantal van de nu bewezen verklaarde feiten.
Alles afwegende komt de rechtbank tot het oordeel dat, naast het opleggen van de geadviseerde leerstraf, volstaan kan worden met het opleggen van een werkstraf van 100 uren waarvan 75 uren voorwaardelijk met daaraan gekoppeld de door de Raad geadviseerde bijzondere voorwaarden.

Benadeelde partij

[slachtoffer 1] heeft zich als benadeelde partij in het strafproces gevoegd met een vordering tot schadevergoeding. Gevorderd wordt een bedrag van € 900,-- ter vergoeding van immateriële schade, vermeerderd met wettelijke rente vanaf de datum dat de schade is ontstaan.
Standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat de vordering kan worden toegewezen met oplegging van de schadevergoedingsmaatregel. De officier van justitie heeft aangegeven dat verdachte één vijfde deel van de schade dient te vergoeden oftewel € 180,--.
Standpunt van de verdediging
De raadsrouw heeft zich op het standpunt gesteld dat de vordering tot één vijfde deel wordt erkend.
Oordeel van de rechtbank
Naar het oordeel van de rechtbank is voldoende aannemelijk geworden dat de benadeelde partij immateriële schade heeft geleden en dat deze schade een rechtstreeks gevolg is van het onder 1 bewezen verklaarde. De rechtbank zal dit bedrag, gelet op alle omstandigheden, enigszins matigen tot € 500,--.
De groep die de bewezen verklaarde feiten onder 1 primair en onder 2 primair heeft begaan bestond uit vijf personen.
De rechtbank is met de officier van justitie van oordeel dat moet worden afgezien van het hoofdelijk toewijzen van de vordering. Gelet hierop zal de rechtbank (bij elke verdachte) de vordering toe wijzen tot een bedrag van € 100,--, te vermeerderen met de gevorderde wettelijke rente over dit bedrag vanaf 1 november 2017.
Nu vast staat dat verdachte tot het hiervoor genoemde bedrag aansprakelijk is voor de schade die door het bewezen verklaarde is toegebracht, zal de rechtbank de schadevergoedingsmaat-regel opleggen om te bevorderen dat de schade door verdachte wordt vergoed.
De rechtbank zal verdachte veroordelen in de kosten die de benadeelde partij tot aan deze uitspraak in verband met de vordering heeft gemaakt, tot op heden begroot op nihil, en in de kosten die de benadeelde partij ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog moet maken.

Toepassing van wetsartikelen

De rechtbank heeft gelet op de artikelen 27, 36f, 45, 77a, 77g, 77m, 77n, 77x, 77y, 77z, 77aa, 77gg, 141, 310, 312, 317, 247 en 416 van het Wetboek van Strafrecht, zoals deze artikelen golden ten tijde van het bewezen verklaarde.

Uitspraak

De rechtbank

Verklaart niet bewezen hetgeen verdachte onder 3 primair, 4, 5 primair en 6 primair is ten laste gelegd en spreekt verdachte daarvan vrij.
Verklaart het onder 1 primair, 2 primair, 3 subsidiair, 5 subsidiair, 6 subsidiair en 7 primair ten laste gelegde bewezen, te kwalificeren en strafbaar zoals voormeld en verdachte daarvoor strafbaar.
Verklaart niet bewezen hetgeen aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan het bewezen verklaarde en spreekt verdachte daarvan vrij.
Veroordeelt verdachte tot:

een taakstraf bestaande uit een leerstraf voor de duur van 40 uren, welke

leerstraf inhoudt dat verdachte de gedragsinterventie So-Cool dient te volgen.

Beveelt dat voor het geval de veroordeelde de leerstraf niet naar behoren verricht, vervangende jeugddetentie voor de duur van 20 dagen zal worden toegepast.

een taakstraf bestaande uit een werkstraf voor de duur van 100 uren.

Bepaalt dat van deze taakstraf
een gedeelte, groot 75 uren, niet zal worden ten uitvoer gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten, op grond dat de veroordeelde voor het einde van of gedurende de proeftijd, welke hierbij wordt vastgesteld op 2 jaren, de hierna te noemen algemene of bijzondere voorwaarden niet heeft nageleefd.
Beveelt dat voor het geval de veroordeelde het onvoorwaardelijk opgelegde deel van de taakstraf niet naar behoren verricht, vervangende jeugddetentie voor de duur van 12 dagen zal worden toegepast.
Beveelt voorts dat, indien het mocht komen tot de tenuitvoerlegging van het voorwaardelijk opgelegde deel van de taakstraf, vervangende jeugddetentie voor de duur van 37 dagen zal worden toegepast, indien de veroordeelde dat deel van de taakstraf niet naar behoren verricht.
Beveelt dat de tijd door de veroordeelde vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde taakstraf geheel in mindering zal worden gebracht naar de maatstaf van 2 uren per dag inverzekeringstelling.
Stelt als algemene voorwaarden:
1. dat de veroordeelde zich voor het einde van de proeftijd niet schuldig maakt aan een strafbaar feit;
2. dat de veroordeelde ten behoeve van het vaststellen van zijn identiteit, medewerking verleent aan het nemen van een of meer vingerafdrukken of een identiteitsbewijs als bedoeld in artikel 1 van de Wet op de identificatieplicht ter inzage aanbiedt;
3. dat de veroordeelde medewerking verleent aan het reclasseringstoezicht als bedoeld in artikel 77aa, eerste tot en met het vierde lid, van het Wetboek van Strafrecht, de medewerking aan huisbezoeken daaronder begrepen.
Stelt als bijzondere voorwaarden:
1. dat de veroordeelde zich op uitnodiging zal melden bij Jeugdbescherming Noord en Veilig Thuis te Groningen. Hierna dient veroordeelde zich te blijven melden zo frequent en zolang de jeugdreclassering dit, tijdens de proeftijd, noodzakelijk acht;
2. dat de veroordeelde volgens het lesrooster onderwijs zal volgen;
3. dat de veroordeelde mee zal werken aan een nader onderzoek en behandeling door een instantie nader te bepalen door de jeugdreclassering;
4. dat de veroordeelde mee zal werken aan de intensieve begeleiding in het kader van ITB Criem voor de duur van drie maanden.
Draagt de gecertificeerde instelling William Schrikker Groep te Amsterdam op toezicht te houden op de naleving van de voorwaarden en de veroordeelde ten behoeve daarvan te begeleiden.
Ten aanzien van 18.840012-18, feit 1 primair en feit 2 primair:
Wijst de vordering van de benadeelde partij
[slachtoffer 1]toe tot na te melden bedrag en veroordeelt verdachte mitsdien tot betaling aan deze benadeelde partij van een bedrag van
€ 100,--(zegge: honderd euro), te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 1 november 2017.
Bepaalt dat de benadeelde partij
[slachtoffer 1]voor het overige in haar vordering niet ontvankelijk is en dat dit deel van de vordering slechts bij de burgerlijke rechter kan worden aangebracht.
Veroordeelt verdachte in de kosten van het geding door de benadeelde partij gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak alsnog te maken, tot heden begroot op nihil.
Legt aan verdachte de verplichting op aan de staat, ten behoeve van het slachtoffer
[slachtoffer 1]te betalen een bedrag van
€ 100,--(zegge: honderd euro), te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 1 november 2017, bij gebreke van betaling en verhaal te vervangen door jeugddetentie voor de duur van 0 dagen, met dien verstande dat de toepassing van de vervangende hechtenis de hiervoor opgelegde verplichting niet opheft.
Dit bedrag bestaat uit immateriële schade.
Bepaalt daarbij dat, indien verdachte heeft voldaan aan de verplichting tot betaling aan de staat ten behoeve van het slachtoffer [slachtoffer 1] daarmee de verplichting van verdachte om aan de benadeelde partij dit bedrag te betalen komt te vervallen en omgekeerd, dat, indien verdachte aan de benadeelde partij het opgelegde bedrag heeft betaald, daarmee de verplichting tot betaling aan de staat van dit bedrag komt te vervallen.
Dit vonnis is gewezen door mr. E. Läkamp, voorzitter, tevens kinderrechter, mr. B.I. Klaassens en mr. R. Depping, rechters, bijgestaan door D.C. Witvoet, griffier, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van deze rechtbank op 23 augustus 2018.