ECLI:NL:RBNNE:2018:354

Rechtbank Noord-Nederland

Datum uitspraak
1 februari 2018
Publicatiedatum
2 februari 2018
Zaaknummer
18/820233-17
Instantie
Rechtbank Noord-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Verstek
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling voor bedreiging met vuurwapen en verkeersdelicten

Op 1 februari 2018 heeft de Rechtbank Noord-Nederland uitspraak gedaan in de zaak tegen een verdachte die werd beschuldigd van bedreiging met een vuurwapen en verkeersdelicten. De verdachte, geboren in 1971 en zonder vaste woon- of verblijfplaats, werd ter zake van drie feiten veroordeeld. Het eerste feit betrof de bedreiging van bezoekers van een café in Groningen met een op een vuurwapen gelijkend voorwerp op 12 mei 2017. Het tweede feit was het verlaten van de plaats van een verkeersongeval waarbij schade was toegebracht aan een ander voertuig. Het derde feit betrof de bedreiging van twee politieagenten met zware mishandeling door met hoge snelheid op hen af te rijden tijdens een poging tot aanhouding. De rechtbank oordeelde dat de verdachte wettig en overtuigend schuldig was aan de tenlastegelegde feiten, waarbij de verklaringen van getuigen en het proces-verbaal van de politie als bewijs dienden. De verdachte ontkende de beschuldigingen, maar zijn verklaringen werden niet geloofd. De rechtbank legde een gevangenisstraf van zes maanden op, rekening houdend met de ernst van de feiten en het gebrek aan verantwoordelijkheid van de verdachte. De uitspraak werd gedaan door een meervoudige kamer, waarbij de officier van justitie ook een gevangenisstraf had gevorderd.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-NEDERLAND

Afdeling strafrecht
Locatie Groningen
parketnummer 18/820233-17
Vonnis van de meervoudige kamer voor de behandeling van strafzaken d.d. 1 februari 2018 in de zaak van het openbaar ministerie tegen de verdachte

[verdachte] ,

geboren op [geboortedatum] 1971 te [geboorteplaats] ,
zonder vaste woon- of verblijfplaats hier te lande.
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting van 18 januari 2018.
Tegen de niet verschenen verdachte is verstek verleend.
Het openbaar ministerie is ter terechtzitting vertegenwoordigd door mr. T.H. Pitstra.

Tenlastelegging

Aan verdachte is, na wijziging van de tenlastelegging, ten laste gelegd dat:
1.
hij op of omstreeks 12 mei 2017, te Groningen, althans in de gemeente
Groningen, in de [straatnaam] aldaar, [slachtoffer 1] en/of een aantal andere te plaatse aanwezige personen, te weten bezoekers van [bedrijf 1] en/of personen aanwezig in de nabije omgeving van [bedrijf 1] heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht en/of met zware mishandeling, door genoemde [slachtoffer 1] en/of die andere personen een vuurwapen, althans een op een vuurwapen gelijkend voorwerp, voor te houden/te tonen, althans zich met een vuurwapen, althans een op een vuurwapen gelijkend voorwerp, te begeven naar genoemd café en/of zich daar op te houden en/of dat vuurwapen, althans
een op een vuurwapen gelijkend voorwerp, op dat café en/of die personen te richten;
2.
hij, als degene die als bestuurder van een motorrijtuig betrokken was geweest
bij een verkeersongeval dat had plaatsgevonden in Groningen op/aan [straatnaam] op of omstreeks 12 mei 2017, de (voornoemde) plaats van vorenbedoeld ongeval heeft verlaten, terwijl bij dat ongeval, naar hij wist of redelijkerwijs moest vermoeden, aan een ander, te weten [slachtoffer 2] , schade was toegebracht;
3.
hij op of omstreeks 12 mei 2017 te Foxhol, althans in de gemeente Hoogezand-
Sappemeer, althans te Kolham in elk geval in de provincie Groningen [slachtoffer 3] en/of [slachtoffer 4] , (beiden) medewerker(s) van politie Noord-Nederland, heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht en/of met zware mishandeling, door - terwijl hij, verdachte, als bestuurder optrad van een personenauto, merk: Volkswagen, type Touareq, daarmee rijdend op de Rengerslaan, en/of - terwijl hij, verdachte, zich trachtte te onttrekken aan aanhouding door de politie, met de door hem, verdachte, bestuurde personenauto, met hoge snelheid en/of zonder uit te wijken in de richting van het politievoertuig, bestuurd door
genoemde [slachtoffer 4] , welk voertuig hem, verdachte, uit tegenovergestelde richting naderde, is gereden, waardoor genoemde [slachtoffer 4] (uit lijfsbehoud) genoodzaakt was met het door haar bestuurde voertuig uit te wijken.

Beoordeling van het bewijs

Standpunt van de officier van justitie

De officier van justitie heeft veroordeling voor het onder 1 en 2 ten laste gelegde gevorderd.
Ten aanzien van feit 3 heeft de officier van justitie veroordeling gevorderd voor bedreiging met zware mishandeling.
Oordeel van de rechtbank
De rechtbank past de volgende bewijsmiddelen toe die de voor de bewezenverklaring redengevende feiten en omstandigheden bevatten, zoals hieronder zakelijk weergegeven. Ieder bewijsmiddel is -ook in onderdelen- slechts gebruikt voor het feit waarop het blijkens zijn inhoud betrekking heeft.
ten aanzien van feit 1 en 2
1. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van aangifte d.d.12 mei 2017, opgenomen op pagina 31 e.v. van het dossier van Politie Noord-Nederland met nummer PL0100-2017122202 d.d. 30 mei 2017, inhoudende de verklaring van [slachtoffer 2] :
Ik doe aangifte van het verlaten van een plaats ongeval, waarbij er schade is ontstaan aan mijn voertuig. Op 12 mei 2017 heb ik mijn auto geparkeerd voor het [bedrijf 1] , in de [straatnaam] in Groningen. Ik zie dat een VW Touareg, met een Engelse kentekenplaat, kleur donker grijs naast mijn auto stopt en de bestuurder stapt uit zijn auto en ik zie dat hij een lang geweer met een telescoop vizier erop, in zijn hand heeft. Het geweer had een houten kolf en was ongeveer een meter lang. De man die uit de auto stapt, kijkt naar het [bedrijf 1] . Zijn auto rolt achteruit, de deur van zijn auto stond nog open. Zijn autodeur komt tegen mijn linker autodeur aan en zijn deur klapt dubbel. Zijn geweer valt op de grond. Hij pakt zijn geweer op en stapt weer in de auto en rijdt weg. Ik zie dat mijn auto behoorlijke schade heeft aan de linkerzijkant, de linkerspiegel, het linkerportier en het linkerachterscherm.
2. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van verhoor getuige d.d. 13 mei 2017, opgenomen op pagina 34 e.v. van voornoemd dossier, inhoudende de verklaring van [getuige] :
De Jeep met Engels kenteken stond op de [straatnaam] naast de Audi van [slachtoffer 2] (de rechtbank begrijpt: [slachtoffer 2] ). Op het moment dat [slachtoffer 2] aanwezig was, waren er ongeveer twintig klanten in [bedrijf 1] . Ik zag een man uit de Jeep stappen en dat hij bij het uitstappen een soort van jachtgeweer in zijn handen had. Ik zag dat er een soort van vizier van ongeveer 20 cm op zat. Het wapen was ongeveer een meter lang met een houten kolf. Ik zag dat de man het wapen richtte op het raam van [bedrijf 1] . Ik zag dat de Jeep van de man achteruit rolde. De deur van de Jeep stond open. Bij het achteruit rollen raakte de deur van de Jeep de Audi. Ik zag dat de deur van de Jeep in zijn geheel naar voren klapte. Ik zag dat de man probeerde de auto tegen te houden en viel. Het wapen viel op de grond. De man pakte het wapen snel weer vast, stond op, stapte in de Jeep en reed met hoge snelheid weg. Ik hoorde van die [slachtoffer 1] (de rechtbank begrijpt: [slachtoffer 1] ) later dat de man een discussie heeft gehad met hem. Ik hoorde [slachtoffer 1] zeggen dat de man het wapen op hem zou hebben gericht.
3. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van bevindingen d.d. 13 mei 2017, opgenomen op pagina 41 e.v. van voornoemd dossier, inhoudende de relatering van verbalisant:
Ik sprak met [slachtoffer 1] . [slachtoffer 1] verklaarde dat hij in het café was toen er een Engels sprekende man een agressieve indruk op hem maakte en derhalve ongewenst gedrag vertoonde richting andere gasten in het café. Toen de man dit gedrag bleef vertonen sprak [slachtoffer 1] hem aan op zijn gedrag. De man had hierop gezegd dat hij over tien minuten terug zou zijn. Even later zag hij de man terugkomen in een grote wagen met Engels kenteken. Hij zag dat de man uitstapte met een groot geweer en het geweer richtte. De verdachte zou zoekend richten, [slachtoffer 1] had het vermoeden dat de man naar hem zocht. [slachtoffer 1] zag dat het voertuig van de man doorrolde en hierbij een ander voertuig raakte. De man zou vervolgens weer ingestapt zijn en met hoge snelheid zijn vertrokken.
4. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van bevindingen d.d. 13 mei 2017 opgenomen op pagina 58 e.v. van voornoemd dossier, inhoudende de relatering van verbalisant:
Verdachte [verdachte] verklaarde:
Ik ken de eigenaar van de andere auto waar mijn auto tegenaan was gebotst niet. Ik wilde de volgende dag terug komen om de aanrijding te regelen.
De rechtbank overweegt ten aanzien van de bewezenverklaring van feit 1 het volgende.
Verdachte heeft in zijn verklaringen bij de politie een andere lezing gegeven van de feiten. Verdachte heeft -kort en zakelijk weergegeven- verklaard dat hij is teruggekomen naar het café met een stok en daarmee heeft gezwaaid voor het raam van het café. Verdachte ontkent een geweer te hebben meegenomen. Deze verklaring vindt echter geen steun in het dossier en wordt weersproken door de hiervoor opgenomen bewijsmiddelen. Meerdere getuigen hebben immers gezien dat verdachte kwam aanrijden, uit zijn auto stapte en vervolgens een geweer richtte op de ramen van [bedrijf 1] . Hierdoor kon bij zowel de bezoekers van het café als bij de mensen die buiten in de omgeving van het café waren de redelijke vrees ontstaan voor een misdrijf tegen het leven gericht.
Met betrekking tot feit 2 is de rechtbank van oordeel dat bewezen kan worden dat verdachte wist dat aan een ander schade was toegebracht, nu hij zelf heeft verklaard dat hij de volgende dag terug wilde komen om 'de aanrijding te regelen'. Zijn verklaring dat hij door omstanders werd belaagd en dat hij daarom direct na de aanrijding is vertrokken vindt geen steun in de verklaringen van de getuigen en wordt door de rechtbank onaannemelijk geacht.
ten aanzien van feit 3
1. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van bevindingen d.d. 13 mei 2017 opgenomen op pagina 45 e.v. van voornoemd dossier, inhoudende de relatering van verbalisanten:
Wij, verbalisanten, [slachtoffer 3] , brigadier van politie Eenheid Noord-Nederland en [slachtoffer 4] , agent van politie Eenheid Noord-Nederland, verklaren het volgende:
Op 12 mei 2017 zagen wij een grijze Volkswagen Touareg met het kenteken [nummer] rijden en wij zijn op de Rengerslaan in Kolham gaan rijden waar het voertuig reed. Het genoemde voertuig keerde. Wij zagen dat het voertuig recht op ons dienstvoertuig kwam afrijden. Ik, verbalisant [slachtoffer 4] , moest ernstig uitwijken naar rechts om een frontale aanrijding met het genoemde voertuig te voorkomen. Gezien de snelheid van het voertuig, dat recht op ons afkwam, was het ons duidelijk dat de bestuurder van het voertuig geenszins van plan was om uit te wijken.
2. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van bevindingen d.d. 13 mei 2017 opgenomen op pagina 58 e.v. van voornoemd dossier, inhoudende de relatering van verbalisanten:
Verdachte [verdachte] verklaarde (V is vraag, A is antwoord):
V: Heeft je vrouw ook een auto?
A: Ja een Volkswagen Touareg in de kleur grijs.
V: Met welke auto reed je gisteren?
A: Volkswagen Touareg
De rechtbank overweegt ten aanzien van de bewezenverklaring het volgende:
Verdachte heeft tijdens de verhoren bij de politie ontkend dat hij achter het stuur heeft gezeten op het tijdstip van de bedreiging met zware mishandeling. Verdachte heeft verklaard dat hij na het incident bij [bedrijf 1] de auto terug naar [bedrijf 2] te Westerbroek heeft gereden alwaar hij verbleef, daar vervolgens zijn auto aan een vriend heeft uitgeleend, zijn wandelschoenen heeft aangetrokken en is gaan wandelen.
De rechtbank acht deze verklaring onaannemelijk. Nog afgezien van de omstandigheid dat de verklaring van verdachte dat hij de auto aan een vriend heeft uitgeleend niet kan worden geverifieerd, nu verdachte geen naam van deze vriend heeft willen verstrekken, is hetgeen verdachte heeft aangevoerd feitelijk niet mogelijk. Uit het proces-verbaal blijkt dat het incident bij [bedrijf 1] om 21.09 uur bij de politie werd gemeld. Verdachte moet dus rond dat tijdstip de [straatnaam] te Groningen hebben verlaten waarbij gezien is dat hij in de Volkswagen Touareg is gestapt. Om 22.30 uur is verdachte lopend aangetroffen op een secundaire weg, ongeveer 350 meter westelijk van de kruising van de Rengerslaan te Kolham met de N860.· Verdachte liep in westelijke richting. Uit algemeen toegankelijke bronnen [1] is gebleken dat de afstand van [bedrijf 2] aan de [straatnaam] te Westerbroek tot aan de plaats waar verdachte is aangetroffen een afstand van ongeveer 6,4 kilometer bedraagt. Uit algemeen toegankelijke bronnen is tevens gebleken dat men deze afstand lopend in ongeveer een uur en achttien minuten aflegt. Verdachte zou dus op zijn laatst om 21:12 uur lopend vanaf de [bedrijf 2] moeten zijn vertrokken, wat gelet op het tijdstip van zijn vertrek uit Groningen niet mogelijk is. Daar komt bij dat verdachte in westelijke richting, dus in de richting van de [bedrijf 2], liep. Nu de Volkswagen Touareg om 21.52 uur is aangetroffen op de Carpoolplaats Hoogezand Sappemeer A7 en deze carpoolplaats op een afstand van 2,4 kilometer is gelegen van de plaats waar verdachte lopend is aangetroffen, acht de rechtbank aannemelijk dat verdachte vanaf de carpoolplaats naar de [bedrijf 2] is gaan lopen en onderweg is staande gehouden.
Ten aanzien van de ten laste gelegde bedreiging met zware mishandeling moet vast zijn komen te staan dat de bedreiging van dien aard moet zijn geweest en onder zodanige omstandigheden is geschied dat bij de bedreigden de redelijke vrees kon ontstaan voor het misdrijf waarmee werd gedreigd. Verdachte reed met een dusdanige snelheid op verbalisanten [slachtoffer 3] en [slachtoffer 4] af, dat het hen duidelijk was dat verdachte geenszins van plan was om uit te wijken. Alleen door een manoeuvre van verbalisant [slachtoffer 4] kon een frontale aanrijding voorkomen worden. Onder deze omstandigheden kon bij verbalisanten de redelijke vrees ontstaan dat verdachte hen opzettelijk zwaar lichamelijk letsel zou toebrengen.

Bewezenverklaring

De rechtbank acht het onder 1, 2 en 3 ten laste gelegde wettig en overtuigend bewezen, met dien verstande dat:
1.
hij op 12 mei 2017 te Groningen, in de [straatnaam] aldaar, [slachtoffer 1] en een aantal andere ter plaatse aanwezige personen, te weten bezoekers van [bedrijf 1] en personen aanwezig in de nabije omgeving van [bedrijf 1] , heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht door zich met een op een vuurwapen gelijkend voorwerp te begeven naar genoemd café en dat vuurwapen op dat café en die personen te richten;
2.
hij, als degene die als bestuurder van een motorrijtuig betrokken was geweest
bij een verkeersongeval dat had plaatsgevonden in Groningen in de [straatnaam] op 12 mei 2017, de voornoemde plaats van vorenbedoeld ongeval heeft verlaten, terwijl bij dat ongeval, naar hij wist, aan een ander, te weten [slachtoffer 2] , schade was toegebracht;
3.
hij op 12 mei 2017 te Kolham, [slachtoffer 3] en [slachtoffer 4] , beiden medewerkers van politie Noord-Nederland, heeft bedreigd met zware mishandeling, door - terwijl hij, verdachte, als bestuurder optrad van een personenauto, merk: Volkswagen, type Touareg, daarmee rijdend op de Rengerslaan, en terwijl hij, verdachte, zich trachtte te onttrekken aan aanhouding door de politie, met de door hem, verdachte, bestuurde personenauto, met hoge snelheid en zonder uit te wijken in de richting van het politievoertuig, bestuurd door genoemde [slachtoffer 4] , welk voertuig hem, verdachte, uit tegenovergestelde richting naderde, is gereden, waardoor genoemde [slachtoffer 4] uit lijfsbehoud genoodzaakt was met het door haar bestuurde voertuig uit te wijken;
Verdachte zal van het meer of anders ten laste gelegde worden vrijgesproken, aangezien de rechtbank dat niet bewezen acht.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. Verdachte is daardoor niet geschaad in de verdediging.

Strafbaarheid van het bewezen verklaarde

Het bewezen verklaarde levert op:
1. bedreiging met enig misdrijf tegen het leven gericht
2. overtreding van artikel 7, eerste lid, van de Wegenverkeerswet 1994
3. bedreiging met zware mishandeling
Deze feiten zijn strafbaar nu geen omstandigheden aannemelijk zijn geworden die de strafbaarheid uitsluiten.

Strafbaarheid van verdachte

De rechtbank acht verdachte strafbaar nu niet van enige strafuitsluitingsgrond is gebleken.

Strafmotivering

Vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat verdachte ter zake van het onder 1, 2 en 3 ten laste gelegde wordt veroordeeld tot zes maanden gevangenisstraf.
Oordeel van de rechtbank
Bij de bepaling van de straf heeft de rechtbank rekening gehouden met de aard en de ernst van het bewezen en strafbaar verklaarde, de omstandigheden waaronder dit is begaan, de persoon van verdachte zoals deze naar voren is gekomen uit het onderzoek op de terechtzitting, het verdachte betreffende uittreksel uit de justitiële documentatie, alsmede de vordering van de officier van justitie.
De rechtbank heeft in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen.
Verdachte heeft na een caféruzie een op een vuurwapen gelijkend voorwerp op de ramen van [bedrijf 1] in Groningen gericht, terwijl in dit café gasten aanwezig waren. Terwijl hij zijn “geweer” richtte, veroorzaakte hij een ongeval met zijn auto omdat deze kennelijk niet (goed) op de handrem stond. Zijn auto rolde achteruit en botste tegen een andere auto, als gevolg waarvan onder meer schade aan deze andere auto is ontstaan. Verdachte is hierna in zijn auto gestapt en heeft de plaats van het ongeval verlaten. De politie heeft hem vervolgens geprobeerd aan te houden. Op de Rengerslaan in Kolham reed hij met zijn wagen recht op verbalisanten [slachtoffer 3] en [slachtoffer 4] af die ternauwernood een aanrijding konden voorkomen. Verdachte heeft, door te dreigen met een geweer en deze te richten op de ruiten van het café de bezoekers van [bedrijf 1] en omstanders in de [straatnaam] gevoelens van angst en paniek bezorgd. Dit moet een angstige ervaring zijn geweest voor degenen die op dat moment aanwezig waren. Daarnaast heeft verdachte de plaats verlaten waar hij een ongeval had veroorzaakt en heeft, door zich zo te gedragen, geen verantwoordelijkheid genomen voor zijn handelen en de schade die hij heeft veroorzaakt. Door met hoge snelheid op verbalisanten [slachtoffer 3] en [slachtoffer 4] in te rijden heeft hij hen momenten van angst en schrik bezorgd. Tijdens de verhoren heeft verdachte ook op geen enkele manier verantwoordelijkheid genomen voor zijn gedrag of spijt betuigd voor zijn handelen. Dit geheel aan gedragingen valt hem zeer te verwijten.
Uit het uittreksel uit de justitiële documentatie komt naar voren dat verdachte eerder is veroordeeld, maar niet voor soortgelijke strafbare feiten.
Gelet op de aard van de feiten en de strafmaat zoals voor deze feiten wordt voorgesteld in de LOVS-oriëntatiepunten, acht de rechtbank de straf zoals gevorderd door de officier van justitie passend en geboden.

Toepassing van wetsartikelen

De rechtbank heeft gelet op de artikelen 57 en 285 van het Wetboek van Strafrecht en de artikel 7 en 176 van de Wegenverkeerswet 1994, zoals deze artikelen golden ten tijde van het bewezenverklaarde.

Uitspraak

De rechtbank

Verklaart het onder 1, 2 en 3 ten laste gelegde bewezen, te kwalificeren en strafbaar zoals voormeld en verdachte daarvoor strafbaar.
Verklaart niet bewezen hetgeen aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan het bewezen verklaarde en spreekt verdachte daarvan vrij.
Veroordeelt verdachte tot:

een gevangenisstraf voor de duur van 6 maanden.

Beveelt dat de tijd door de veroordeelde voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf, geheel in mindering zal worden gebracht.
Dit vonnis is gewezen door mr. M. Haisma, voorzitter, mr. P.H.M. Tapper-Wessels en M.B.W. Venema, rechters, bijgestaan door mr. M.A. Reese-Knigge, griffier, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van deze rechtbank op 1 februari 2018.

Voetnoten

1.Google maps