ECLI:NL:RBNNE:2018:358

Rechtbank Noord-Nederland

Datum uitspraak
2 februari 2018
Publicatiedatum
2 februari 2018
Zaaknummer
18/830362-17
Instantie
Rechtbank Noord-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Op tegenspraak
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling voor diefstal met geweld en bedreiging met geweld

Op 2 februari 2018 heeft de Rechtbank Noord-Nederland, locatie Groningen, een man veroordeeld tot een gevangenisstraf van 240 dagen, waarvan 120 dagen voorwaardelijk met een proeftijd van drie jaren. De verdachte, geboren in 1998 en thans gedetineerd in PI Leeuwarden, heeft zich samen met een medeverdachte schuldig gemaakt aan diefstal met geweld en bedreiging met geweld. De feiten vonden plaats op 11 oktober 2017 in Numansdorp, waar de verdachte en zijn medeverdachte het slachtoffer, een minderjarige jongen, hebben afgezonderd van zijn vrienden en vervolgens met geweld geld hebben afgenomen. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte het slachtoffer heeft beetgepakt en het geld uit zijn zak heeft gegrist, terwijl hij hem bedreigde met geweld.

Tijdens de rechtszitting op 19 januari 2018 heeft de verdachte verklaard dat hij van plan was om vuurwerk te kopen, maar dat hij uiteindelijk het geld van het slachtoffer heeft afgenomen. De officier van justitie heeft veroordeling gevorderd, terwijl de verdediging heeft betoogd dat er geen geweld is gebruikt. De rechtbank heeft echter geoordeeld dat de handelingen van de verdachte als gewelddadig moeten worden aangemerkt, gezien de omstandigheden van de beroving en de bedreiging die het slachtoffer heeft ervaren.

De rechtbank heeft bij de strafoplegging rekening gehouden met de ernst van het feit, de persoonlijke omstandigheden van de verdachte en eerdere veroordelingen voor soortgelijke feiten. De rechtbank heeft ook bijzondere voorwaarden opgelegd, waaronder een drugsverbod en een contactverbod met de medeverdachte. De rechtbank heeft de vordering na voorwaardelijke veroordeling behandeld en een taakstraf van 150 uren opgelegd, in plaats van een gedeeltelijke tenuitvoerlegging van de eerder opgelegde jeugddetentie. De uitspraak is gedaan door een meervoudige kamer van de rechtbank en is openbaar uitgesproken.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-NEDERLAND

Afdeling strafrecht
Locatie Groningen
parketnummer 18/830362-17
vordering na voorwaardelijke veroordeling parketnummer 18/840061-16
Vonnis van de meervoudige kamer voor de behandeling van strafzaken d.d. 2 februari 2018 in de zaak van het openbaar ministerie tegen de verdachte

[verdachte] ,

geboren op [geboortedatum] 1998 te [geboorteplaats] ,
wonende te [straatnaam] , [woonplaats] ,
thans gedetineerd te PI Leeuwarden.
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting van
19 januari 2018.
Verdachte is verschenen, bijgestaan door mr. J.S. Özsaran, advocaat te Groningen. Het openbaar ministerie is ter terechtzitting vertegenwoordigd door mr A. van den Oever.

Tenlastelegging

Aan verdachte is ten laste gelegd dat:
hij op of omstreeks 11 oktober 2017 te Numansdorp, (althans) in de gemeente Cromstrijen, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, met het oogmerk van wederrechtelijke toeëigening heeft weggenomen geld, in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan [slachtoffer] , in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en/of zijn mededader(s), welke diefstal werd voorafgegaan en/of vergezeld en/of gevolgd van geweld en/of bedreiging met geweld tegen [slachtoffer] , gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden en/of gemakkelijk te maken en/of om bij betrapping op heterdaad aan zichzelf en/of aan zijn mededader(s) hetzij de vlucht mogelijk te maken, hetzij het bezit van het gestolene te verzekeren, welk geweld en/of welke bedreiging met geweld hierin bestond(en) dat verdachte en/of zijn mededader(s) die [slachtoffer] heeft/hebben meegelokt en/of van zijn vrienden heeft/hebben afgezonderd en/of (vervolgens) heeft/hebben beet/vast gepakt en/of (daarna) (onverhoeds en/of met kracht) het geld uit zijn zak en/of hand(en) heeft/hebben gepakt/gegrist en/of aan die [slachtoffer] heeft/hebben toegevoegd (- zakelijk weergegeven -) dat hij hen niet meer moest volgen, dan wel weg moest gaan en/of/ (om)dat hij hem (anders) kapot en/of een gebroken neus zou slaan.

Beoordeling van het bewijs

Standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft veroordeling voor het ten laste gelegde gevorderd.
Standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft betoogd dat verdachte partieel dient te worden vrijgesproken van het ten laste gelegde. Zij heeft daartoe aangevoerd dat er geld is afgepakt zonder dat daar geweld bij uitgeoefend is noch dat er een oogmerk tot geweld bestond. Daarnaast kan op basis van het onderhavige dossier de bedreiging met geweld niet worden bewezen.
Oordeel van de rechtbank
De rechtbank past de volgende bewijsmiddelen toe die de voor de bewezenverklaring redengevende feiten en omstandigheden bevatten zoals hieronder zakelijk weergegeven.
1. De door verdachte op de terechtzitting van 19 januari 2018 afgelegde verklaring, voor zover inhoudende:
Ik had het idee om vuurwerk te verkopen en heb daarvoor een afspraak gemaakt met de aangever. Op 11 oktober 2017 ben ik samen met een vriend naar Numansdorp gegaan. We hadden toen geen vuurwerk en ik was van plan om het geld af te pakken. Ik heb met mijn vriend in de trein gesproken. De aangever had vrienden mee, we hebben gezegd dat de aangever alleen mee moest en we gingen naar het fietspad. Toen de jongen het geld weer in zijn broekzak stopte heb ik het geld gepakt. Het ging snel. De jongen viel daarna over zijn fiets. Wij zijn toen weggerend.
2. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van aangifte d.d. 11 oktober 2017, opgenomen op pagina 23 en verder van het dossier van Politie Rotterdam met nummer 2017322061 d.d. 16 oktober 2017, inhoudende als verklaring van [slachtoffer] :
Op 11 oktober 2017 ben ik met drie vrienden naar Numansdorp gegaan om vuurwerk te kopen. Via Instagram hadden wij voor 550 euro vuurwerk besteld. Er kwamen twee jongens aangelopen, ze wilden dat ik in mijn eentje meeliep. Ik heb dit gedaan. We liepen een heel eind tot we bij het fietspad aankwamen. Hier vroegen de twee jongens om het geld. Ik wilde dit geld niet geven. Ik zat op mijn fiets en de kleinste jongen kwam naar mij toe en pakte mij beet. Ik voelde dat hij mij naar zich toe trok. Hierdoor viel ik bijna van mijn fiets. Vervolgens voelde en zag ik dat deze jongen met zijn hand in mijn rechterbroekzak graaide. Ik zag dat de jongen het geld dat ik in deze zak had pakte. Ik had totaal 300 euro in deze zak. Ik zag dat beide jongens hard wegrenden. Ik hoorde dat een van de jongens naar mij riep dat ik weg moest gaan omdat hij mij anders kapot zal slaan. Ik hoorde dat hij riep dat hij mij een gebroken neus ging slaan.
3. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van verhoor verdachte d.d. 12 oktober 2017, opgenomen op pagina 31 en verder van voornoemd dossier, inhoudende de verklaring van [medeverdachte] :
V: Wat deden jullie gisteravond in Numansdorp?
A: [verdachte] liep naar de jongen toe en pakte het geld uit zijn zak. [verdachte] rende toen weg. Die jongen zei tegen mij geef het geld terug. Ze vielen. [verdachte] rende weg en daarna rende ik ook weg.
Met betrekking tot de hiervoor weergegeven standpunten overweegt de rechtbank het volgende.
De verdediging heeft zich op het standpunt gesteld dat er geen geweld heeft plaatsgevonden bij de diefstal. De rechtbank overweegt dat uit het dossier blijkt dat na de afzondering van het slachtoffer van zijn vrienden, het afpakken van het geld abrupt heeft plaatsgevonden. De rechtbank ziet geen reden om te twijfelen aan de juistheid van de verklaring van de aangever en is derhalve van oordeel dat de handelingen, het beetpakken en het onverhoeds en met kracht het geld uit de zak pakken van het slachtoffer, hebben plaatsgevonden en is van oordeel dat deze handelingen moeten worden aangemerkt als gewelddadige handelingen.
Voor wat betreft de bedreiging met geweld overweegt de rechtbank dat verdachte heeft ontkend aangever te hebben bedreigd. Uit het dossier blijkt dat de medeverdachte zich niet meer weet te herinneren of en zo ja wat hij heeft geroepen naar de aangever. De rechtbank ziet evenwel geen reden om te twijfelen aan de juistheid van de verklaring van aangever op dit punt en acht gelet op de omstandigheden waaronder de beroving en de vlucht van verdachte en zijn medeverdachte heeft plaatsgevonden de verklaringen van aangever daarover ook betrouwbaar.

Bewezenverklaring

De rechtbank acht het ten laste gelegde wettig en overtuigend bewezen, met dien verstande dat:
hij op 11 oktober 2017 te Numansdorp in de gemeente Cromstrijen, tezamen en in vereniging met een ander met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening heeft weggenomen geld, toebehorende aan [slachtoffer] welke diefstal werd vergezeld en gevolgd van geweld en bedreiging met geweld tegen [slachtoffer] , gepleegd met het oogmerk om die diefstal gemakkelijk te maken en om bij betrapping op heterdaad aan zichzelf en aan zijn mededader hetzij de vlucht mogelijk te maken, hetzij het bezit van het gestolene te verzekeren, welk geweld en welke bedreiging met geweld hierin bestonden dat verdachte en/of zijn mededader die [slachtoffer] hebben meegelokt en van zijn vrienden hebben afgezonderd en hebben beet/vastgepakt en onverhoeds en met kracht het geld uit zijn zak hebben gegrist en aan die [slachtoffer] hebben toegevoegd -zakelijk weergegeven- dat hij hen niet meer moest volgen, danwel weg moest gaan omdat hij hem anders kapot zou slaan en/of een gebroken neus zou slaan.
Verdachte zal van het meer of anders ten laste gelegde worden vrijgesproken, aangezien de rechtbank dat niet bewezen acht.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. Verdachte is daardoor niet geschaad in de verdediging.

Strafbaarheid van het bewezen verklaarde

Het bewezen verklaarde levert op:
1. diefstal in vereniging, vergezeld en gevolgd van geweld en bedreiging met geweld, gepleegd tegen personen met het oogmerk om die diefstal gemakkelijk te maken en om bij betrapping op heterdaad, aan zichzelf en andere deelnemers aan het misdrijf hetzij de vlucht mogelijk te maken, hetzij het bezit van het gestolene te verzekeren.
Dit feit is strafbaar nu geen omstandigheden aannemelijk zijn geworden die de strafbaarheid uitsluiten.

Strafbaarheid van verdachte

De rechtbank acht verdachte strafbaar nu niet van enige strafuitsluitingsgrond is gebleken.

Strafmotivering

Vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat verdachte ter zake van het ten laste gelegde wordt veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 240 dagen met aftrek waarvan 120 dagen voorwaardelijk met een proeftijd van drie jaren. Aan deze voorwaardelijke jeugddetentie moeten de algemene en bijzondere voorwaarden worden verbonden zoals geadviseerd door de reclassering, alsmede een drugsverbod en een contactverbod met de medeverdachte, de heer [medeverdachte].
Bij het bepalen van de eis heeft de officier van justitie onder andere rekening gehouden met de aard en de ernst van het feit, en met de persoonlijke omstandigheden van verdachte.
Standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft gewezen op de persoonlijke omstandigheden van verdachte en heeft verzocht met het oog daarop een deels voorwaardelijke straf op te leggen waarbij het onvoorwaardelijke deel gelijk is aan het voorarrest.
Oordeel van de rechtbank
Bij de bepaling van de straf heeft de rechtbank rekening gehouden met de aard en de ernst van het bewezen en strafbaar verklaarde, de omstandigheden waaronder dit is begaan, de persoon van verdachte zoals deze naar voren is gekomen uit het onderzoek op de terechtzitting en de over hem opgemaakte rapportages, het verdachte betreffende uittreksel uit de justitiële documentatie, alsmede de vordering van de officier van justitie en het pleidooi van de raadsvrouw
De rechtbank heeft in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen.
Verdachte heeft zich samen met zijn medeverdachte schuldig gemaakt aan diefstal met geweld en bedreiging met geweld. Via een social media account is contact gelegd en een afspraak gemaakt met het minderjarige slachtoffer. Toen het slachtoffer door de verdachten van zijn vrienden was afgezonderd, is het geld, dat voor de koop van illegaal vuurwerk was bedoeld, plots en op krachtige wijze uit zijn zak gepakt. Vervolgens zijn de verdachten weggerend en is het slachtoffer bedreigd. Verdachte wilde makkelijk geld verkrijgen en had op dat moment uitsluitend oog voor zijn persoonlijk financieel gewin. Het is algemeen bekend dat slachtoffers van een dergelijk incident daar lange tijd fysiek en geestelijk last van kunnen hebben. Dit klemt te meer nu het hier een minderjarig slachtoffer betreft. Naast de gevolgen voor het slachtoffer zorgen dergelijke feiten voor algemene gevoelens van onrust en onveiligheid in de maatschappij. De rechtbank rekent dit verdachte aan.
De rechtbank heeft voor enig vergelijk gekeken naar de landelijke oriëntatiepunten van het LOVS en is van oordeel dat een dergelijk feit een gevangenisstraf rechtvaardigt.
In het nadeel van verdachte weegt de rechtbank mee dat verdachte, blijkens het hem betreffende uittreksel uit de justitiële documentatie, eerder onherroepelijk is veroordeeld voor soortgelijke strafbare feiten. De rechtbank houdt er rekening mee dat verdachte snel na een andere veroordeling is gerecidiveerd terwijl hij zich tijdens het plegen van het onderhavige feit in een proeftijd van een voorwaardelijke veroordeling bevond.
De rechtbank heeft kennis genomen van het psychologisch rapport d.d. 22 december 2017 opgemaakt door drs. R.A. Sterk, psycholoog. De conclusie van dit rapport luidt, zakelijk weergegeven, dat er op dit moment geen sprake is van een stoornis maar dat de persoonlijkheidsontwikkeling van verdachte bedreigd is en zich mogelijk kan rijpen richting een antisociale persoonlijkheidsstoornis. Ten aanzien van de geconstateerde psychische problematiek is geen behandeling geïndiceerd.
Uit het rapport van de reclassering van 17 januari 2018 komen zorgen naar voren dat verdachte ondanks het na eerdere veroordeling gestarte hulptraject binnen de jeugdreclassering is gerecidiveerd. Verdachte lijkt niet gemotiveerd en er zijn meerdere risicofactoren die de kans op recidive verhogen. Te denken valt aan de geringe intrinsieke motivatie, het cannabisgebruik en het negatieve sociale netwerk van verdachte. Zowel de reclassering als de rapporteur van het Pro Justitia rapport adviseren een forse (deels) voorwaardelijke straf op te leggen met daaraan verbonden bijzondere voorwaarden die voor externe aansturing en begrenzing bij verdachte zorgen.
De rechtbank stelt voorop dat het verdachte wordt aangerekend dat hij zich niet heeft gehouden aan de gemaakte afspraken en dat het zorgelijk is dat hij zo kort na een veroordeling en terwijl hij veel hulp aangeboden heeft gekregen binnen een justitieel kader, een soortgelijk strafbaar feit heeft gepleegd. Dat verdachte, die ten tijde van het plegen van het onderhavige feit meerderjarig was, onvoldoende heeft geprofiteerd van het vorig jaar gestarte jeugdhulpverleningstraject geeft voor de rechtbank ook aanleiding om, binnen de weging van het adolescentenstrafrecht, geen toepassing te geven aan het jeugdrecht.
De rechtbank heeft uit de rapportages opgemaakt dat er sprake is van meerdere risicofactoren en acht het derhalve noodzakelijk om, zoals door de reclassering is geadviseerd, in te zetten op externe aansturing en begrenzing. De door de reclassering voorgestelde bijzondere voorwaarden inhoudende een meldplicht, een locatiegebod met elektronische controle en hulp op praktisch gebied zijn naar het oordeel van de rechtbank passend en geboden. Gelet op de risicofactoren die bij verdachte spelen zal de rechtbank tevens als bijzondere voorwaarden een contactverbod met de medeverdachte alsmede een drugsverbod opleggen.
Alles afwegende ziet de rechtbank aanleiding om een deels voorwaardelijke gevangenisstraf op te leggen. Voor wat betreft het voorwaardelijke op te leggen strafdeel is de rechtbank van oordeel dat dit een forse stok achter de deur dient te vormen opdat verdachte niet opnieuw in de proeftijd recidiveert.

Vordering na voorwaardelijke veroordeling

Bij onherroepelijk geworden vonnis van 18 mei 2017, gewezen door de meervoudige strafkamer in de rechtbank Noord-Nederland te Assen is verdachte veroordeeld tot -voor zover hier van belang- een jeugddetentie voor de duur van 240 dagen met aftrek overeenkomstig artikel 27 Wetboek van Strafrecht, waarvan 151 voorwaardelijk, met een proeftijd van twee jaren. De proeftijd is ingegaan op 2 juni 2017.
De officier van justitie heeft bij vordering d.d. 21 december 2017 de tenuitvoerlegging gevorderd van de bij voormeld vonnis voorwaardelijk opgelegde straf.
Het hiervoor bewezen verklaarde feit is door verdachte begaan voor het einde van de bij voormeld vonnis gestelde proeftijd.
Nu verdachte de in voormeld vonnis gestelde algemene voorwaarde niet heeft nageleefd, kan de rechtbank de volledige tenuitvoerlegging gelasten van de bij voornoemd vonnis van 18 mei 2017 voorwaardelijk opgelegde jeugddetentie. Gelet op hetgeen hiervoor is opgemerkt aangaande de strafmaat, acht de rechtbank het aangewezen vanuit het oogpunt van resocialisatie een taakstraf te gelasten voor de duur van 150 uren, subsidiair 75 dagen gevangenisstraf, in plaats van een gedeeltelijke last tot tenuitvoerlegging, groot 75 dagen, van de voorwaardelijk opgelegde jeugddetentie.
Gelet op de persoon van de verdachte zoals hiervoor besproken en de constatering dat er thans geen aanleiding bestaat de vereiste hulpverlening vanuit pedagogisch oogpunt in te richten zal de rechtbank de bijzondere voorwaarden die in voornoemd vonnis van 18 mei 2017 zijn opgelegd opheffen.

Toepassing van wetsartikelen

De rechtbank heeft gelet op de artikelen 14a, 14b, 14c, 14d en 312 van het Wetboek van Strafrecht, zoals deze artikelen golden ten tijde van het bewezen verklaarde.
Uitspraak

De rechtbank

Verklaart het ten laste gelegde bewezen, te kwalificeren en strafbaar zoals voormeld en verdachte daarvoor strafbaar.
Verklaart niet bewezen hetgeen aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan het bewezen verklaarde en spreekt verdachte daarvan vrij.
Veroordeelt verdachte tot:

een gevangenisstraf voor de duur van 240 dagen.

Bepaalt dat van deze gevangenisstraf
een gedeelte, groot 127 dagen, niet zal worden ten uitvoer gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten, op grond, dat de veroordeelde voor het einde van of gedurende de proeftijd, welke hierbij wordt vastgesteld op drie jaren, de hierna te noemen algemene of bijzondere voorwaarden niet heeft nageleefd.
Beveelt dat de tijd door de veroordeelde voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en/of voorlopige hechtenis doorgebracht, bij de (eventuele) uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf, geheel in mindering zal worden gebracht.
Stelt als algemene voorwaarden:
1. dat de veroordeelde zich voor het einde van de proeftijd niet schuldig maakt aan een strafbaar feit;
2. dat de veroordeelde ten behoeve van het vaststellen van zijn identiteit medewerking verleent aan het nemen van een of meer vingerafdrukken of een identiteitsbewijs als bedoeld in artikel 1 van de Wet op de identificatieplicht ter inzage aanbiedt;
3. dat de veroordeelde medewerking verleent aan het reclasseringstoezicht als bedoeld in artikel 14d, tweede lid, van het Wetboek van Strafrecht, de medewerking aan huisbezoeken daaronder begrepen.
Stelt als bijzondere voorwaarden:
1. dat de veroordeelde zich uiterlijk binnen zeven dagen na het vonnis meldt bij Reclassering Nederland, Leonard Springerlaan 21 te Groningen en dat veroordeelde zich blijft melden zo frequent en zolang de reclassering dit noodzakelijk acht;
2. dat veroordeelde wordt verplicht om zich op vooraf vastgestelde tijdstippen aanwezig te zijn op het verblijfadres, [straatnaam] te [woonplaats] , waarbij de precieze tijdstippen vooraf worden vastgesteld door de reclassering, in overleg met betrokkene en afhankelijk van de dagbesteding, een ander verblijfadres op die momenten is alleen mogelijk indien de reclassering daarvoor toestemming geeft. De controle op de naleving van deze bijzondere voorwaarde wordt ondersteund door een elektronisch controlemiddel (GPS) voor de duur van maximaal drie maanden na aanleggen;
3. dat veroordeelde wordt verplicht om mee te werken aan ambulante (woon)begeleiding op praktisch gebied door Zienn, of soortgelijke instelling;
4. dat veroordeelde wordt verplicht om een zinvolle structurele dagbesteding te hebben, zulks ter beoordeling van de reclassering, en indien dit niet het geval is mee te werken aan contacten met Werkpro, zolang de reclassering dit noodzakelijk acht;
5. dat veroordeelde zich gedurende de proeftijd zal onthouden van het gebruik van drugs en zich verplicht ten behoeve van de naleving van dit verbod mee te werken aan bloedonderzoek of urineonderzoek, zolang de reclassering dit noodzakelijk acht;
6. dat veroordeelde gedurende de proeftijd op geen enkele wijze - direct of indirect - contact zal opnemen, zoeken of hebben met de heer [medeverdachte] (geboren op [geboortedatum] 2000), zolang de reclassering dit noodzakelijk acht;
Draagt Reclassering Nederland op toezicht te houden op de naleving van de voorwaarden en de veroordeelde ten behoeve daarvan te begeleiden.
Heft op het bevel tot voorlopige hechtenis met ingang van het tijdstip waarop de duur van deze hechtenis gelijk wordt aan de duur van de aan verdachte onvoorwaardelijk opgelegde gevangenisstraf.

Beslissing op de vordering na voorwaardelijke veroordeling onder parketnummer

18/840061-16:
Gelast een taakstraf voor de duur van 150 uren subsidiair 75 dagen gevangenisstraf in plaats van een gedeeltelijke last tot tenuitvoerlegging, groot 75 dagen, van de jeugddetentie voor zover voorwaardelijk opgelegd bij vonnis van de meervoudige kamer te Rechtbank Noord-Nederland, locatie Assen d.d. 18 mei 2017.
Heft op de bijzondere voorwaarden zoals die zijn opgelegd bij voornoemd vonnis.
Dit vonnis is gewezen door voorzitter, mr. S. Zwarts, voorzitter, mr. M.J.B. Holsink en mr. E.P. van Sloten, rechters, bijgestaan door mr. M.C. Nijboer, griffier, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van deze rechtbank op 2 februari 2018.
Mr. E.P. van Sloten is buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.