ECLI:NL:RBNNE:2018:3645

Rechtbank Noord-Nederland

Datum uitspraak
12 september 2018
Publicatiedatum
12 september 2018
Zaaknummer
18/830417-17
Instantie
Rechtbank Noord-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Op tegenspraak
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Belaging en vernieling door verdachte met meerdere bedreigende berichten en gedrag

In deze zaak heeft de Rechtbank Noord-Nederland op 12 september 2018 uitspraak gedaan in een strafzaak tegen de verdachte, die beschuldigd werd van belaging en vernieling. De verdachte heeft in een periode van drie maanden meer dan 400 beledigende, bedreigende en dwingende berichten verstuurd naar zijn ex-partner, wat leidde tot angstgevoelens bij haar. De rechtbank oordeelde dat de gedragingen van de verdachte, waaronder het zich ophouden nabij de woning van de ex-partner, een onvoorwaardelijke taakstraf rechtvaardigden. De verdachte was aanwezig op de zitting, bijgestaan door zijn advocaat, en het openbaar ministerie was vertegenwoordigd door de officier van justitie. De rechtbank heeft de verdachte schuldig bevonden aan belaging, maar sprak hem vrij van de vernieling van de voordeur van de woning van de ex-partner, omdat er onvoldoende bewijs was voor opzet. De rechtbank legde een taakstraf op van 120 uur, waarvan 60 uur voorwaardelijk, met bijzondere voorwaarden zoals reclasseringstoezicht en ambulante behandeling. Daarnaast werd de vordering van de benadeelde partij, de ex-partner, tot schadevergoeding van €600,- toegewezen, terwijl de vordering van een vereniging niet-ontvankelijk werd verklaard. De rechtbank heeft de zaak behandeld onder parketnummers 18/830417-17, 18/248053-17 en 18/239204-17.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-NEDERLAND

Afdeling strafrecht
Locatie Groningen
parketnummer 18/830417-17
ter berechting gevoegd parketnummer 18/248053-17
ter terechtzitting gevoegd parketnummer 18/239204-17
Vonnis van de meervoudige kamer voor de behandeling van strafzaken d.d. 12 september 2018 in de zaak van het openbaar ministerie tegen de verdachte
[verdachte],
geboren op [geboortedatum] 1980 te [geboorteplaats],
wonende te [woonplaats] aan [straatnaam].
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting van 29 augustus 2018.
Verdachte is verschenen, bijgestaan door mr. M.S. Scheffers, advocaat te Hoogezand. Het openbaar ministerie is ter terechtzitting vertegenwoordigd door mr. H.J. Mous.

Procesgang

Op 23 december 2017 is aan verdachte uitgereikt een dagvaarding inzake parketnummer 18/248053-17 met de oproep om te verschijnen voor de politierechter op 16 februari 2018. Bij brief van 4 januari 2018 is deze dagvaarding ingetrokken.
Op 26 juli 2018 is aan verdachte uitgereikt een dagvaarding inzake parketnummer 18/830417-17, waarbij door het openbaar ministerie parketnummer 18/248053-17 ter berechting is gevoegd, met de oproep te verschijnen voor de meervoudige strafkamer op
29 augustus 2018.
Op 26 juli 2018 is aan verdachte uitgereikt een dagvaarding inzake parketnummer
18/239204-17, met de oproep om te verschijnen voor de meervoudige strafkamer op
29 augustus 2018.
De mondelinge behandeling heeft plaatsgevonden op 29 augustus 2018.

Tenlastelegging

Aan verdachte is ten laste gelegd dat:
parketnummer 18/830417-17
hij in of omstreeks de periode van 1 oktober 2017 tot en met 29 december 2017 te Groningen, althans in Nederland, wederrechtelijk stelselmatig opzettelijk inbreuk heeft gemaakt op eens anders persoonlijke levenssfeer, te weten die van [slachtoffer], door, -meermalen (gedurende de hele dag en nacht) via de email en/of sms en/of whatsapp berichten (onder meer van dreigende en/of dwingende en/of beledigende aard) naar die [slachtoffer] te sturen met als inhoud onder meer (uit BVH 2017280109): "Ik laat je met rust verder na dit bericht dat beloof ik je..." (bericht 15-10-2017) en/of "Jammer dat je mij en [naam] zo behandelt en vooral dat van [naam]" (bericht 2-11-2017) en/of "En je mag me op laten pakken ze mogen me opsluiten maakt mij geen flikker meer uit ik ga met je praten of je nou wilt of niet" (bericht 3-11-2017) en/of "Praat met mij over deze shitzooi waar we in beland zijn ik wil dit graag uitpraten [slachtoffer] kan ik ook verder en kan ik jou met rust laten en kun je weer doen en laten wat je wilt" (bericht 4-11-2017) en/of "Als je niet thuis bent moet je het licht uitdoen zonde kost geld" (bericht 6-11-2017) en/of "[slachtoffer] ik heb net 20 min. staan kijken naar jou je ziet er niet happy uit." (bericht 11-11-2017) en/of -"He zal ik je eens wat zeggen lees je fucking email eens kan belangrijk zijn voor je althans als straks nog eten wilt kopen en je rekeningen wilt betalen..." (bericht van 23-11-2017) en/of (uit BVH 2017341432): "[slachtoffer] zit op het randje dat ik doorsla en dan kom ik je halen dan zit ik vast en jij bent er geweest praat met mij ik wil jou geen pijn doen [slachtoffer] echt niet" (bericht van 28-12-2017) en/of "dat was heel dom van jou jullie hebben nu een groot probleem een echt
probleem let jij maar eens op wat ik ga doen" (bericht 28-12-2017) althans telkens berichten van soortgelijke bedreigende en/of dwingende en/of beledigende aard, en/of -meermalen langs het huis van die [slachtoffer] te lopen en/of zich in de nabijheid van de woning van die [slachtoffer] op te houden, met het oogmerk die [slachtoffer], te dwingen iets te doen (te weten met hem, verdachte, te praten) en/of niet te doen en/of te dulden en/of vrees aan te jagen;
parketnummer 18/248053-17
hij op of omstreeks 10 oktober 2017, te Groningen, in elk geval in de gemeente Groningen, opzettelijk en wederrechtelijk (het/een raam van/in) de voordeur van de woning [straatnaam], in elk geval enig goed, dat geheel of ten dele aan een ander, te weten aan [vereniging] toebehoorde, heeft vernield, beschadigd en/of onbruikbaar gemaakt.
parketnummer 18/239204-17
hij in of omstreeks de periode van 22 oktober 2017 tot en met 26 november 2017 te Groningen, (althans) in de gemeente Groningen, althans in Nederland, wederrechtelijk stelselmatig opzettelijk inbreuk heeft gemaakt op eens anders persoonlijke levenssfeer, te weten die van [slachtoffer], door meermalen, althans eenmaal, sms berichten te versturen naar die [slachtoffer] en/of door emails te versturen naar die [slachtoffer] en/of door zich op te houden in/nabij de omgeving van het woonadres van die [slachtoffer], te weten de [straatnaam] te Groningen, met het oogmerk die [slachtoffer] te dwingen iets te doen, niet te doen, te dulden en/of vrees aan te jagen.

Formele voorvragen

Op grond van artikel 283, lid 6 Wetboek van Strafvordering (Sv) kan de rechtbank ambtshalve zonder onderzoek in de zaak de nietigheid van de dagvaarding, haar onbevoegdheid of de niet-ontvankelijkheid van de officier van justitie uitspreken, nadat zij de officier van justitie en verdachte heeft gehoord. De rechtbank kan in het kader van deze bevoegdheid toezien op de belangen van de verdachte en die van andere betrokkenen, wanneer het duidelijk is dat zij toch niet toekomt aan een inhoudelijke beoordeling van de zaak.
De gedraging die onder parketnummer 18/239204-17 aan verdachte ten laste is gelegd is, samengevat weergegeven, gelijk aan de gedraging die onder parketnummer 18/830417-17 ten laste is gelegd. De onder parketnummer 18/239204-17 ten laste gelegde periode valt volledig binnen de onder parketnummer 18/830417-17 ten laste gelegde periode.
De rechtbank heeft de officier van justitie en verdachte in de gelegenheid gesteld zich uit te laten over de dagvaarding betreffende parketnummer 18/239204-17.
De officier van justitie heeft de niet-ontvankelijkheid van het openbaar ministerie in de ingestelde vervolging ten aanzien van het betreffende parketnummer gevorderd.
De verdediging heeft zich daarbij aangesloten.
Naar het oordeel van de rechtbank ligt het onder parketnummer 18/239204-17 ten laste gelegde feit besloten in het onder parketnummer 18/830417-17 ten laste gelegde feit en vormt naar het oordeel van de rechtbank hetzelfde feit als bedoeld in artikel 68 van het Wetboek van Strafrecht. Gelet hierop zal de rechtbank het openbaar ministerie niet-ontvankelijk verklaren in de door haar ingestelde vervolging onder parketnummer 18/239204-17.

Beoordeling van het bewijs

parketnummer 18/830417-17
Standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft onder verwijzing naar de aangifte en de klacht, de als bijlage gevoegde sms- en e-mailberichten en de verklaring van verdachte geconcludeerd dat het ten laste gelegde wettig en overtuigend bewezen kan worden verklaard.
Standpunt van de verdediging
De raadsman heeft zich gerefereerd aan de bewijsmiddelen die door het openbaar ministerie zijn overgelegd.
Oordeel van de rechtbank
De rechtbank volstaat ten aanzien van het hierna bewezen verklaarde met een opgave van de bewijsmiddelen overeenkomstig het bepaalde in artikel 359, derde lid tweede volzin, van het Wetboek van Strafvordering, nu verdachte het hierna bewezen verklaarde duidelijk en ondubbelzinnig heeft bekend.
Deze opgave luidt als volgt:
1. de verklaring van verdachte afgelegd ter terechtzitting van 29 augustus 2018;
2. een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van aangifte d.d. 6 november 2017, opgenomen op pagina 14 e.v. van het dossier van Politie Noord-Nederland met nummer PL0100-2017280109 d.d. 12 december 2017, inhoudende de verklaring van [slachtoffer] met als bijlage een uitdraai van de sms-, e-mail- en WhatsAppberichten die door verdachte aan haar zijn verstuurd;
3. een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van ontvangst klacht van aangeefster [slachtoffer] d.d. 6 november 2017, opgenomen op pagina 18 e.v. van voornoemd dossier, inhoudende het relaas van verbalisant [verbalisant 1];
4. een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van aangifte d.d. 29 december 2017, opgenomen op pagina 26 e.v. van het dossier van Politie Noord-Nederland met nummer PL0100-2017341432 d.d. 30 december 2017, inhoudende de verklaring van [slachtoffer] met als bijlage een uitdraai van de sms-, e-mail- en WhatsAppberichten die door verdachte aan haar zijn verstuurd;
5. een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van ontvangst klacht van aangeefster [slachtoffer] d.d. 29 december 2017, opgenomen op pagina 29 e.v. van voornoemd dossier, inhoudende het relaas van verbalisant [verbalisant 2].
parketnummer 18/248053-17
Standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat het ten laste gelegde wettig en overtuigend kan worden bewezen. Hij heeft daartoe het volgende aangevoerd.
Verdachte is door [slachtoffer] op terechte gronden uit haar woning gezet. Zij heeft daarbij de deur willen sluiten. Verdachte heeft zich daartegen geweerd, als gevolg waarvan de ruit van de deur is beschadigd. Door zich te weren tegen het sluiten van die deur, heeft verdachte de kans op de koop toe genomen dat hij de deur zou beschadigen. Daarmee is voorwaardelijk opzet op het toebrengen van de beschadiging aan de deur gegeven.
Standpunt van de verdediging
De raadsman heeft betoogd dat verdachte moet worden vrijgesproken. Hij heeft daartoe aangevoerd dat verdachte, die enkele van zijn eigendommen kwam ophalen uit de woning van [slachtoffer], door [slachtoffer] de woning werd uitgezet. Vervolgens gooide [slachtoffer], die erg boos was, de deur met kracht dicht. Verdachte heeft zich in een reflex met zijn voet verweerd tegen het dichtgooien van de voordeur door [slachtoffer]. Verdachte had niet de intentie om de ruit van de deur te beschadigen.
Oordeel van de rechtbank
De rechtbank is van oordeel dat het dossier onvoldoende bewijs bevat om te komen tot een bewezenverklaring van de voor vernieling vereiste opzet. De rechtbank overweegt daarbij dat de door verdachte verrichte feitelijke handeling, het in een reflex weren van de deur met zijn voet, niet met zich brengt dat verdachte bewust de aanmerkelijk kans op het vernielen van de ruit van de deur heeft aanvaard.
De rechtbank acht het ten laste gelegde dan ook niet wettig en overtuigend bewezen en zal verdachte hiervan vrijspreken.

Bewezenverklaring

parketnummer 18/830417-17
De rechtbank acht het ten laste gelegde wettig en overtuigend bewezen, met dien verstande dat:
verdachte in de periode van 1 oktober 2017 tot en met 29 december 2017 te Groningen wederrechtelijk stelselmatig opzettelijk inbreuk heeft gemaakt op eens anders persoonlijke levenssfeer, te weten die van [slachtoffer], door meermalen gedurende de hele dag en nacht via e-mail- en SMS- en WhatsAppberichten, onder meer van dreigende en dwingende en beledigende aard, naar die [slachtoffer] te sturen met als inhoud onder meer (uit BVH 2017280109):
"Ik laat je met rust verder na dit bericht dat beloof ik je..." (bericht 15-10-2017) en
"Jammer dat je mij en [naam] zo behandelt en vooral dat van [naam]" (bericht 2-11-2017) en "En je mag me op laten pakken ze mogen me opsluiten maakt mij geen flikker meer uit ik ga met je praten of je nou wilt of niet" (bericht 3-11-2017) en
"Praat met mij over deze shitzooi waar we in beland zijn ik wil dit graag uitpraten [slachtoffer] kan ik ook verder en kan ik jou met rust laten en kun je weer doen en laten wat je wilt" (bericht 4-11-2017) en
"Als je niet thuis bent moet je het licht uitdoen zonde kost geld" (bericht 6-11-2017) en "[slachtoffer] ik heb net 20 min. staan kijken naar jou je ziet er niet happy uit." (bericht 11-11-2017) en
"He zal ik je eens wat zeggen lees je fucking email eens kan belangrijk zijn voor je althans als straks nog eten wilt kopen en je rekeningen wilt betalen..." (bericht van 23-11-2017) en (uit BVH 2017341432):
"[slachtoffer] zit op het randje dat ik doorsla en dan kom ik je halen dan zit ik vast en jij bent er geweest praat met mij ik wil jou geen pijn doen [slachtoffer] echt niet" (bericht van 28-12-2017) en "dat was heel dom van jou jullie hebben nu een groot probleem een echt probleem let jij maar eens op wat ik ga doen" (bericht 28-12-2017)
en meermalen langs het huis van die [slachtoffer] te lopen en zich in de nabijheid van de woning van die [slachtoffer] op te houden, met het oogmerk die [slachtoffer] te dwingen iets te doen (te weten met hem, verdachte, te praten) en te dulden en vrees aan te jagen.
Verdachte zal van het meer of anders ten laste gelegde worden vrijgesproken, aangezien de rechtbank dat niet bewezen acht.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. Verdachte is daardoor niet geschaad in de verdediging.

Strafbaarheid van het bewezen verklaarde

Het bewezen verklaarde levert op:
belaging
Dit feit is strafbaar nu geen omstandigheden aannemelijk zijn geworden die de strafbaarheid uitsluiten.

Strafbaarheid van verdachte

De rechtbank acht verdachte strafbaar nu niet van enige strafuitsluitingsgrond is gebleken.

Strafmotivering

Vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat verdachte ter zake van het onder parketnummers
18/830417-17 en 18/248053-17ten laste gelegde wordt veroordeeld tot een taakstraf van 120 uur, waarvan 60 uur voorwaardelijk met een proeftijd van één jaar met daaraan gekoppeld de bijzondere voorwaarden zoals door de reclassering geadviseerd.
Standpunt van de verdediging
De raadsman heeft gepleit voor het matigen van de door de officier gevorderde straf, te weten een taakstraf voor de duur van 80 uur, waarvan 40 uur voorwaardelijk. Daaraan heeft de raadsman toegevoegd dat verdachte na de inverzekeringstelling, die in totaal zes dagen heeft geduurd en op 3 januari 2018 eindigde, geen contact met [slachtoffer] heeft gezocht. [slachtoffer] en verdachte komen elkaar nog geregeld tegen, aangezien zij in dezelfde wijk op ongeveer 100 meter van elkaar wonen. Daarmee geeft verdachte er blijk van dat hij niet zal recidiveren. Het strafblad van verdachte is leeg, op dit incident na. Verdachte komt de afspraken met de reclassering na en is bereid om de door de reclassering voorgestelde op te leggen bijzondere voorwaarden na te komen. Verdachte heeft een nieuwe relatie en is druk doende om zijn klussenbedrijf, dat door de relatiebreuk met [slachtoffer] zieltogend is geworden, nieuw leven in te blazen.
Oordeel van de rechtbank
Bij de bepaling van de straf heeft de rechtbank rekening gehouden met de aard en de ernst van het bewezen en strafbaar verklaarde, de omstandigheden waaronder dit is begaan, de persoon van verdachte zoals deze naar voren is gekomen uit het onderzoek op de terechtzitting en het over hem opgemaakte reclasseringsrapport, het verdachte betreffende uittreksel uit de justitiële documentatie, alsmede de vordering van de officier van justitie en het pleidooi van de raadsman.
De rechtbank heeft in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen.
In een periode van drie maanden, die is gestart daags nadat aangeefster de relatie met verdachte had beëindigd, heeft verdachte gedurende de dag en de nacht ruim 400 berichten aan aangeefster verstuurd via sms, WhatsApp en e-mail. In die berichten uitte verdachte zijn frustratie over het beëindigen van de relatie. De berichten waren dwingend, beledigend en bedreigend van aard. Uit enkele berichten blijkt dat verdachte zich heeft opgehouden nabij de woning van [slachtoffer] en gedurende meerdere minuten bij haar naar binnen heeft gekeken, terwijl zij thuis was. De angstgevoelens die de hoeveelheid en de inhoud van de berichten alsook het zich ophouden nabij de woning bij aangeefster hebben opgewekt acht de rechtbank alleszins voorstelbaar. Gelet daarop is een onvoorwaardelijke taakstraf aangewezen.
Om te waarborgen dat verdachte niet nogmaals op deze manier de grenzen van het toelaatbare overschrijdt, acht de rechtbank ook een voorwaardelijke straf op zijn plaats.
Vooralsnog geeft verdachte er blijk van niet in herhaling te vallen, zodat de rechtbank een voorwaardelijke taakstraf met de proeftijd van één jaar passend en geboden acht.
Overigens heeft verdachte geen justitiële documentatie.
De reclassering acht de recidivekans laag. Het delictgedrag houdt verband met de relatie die verdachte had met [slachtoffer]. Nu de relatie is beëindigd, verdachte een nieuwe relatie en inkomsten heeft en er geen sprake is van middelengebruik, is de kans op herhaling klein, volgens de reclassering. Wel adviseert de reclassering om, naast een taakstraf, bijzondere voorwaarden op te leggen in de vorm van een meldplicht en ambulante behandeling. Dit, om onderzoek en behandeling bij AFPN te kunnen opstarten.
Grond voor een locatie- of contactverbod, zoals door [slachtoffer] in haar schriftelijke slachtofferverklaring verzocht, ziet de rechtbank niet.

Inbeslaggenomen goederen

Verdachte heeft met betrekking tot de voorwerpen, genummerd 1 tot en met 8 op de beslaglijst, verzocht deze terug te geven. De officier van justitie heeft niet expliciet bezwaar gemaakt tegen teruggave van deze goederen.
De rechtbank is van oordeel dat deze inbeslaggenomen voorwerpen moeten worden teruggegeven aan [verdachte] nu het belang van strafvordering zich daartegen niet verzet.

Benadeelde partij

parketnummer 18/830417-17
[slachtoffer] heeft zich als benadeelde partij in het strafproces gevoegd met een vordering tot schadevergoeding. Gevorderd wordt een bedrag van € 600,- ter vergoeding van immateriële schade, vermeerderd met wettelijke rente vanaf de datum dat de schade is ontstaan.
Standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft aangevoerd dat de vordering voor toewijzing gereed ligt.
Standpunt van de verdediging
Namens verdachte is geen verweer gevoerd tegen de vordering van de benadeelde partij.
Oordeel van de rechtbank
Naar het oordeel van de rechtbank is voldoende aannemelijk geworden dat de benadeelde partij de gestelde schade heeft geleden en dat deze schade een rechtstreeks gevolg is van het bewezen verklaarde. De vordering, waarvan de hoogte niet door verdachte is betwist, zal daarom worden toegewezen, te vermeerderen met de gevorderde wettelijke rente over dit bedrag vanaf 1 oktober 2017.
Nu vast staat dat verdachte tot het hiervoor genoemde bedrag aansprakelijk is voor de schade die door het bewezen verklaarde is toegebracht, zal de rechtbank de schadevergoedingsmaat-regel opleggen om te bevorderen dat de schade door verdachte wordt vergoed.
De rechtbank zal verdachte veroordelen in de kosten die de benadeelde partij tot aan deze uitspraak in verband met de vordering heeft gemaakt, tot op heden begroot op nihil, en in de kosten die de benadeelde partij ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog moet maken.
parketnummer 18/248053-17
[vereniging] heeft zich als benadeelde partij in het strafproces gevoegd met een vordering tot schadevergoeding. Gevorderd wordt een bedrag van € 118,12 ter vergoeding van immateriële schade, vermeerderd met wettelijke rente vanaf de datum dat de schade is ontstaan.
De rechtbank acht het feit niet bewezen waaruit de schade zou zijn ontstaan. De benadeelde partij zal daarom niet ontvankelijk worden verklaard in de vordering. De vordering kan slechts bij de burgerlijke rechter worden aangebracht.

Toepassing van wetsartikelen

De rechtbank heeft gelet op de artikelen 14a, 14b, 14c, 14d, 22c, 22d, 36f en 285b van het Wetboek van Strafrecht, zoals deze artikelen golden ten tijde van het bewezen verklaarde.

Uitspraak

De rechtbank

parketnummer 18/239204-17
Verklaart het openbaar ministerie niet-ontvankelijk in haar vordering.
parketnummer 18/248053-17
Verklaart niet bewezen hetgeen verdachte is ten laste gelegd en spreekt verdachte daarvan vrij.
Verklaart [vereniging] niet ontvankelijk in de vordering benadeelde partij.
parketnummer 18/830417-17
Verklaart het ten laste gelegde bewezen, te kwalificeren en strafbaar zoals voormeld en verdachte daarvoor strafbaar.
Veroordeelt verdachte tot:

een taakstraf voor de duur van 120 uren.

Bepaalt dat van deze taakstraf
een gedeelte, groot 60 uren,niet zal worden ten uitvoer gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten, op grond dat de veroordeelde voor het einde van of gedurende de proeftijd, welke hierbij wordt vastgesteld op 1 (één) jaar, de hierna te noemen algemene of bijzondere voorwaarden niet heeft nageleefd.
Beveelt dat voor het geval de veroordeelde het onvoorwaardelijk opgelegde deel van de taakstraf niet naar behoren verricht, vervangende hechtenis voor de duur van 30 dagen zal worden toegepast.
Beveelt voorts dat, indien het mocht komen tot de tenuitvoerlegging van het voorwaardelijk opgelegde deel van de taakstraf, vervangende hechtenis voor de duur van 30 dagen zal worden toegepast, indien de veroordeelde dat deel van de taakstraf niet naar behoren verricht.
Beveelt dat de tijd door de veroordeelde vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde taakstraf geheel in mindering zal worden gebracht naar de maatstaf van 2 uren per dag inverzekeringstelling.
Stelt als algemene voorwaarden:
1. dat de veroordeelde zich voor het einde van de proeftijd niet schuldig maakt aan een strafbaar feit;
2. dat de veroordeelde ten behoeve van het vaststellen van zijn identiteit medewerking verleent aan het nemen van een of meer vingerafdrukken of een identiteitsbewijs als bedoeld in artikel 1 van de Wet op de identificatieplicht ter inzage aanbiedt;
3. dat de veroordeelde medewerking verleent aan het reclasseringstoezicht als bedoeld in artikel 14d, tweede lid, van het Wetboek van Strafrecht, de medewerking aan huisbezoeken daaronder begrepen.
Stelt als bijzondere voorwaarden:
1. dat de veroordeelde zich uiterlijk op 19 september 2018 meldt bij Reclassering Nederland, Leonard Springerlaan 21 te Groningen. Hierna moet de veroordeelde zich blijven melden zo frequent en zolang de reclassering dat noodzakelijk acht, waarbij de veroordeelde zich zal houden aan de aanwijzingen die de reclassering hem geeft;
2. dat de veroordeelde zal meewerken aan diagnostiek door AFPN of een soortgelijke ambulante forensische zorg, zulks ter beoordeling van de reclassering, waarbij de veroordeelde zich zal houden aan de aanwijzingen die hem in het kader van die diagnostiek door of namens de instelling/ behandelaar zullen worden gegeven. De veroordeelde is verplicht mee te werken aan een eventueel behandeladvies.
Draagt de reclassering op toezicht te houden op de naleving van de voorwaarden en de veroordeelde ten behoeve daarvan te begeleiden.

Heft op het geschorste bevel tot voorlopige hechtenis.

Gelast de teruggaveaan [verdachte] van de inbeslaggenomen en nog niet teruggegeven voorwerpen:
- twee simkaarten (merk: Lebara)
- mobiele telefoon (merk: Siemens, type: C175)
- mobiele telefoon (merk: Samsung, type: GT-I9250)
- geheugenkaart (merk: Sandisk)
- geheugenkaart (merk: Philips)
- computer (tablet, merk: Cresta)
- computer (notebook, merk: Acer)
Wijst de vordering van de benadeelde partij
[slachtoffer]toe en veroordeelt verdachte mitsdien tot betaling aan deze benadeelde partij van een bedrag van €
600,-(zegge: zeshonderd euro), te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 1 oktober 2017.
Veroordeelt verdachte in de kosten van het geding door de benadeelde partij gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak alsnog te maken, tot heden begroot op nihil.
Legt aan verdachte de verplichting op aan de staat, ten behoeve van het slachtoffer [slachtoffer] te betalen een bedrag van € 600,- (zegge: zeshonderd euro), bij gebreke van betaling en verhaal te vervangen door hechtenis voor de duur van 12 dagen, met dien verstande dat de toepassing van de vervangende hechtenis de hiervoor opgelegde verplichting niet opheft. Dit bedrag bestaat uit immateriële schade.
Bepaalt daarbij dat, indien verdachte heeft voldaan aan de verplichting tot betaling aan de staat ten behoeve van het slachtoffer [slachtoffer] daarmee de verplichting van verdachte om aan de benadeelde partij dit bedrag te betalen komt te vervallen en omgekeerd, dat, indien verdachte aan de benadeelde partij het opgelegde bedrag heeft betaald, daarmee de verplichting tot betaling aan de staat van dit bedrag komt te vervallen.
Dit vonnis is gewezen door mr. S. Zwarts, voorzitter, mr. R.B.M. Keurentjes en mr. A. Jongsma, rechters, bijgestaan door mr. E.W. Jeuring, griffier, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van deze rechtbank op 12 september 2018.
Mr. Keurentjes is buiten staat dit vonnis te ondertekenen.