ECLI:NL:RBNNE:2018:3683

Rechtbank Noord-Nederland

Datum uitspraak
10 juli 2018
Publicatiedatum
17 september 2018
Zaaknummer
18/730039-18
Instantie
Rechtbank Noord-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Op tegenspraak
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Medeplegen van een straatroof met licht geweld in Sneek

Op 10 juli 2018 heeft de Rechtbank Noord-Nederland in Leeuwarden uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die beschuldigd werd van het medeplegen van een straatroof met licht geweld. De zaak betreft een incident dat plaatsvond op 16 juli 2017 in Sneek, waar de verdachte samen met een mededader een slachtoffer beroofde van zijn portemonnee. De rechtbank heeft het bewijs beoordeeld, waaronder getuigenverklaringen en DNA-analyses, en kwam tot de conclusie dat er voldoende bewijs was voor de betrokkenheid van de verdachte bij de straatroof. De verdachte werd bijgestaan door zijn advocaat, mr. M. Jeltes, terwijl het openbaar ministerie werd vertegenwoordigd door mr. R. van der Heide. De rechtbank oordeelde dat de verdachte en zijn mededader voldoende nauwe en bewuste samenwerking vertoonden tijdens de uitvoering van de diefstal, wat leidde tot de bewezenverklaring van het ten laste gelegde feit. De rechtbank legde een gevangenisstraf van tien maanden op, rekening houdend met de ernst van het feit en de eerdere veroordelingen van de verdachte. De rechtbank weigerde een voorwaardelijke straf op te leggen, gezien de houding van de verdachte ten opzichte van hulpverlening en reclassering.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-NEDERLAND

Afdeling strafrecht
Locatie Leeuwarden
parketnummer 18/730039-18
vonnis van de meervoudige kamer voor de behandeling van strafzaken d.d. 10 juli 2018 in de zaak van het openbaar ministerie tegen de verdachte

[verdachte],

geboren op [geboortedatum] 1992 te [geboorteplaats],
wonende te [woonplaats],
thans gedetineerd in PI Leeuwarden, te Leeuwarden, Holstmeerweg 7.
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting van 26 juni 2018.
De verdachte is verschenen, bijgestaan door mr. M. Jeltes, advocaat te Amsterdam.
Het openbaar ministerie is ter terechtzitting vertegenwoordigd door mr. R. van der Heide, officier van justitie.

Tenlastelegging

Aan verdachte is ten laste gelegd dat:
hij op of omstreeks 16 juli 2017 te Sneek, gemeente Súdwest-Fryslân, op of aan de openbare weg de Graaf Adolfstraat, althans een openbare weg, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, met het oogmerk van wederrechtelijke toeëigening heeft weggenomen een portemonnee (met inhoud), in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan [slachtoffer], in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en/of zijn mededader(s), welke diefstal werd voorafgegaan en/of vergezeld en/of gevolgd van geweld en/of bedreiging met geweld tegen die [slachtoffer], gepleegd met het oogmerk om
die diefstal voor te bereiden en/of gemakkelijk te maken en/of om bij betrapping op heterdaad aan zichzelf en/of aan zijn mededader(s) hetzij de vlucht mogelijk te maken, hetzij het bezit van het gestolene te verzekeren, welk geweld en/of welke bedreiging met geweld hierin bestond(en) dat verdachte en/of zijn mededader(s) die [slachtoffer]:
-zijn fiets op slot heeft/hebben gezet en de sleutel bij zich heeft/hebben gehouden opdat die [slachtoffer] niet meer weg kon fietsen en/of daarbij heeft/hebben gezegd: "Zo nu kun je niet meer weg" en/of
-woorden heeft/hebben toegevoegd als: "Heb je ook geld, kun je mij 50 euro geven", althans woorden van gelijke aard of strekking en/of
-in diens broekzakken heeft/hebben bevoeld en/of
-heeft/hebben gezegd "pak zijn telefoon" en/of
-heeft/hebben gezegd dat hij op zijn knieën moest gaan zitten en/of
-in diens nek naar beneden heeft/hebben geduwd en/of
-in de bosjes heeft/hebben geduwd en/of
-een vuistslag in het gezicht heeft/hebben gegeven en/of
-(samen) heeft/hebben vastgehouden en/of
-de portemonnee uit diens broekzak heeft/hebben gepakt.
Beoordeling van het bewijs
Standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft veroordeling voor het ten laste gelegde gevorderd.
Standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft betoogd dat verdachte moet worden vrijgesproken van het ten laste gelegde feit. Zij heeft daartoe aangevoerd dat er onvoldoende wettig en overtuigend bewijs is voor de diefstal met geweld. Allereerst ontbreekt het bewijs dat sprake is van een diefstal, al dan niet met geweld. Er is alleen de aangifte. Getuige [getuige 2] verklaart niet over geweld, diefstal of letsel bij aangever. Getuige [getuige 1] heeft alleen gehoord dat de portemonnee zou zijn afgepakt maar verklaart ook niet over geweld of letsel bij aangever. Aangezien de verklaring van [getuige 2] een de auditu verklaring is, is op grond van de unus testis nullus testis jurisprudentie niet voldaan aan het bewijsminimum, nu verder alleen sprake is van een aangifte. Het DNA dat is aangetroffen, zegt niets over hetgeen zich zou hebben afgespeeld.
Getuige [getuige 1] heeft verklaard dat iemand buiten de auto stond en dat de mannen die voor in de auto zaten ook waren uitgestapt. Aangever spreekt slechts over twee mannen buiten de auto. Aangezien getuige [getuige 1] eerst was doorgefietst, kan het zijn dat hij niet goed heeft gezien wie buiten de auto stonden. Nu aangever er met zijn neus bovenop stond en getuigen in principe onbetrouwbaar zijn in hun waarneming, verzoekt de raadsvrouw geen acht te slaan op deze verklaring. Daarnaast heeft de raadsvrouw aangevoerd dat er ontlastende bewijsmiddelen zijn. Aangever geeft de signalementen van de twee daders. Er zijn evidente verschillen tussen het signalement van de Marokkaanse verdachte en verdachte. Aangever is specifiek in de lengte van de verdachte, die zou groter zijn dan 1.92 meter, terwijl verdachte rond de 1.80 meter lang is. Hij spreekt ook niet over een baard, snor of bakkebaarden, terwijl uit stills van de camerabeelden van p. 56 en p. 92 blijkt dat verdachte flinke gezichtsbeharing heeft. Verbalisant [verbalisant] relateert dit ook. Op de stills is te zien dat verdachte een korte en nauwsluitende jas aan heeft, terwijl getuige [getuige 2] het heeft over een Marokkaans/Turkse jongen met een wijde regenjas aan.
De raadsvrouw heeft tevens aangevoerd dat er geen sprake kan zijn van medeplegen indien aangenomen wordt dat verdachte in de auto is gebleven. Er geen bewijs voorhanden dat een nauwe en bewuste samenwerking ondersteunt.
Oordeel van de rechtbank
De rechtbank past de volgende bewijsmiddelen toe die de voor de bewezenverklaring redengevende feiten en omstandigheden bevatten zoals hieronder zakelijk weergegeven.
1. De door verdachte op de terechtzitting van 26 juni 2018 afgelegde verklaring, voor zover inhoudende:
Ik zat op 16 juli 2017 in de auto op de Graaf Adolfstraat in Sneek.
2. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van aangifte d.d. 16 juli 2017, opgenomen op pagina 20 van het dossier van Politie Noord-Nederland met nummer 2017186924 d.d. 21 februari 2018, inhoudende als verklaring van [slachtoffer]:
16 juli 2017 was ik in Sneek geweest. In de meest linker parkeervak van de Graaf Adolfstraat stond een auto. Ik fietste naast deze auto, er zaten mensen in deze auto die tegen ons riepen. In de auto zaten drie mannen. Die achter het stuur heb ik helemaal niet gezien. Er was een Antilliaanse man met rasta haar. En Marokkaans of Turkse man. Die achter het stuur heeft niets gezegd. Ik zag dat die Antilliaanse man uit de auto stapte, ik zag dat hij vlak voor mij ging staan. De Marokkaanse man vroeg aan mij heb je ook geld los, kun je mij vijftig euro geven. Ik hoorde toen dat een van de mannen, ik geloof de Antilliaanse man tegen de andere zei: pak zijn telefoon. De twee mannen stonden eerst samen voor mij heel dicht bij mij. Ik zag en voelde dat de Marokkaanse man in mijn zakken begon te voelen. De Antilliaanse man zei tegen mij dat ik op mijn knieën moest gaan zitten. Tegelijkertijd drukte hij mij achter in mijn nek naar beneden. Daarom ging ik maar met mijn knieen op de grond. Ik was bang dat ze me wat aan zouden doen. Ze zeiden steeds: geef je telefoon nou maar. Ik zag en voelde dat de Marokkaanse man mij vast pakte bij mijn jas ter hoogte van mij jas met 1 hand. Tegelijkertijd gaf hij mij een duw, waardoor ik naar achteren viel in de bosjes. Terwijl ik op wilde staan zag en voelde ik dat de Marokkaanse man mij een klap tegen mijn gezicht gaf. Dit was een vuistslag. Ik zag dat hij dit met zijn rechterhand deed. Dit deed een beetje pijn. Ik zit op kickboksen, dus ik kan wel wat incasseren. Ik had toen wel door dat het hem menens was en dat hij mij echt wilde beroven van mijn telefoon en dat hij mij dus ook geweld aan zou doen wanneer ik niet mee zou werken. Ik was op dat moment erg bang. Eerder had die Antilliaanse man al mijn fiets op slot gezet en de sleutel meegenomen. Ik kon dus niet wegkomen op mijn fiets. Voordat ik door die Marokkaanse man in de bosjes werd geduwd zag en voelde ik dat hij mijn portemonnee uit mijn rechterbroekzak pakte. Ik kon hem niet wegduwen op dat moment omdat ze me met zn tweeën vasthielden. Daarnaast durfde ik het ook niet goed omdat ze zo dreigend op mij overkwamen. Ik was echt bang dat ze me iets zouden aandoen wanneer ik niet mee zou werken. Die ene sloeg mij ook nog in de bosjes, dus dat gevoel klopte wel dat ze me wat aan wilden doen. De Antilliaanse man had rasta haar. Dit was ongeveer tot op zijn schouders denk ik, niet super lang. Hij was ongeveer net zo lang als mij. Ik ben rond de 1.85. Hij had een normaal postuur. Hij had een blikje Amstelbier in zijn handen. Hij was in het donker gekleed. De Marokkaanse man had donker haar. Ik weet niet wat voor model, het was niet lang. Hij was wat langer dan ik ben, ik denk 1.92 zo ongeveer. Hij had een normaal postuur, hij was slank. Ook in het donker gekleed. Hij had een glas bier in zijn handen, dit glas leek uit de kroeg te komen, het leek een plastic beker. Ik denk dat dit het nog ligt, mogelijk dat het blikje en het glas daar nog ligt.
Verbalisant: Wat zat er in je portemonnee?
Mijn oude en mijn nieuwe bankpas van de Rabobank. Mijn id-kaart en mijn pasje van lifestyle. Ik had geen geld in mijn portemonnee.
3. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van getuigenverhoor d.d. 16 juli 2017, opgenomen op pagina 24 van voornoemd dossier, inhoudende als verklaring van [getuige 2]:
16 juli 2017 fietste ik met mijn vrienden [getuige 1] en [slachtoffer] naar huis. Ik hoorde op een gegeven moment dat de Antilliaanse man zoiets zei als: ik pak je. Ik ben toen doorgefietst. Ik hoorde dat [slachtoffer] ons riep. Ik zag dat hij nog bij de mannen stond. Ik hoorde [slachtoffer] ineens schreeuwen. Even later zagen wij dat de auto er vandoor ging. Het ging om drie mannen. Twee Marokkaans/Turkse mannen en een Antilliaanse man.
4. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van getuigenverhoor d.d. 16 juli 2017, opgenomen op pagina 26 van voornoemd dossier, inhoudende als verklaring van [getuige 1]:
Op 16 juli 2017, omstreeks 03.30 uur fietste ik samen met [slachtoffer] en [getuige 2] op de Oppenhuizerweg in Sneek. We fietsten langs een parkeerplaats waar onder andere een witte auto stond geparkeerd. Ik hoorde dat die man bij de auto [slachtoffer] en [getuige 2] aansprak. Ik ben daarop weggefietst en heb pas later weer met [slachtoffer] en [getuige 2] gesproken. Ik hoorde toen dat [slachtoffer] zijn portemonnee door die mannen was afgepakt.
5. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van bevindingen d.d. 16 juli 2017, opgenomen op pagina 28 van voornoemd dossier, inhoudende als relaas van verbalisant:
De aangever verklaarde dat een van de verdachten een plastic beker met bier in zijn handen had. De aangever gaf aan dat deze beker mogelijk nog op de plek was alwaar hij was bestolen. Hierop ben ik ter plaatse gegaan naar de Graaf Adolfstraat. Ik zag dat er bij de bosjes een plastic beker lag. Het lag op een plek waar meerder takjes geknakt waren. De aangever verklaarde dat hij door de bosjes heen geduwd was. Ik heb de plastic beker veilig gesteld via een DNA kit.
6. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van politie d.d. 20 juli 2017, opgenomen op pagina 74 van voornoemd dossier, inhoudende als verklaring van verbalisanten:
Op 17 juli 2017 ontvingen wij een DNA-kit met daarin een sporendrager die was veiliggesteld tijdens het onderzoek ingevolge de overval op het adres Graaf Adolfstraat, Sneek, binnen de gemeente Súdwest-Fryslân.
Het in de onderstaande sporenlijst vermelde sporenmateriaal werd veiliggesteld en gewaarmerkt.
Spoornummer : PLO100-2017l86924-34686
SIN : AAKP6564NL
Relatie met SIN : AAKF8358NL
Spoortype : Biologisch
Spooromschrijving : Speeksel
Wijze veiligstellen : Wattenstaafje
Tijdstip veiligstellen : 17 juli 2017 te 14:25 uur
Plaats veiligstellen : Bemonstering drinkrand glas
7. Een deskundigenrapport afkomstig van het Nederlands Forensisch Instituut van het Ministerie van Veiligheid en Justitie, zaaknummer 2017.08.01.115, d.d. 9 augustus 2017 opgemaakt door Ing. S. Redeker, op de door hem/haar afgelegde algemene belofte als vast gerechtelijk deskundige, voor zover inhoudende, zakelijk weergegeven, als zijn/haar verklaring:
Overwegingen rechtbank
Verdachte heeft ter terechtzitting verklaard dat hij in de auto achter de bestuurder heeft gezeten. Aangever heeft verklaard dat de derde persoon, die niet uit de auto is geweest, op de bestuurdersstoel zat. Het DNA van verdachte is aangetroffen op de beker die op de plaats delict is aangetroffen, op een niet geringe afstand van de auto. De verklaring van verdachte dat alle inzittenden uit de drinkbeker gedronken hebben, acht de rechtbank niet geloofwaardig, nu het DNA van de medeverdachten daarop niet is teruggevonden en deze verklaring ook niet door andere verklaringen wordt ondersteund. Daarom acht de rechtbank de verklaring van verdachte dat hij niet uit de auto is geweest, niet geloofwaardig.
De rechtbank overweegt dat de verschillen in de getuigenverklaringen te verklaren zijn door verschillende waarnemingen door de getuigen. Naar het oordeel van de rechtbank zijn de verschillen niet zodanig groot dat de verklaringen ongeloofwaardig zijn .
Medeplegen
De rechtbank stelt voorop dat de betrokkenheid aan een strafbaar feit als medeplegen kan worden bewezenverklaard indien is komen vast te staan dat bij het begaan daarvan sprake is geweest van een voldoende nauwe en bewuste samenwerking.
Uit de bewijsmiddelen leidt de rechtbank met betrekking tot de betrokkenheid van verdachte bij het tenlastegelegde het volgende af.
Aangever heeft verklaard dat hij door twee personen, een Antilliaans uitziende en een Turks-Marokkaans uitziende man, is beroofd van zijn portemonnee. Deze personen bevonden zich bij een auto, waarin nog een derde persoon aanwezig was op de bestuurdersstoel. Uit de bewijsmiddelen volgt dat er twee personen buiten de auto stonden, waarvan één persoon een Antilliaans uiterlijk en de ander een Turks-Marokkaans uiterlijk had. Nu uit het dossier blijkt dat één van de drie mannen in de auto is blijven zitten, te weten de bestuurder van de auto, en verdachte heeft verklaard dat hij op de stoel achter de bestuurder zat, concludeert de rechtbank dat verdachte de als Turks-Marokkaans aangeduide dader is. Welke handelingen door welke verdachte zijn verricht, is niet relevant nu uit de aangifte duidelijk volgt dat de ene man vroeg om geld, waarna de ander reageerde met: 'pak zijn telefoon'. Eén van de mannen doorzocht de zakken van aangever, waarna de andere man de aangever op zijn knieën richting de grond duwde. Gelet op de hiervoor opgenomen bewijsmiddelen is de rechtbank van oordeel dat de rollen van verdachte en zijn medeverdachte inwisselbaar zijn.
Op grond van het voorgaande oordeelt de rechtbank dat sprake is geweest van een voldoende nauwe en bewuste samenwerking tussen verdachte en zijn medeverdachte die in de kern bestaat uit een gezamenlijke uitvoering. Daarmee acht de rechtbank het tenlastegelegde medeplegen bewezen.

Bewezenverklaring

De rechtbank acht het ten laste gelegde wettig en overtuigend bewezen, met dien verstande dat:
hij op 16 juli 2017 te Sneek, gemeente Súdwest-Fryslân, op of aan de openbare weg de Graaf Adolfstraat, tezamen en in vereniging met een ander, met het oogmerk van wederrechtelijke toeëigening heeft weggenomen een portemonnee met inhoud, toebehorende aan [slachtoffer], welke diefstal werd voorafgegaan en vergezeld van geweld tegen die [slachtoffer], gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden en gemakkelijk te maken, welk geweld hierin bestond dat verdachte en zijn mededader die [slachtoffer]:
-zijn fiets op slot hebben gezet en de sleutel bij zich hebben gehouden opdat die [slachtoffer] niet meer weg kon fietsen en daarbij hebben gezegd: "Zo, nu kun je niet meer weg" en
-woorden hebben toegevoegd als: "Heb je ook geld, kun je mij 50 euro geven", althans woorden van gelijke aard of strekking en
-in diens broekzakken hebben bevoeld en
-hebben gezegd "pak zijn telefoon" en
-hebben gezegd dat hij op zijn knieën moest gaan zitten en
-in diens nek naar beneden hebben geduwd en
-in de bosjes hebben geduwd en
-een vuistslag in het gezicht hebben gegeven en
-samen hebben vastgehouden en
-de portemonnee uit diens broekzak hebben gepakt.
Verdachte zal van het meer of anders ten laste gelegde worden vrijgesproken, aangezien de rechtbank dat niet bewezen acht.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. Verdachte is daardoor niet geschaad in de verdediging.

Strafbaarheid van het bewezen verklaarde

Het bewezen verklaarde levert op:
Diefstal voorafgegaan en vergezeld van geweld tegen personen, gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden en gemakkelijk te maken, terwijl het feit wordt gepleegd door twee of meer verenigde personen.
Dit feit is strafbaar nu geen omstandigheden aannemelijk zijn geworden die de strafbaarheid uitsluiten.

Strafbaarheid van verdachte

De rechtbank acht verdachte strafbaar nu niet van enige strafuitsluitingsgrond is gebleken.

Strafmotivering

Vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat verdachte wordt veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 12 maanden.
Standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft primair gepleit voor vrijspraak. Indien de rechtbank tot een bewezenverklaring komt, heeft de raadsvrouw subsidiair bepleit een gevangenisstraf conform het voorarrest op te leggen. Meer subsidiair, indien de rechtbank een langere gevangenisstraf zal opleggen dan de duur van het voorarrest, bepleit de raadsvrouw om meer aan te sluiten bij de richtlijnen, bijvoorbeeld door oplegging van een gevangenisstraf voor de duur van acht maanden waarvan vier maanden voorwaardelijk.
Oordeel van de rechtbank
Bij de bepaling van de straf heeft de rechtbank rekening gehouden met de aard en de ernst van het bewezen en strafbaar verklaarde feit, de omstandigheden waaronder dit is begaan, de persoon van verdachte zoals deze naar voren is gekomen uit het onderzoek op de terechtzitting, het uittreksel uit de justitiële documentatie, alsmede de vordering van de officier van justitie en het pleidooi van de raadsvrouw.
De rechtbank heeft in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen.
Verdachte heeft zich, samen met een ander, schuldig gemaakt aan een straatroof met licht geweld waarbij de portemonnee van het slachtoffer werd gestolen. Dit is een brutaal feit, waarmee verdachte gevoelens van angst bij het slachtoffer heeft veroorzaakt. Bovendien veroorzaken dit soort feiten gevoelens van onrust en onveiligheid in de maatschappij.
De rechtbank acht een geheel onvoorwaardelijke gevangenisstraf op zijn plaats. De rechtbank houdt daarbij rekening met het landelijke oriëntatiepunt voor een straatroof met licht geweld, te weten een gevangenisstraf van acht maanden. De rechtbank houdt bij de strafoplegging rekening met justitiële documentatie van verdachte, waaruit blijkt dat verdachte in het verleden eerder voor een soortgelijk feit is veroordeeld, alsmede voor andere geweldsfeiten. Naar het oordeel van de rechtbank rechtvaardigen deze omstandigheden een hogere straf dan door de oriëntatiepunten aangegeven.
Ter zitting heeft de reclassering aangegeven dat verdachte jarenlang geen medewerking heeft willen verlenen aan de reclassering en het NIFP, terwijl hij heeft aangegeven dat nu wel te willen. Er zijn problemen op het gebied van wonen. Tot aan de detentie woonde verdachte bij zijn oma, hetgeen niet wenselijk is. Blijkens informatie van de behandelaar bij LIMOR wordt op dit moment een woning gereserveerd waar verdachte zes maanden terecht kan, mits hij zich aan voorwaarden houdt. Kanttekening hierbij is dat de wijkagent eerst een gesprek met verdachte wil voeren om zijn motivatie duidelijk te krijgen. Deze woning lijkt in de komende twee weken beschikbaar te blijven. Verdachte staat al zeven tot acht jaar ingeschreven bij een woningstichting. Een woning vinden zou daarom geen probleem moeten zijn. De reclassering ziet aanknopingspunten om verdachte onder reclasseringstoezicht te stellen. Als bijzondere voorwaarden adviseert de reclassering het meewerken aan psychologisch onderzoek, het opvolgen van een daaruit komend behandeladvies en het samenwerken met LIMOR. De reclassering heeft een middelenverbod overwogen, maar omdat terugval niet uit te sluiten is, kan beperkt gebruik van cannabis en alcohol worden toegestaan zolang dit niet leidt tot disfunctioneren en zo lang de reclassering dit gebruik niet verbiedt. Daarnaast adviseert de reclassering als voorwaarden dat verdachte inzage geeft in zijn financiën en meewerkt aan bewindvoering en dagbesteding.
De rechtbank heeft er, gelet op de houding van verdachte en het verleden waarin hij niet mee wilde werken aan hulpverlening, geen vertrouwen in dat verdachte zich aan reclasseringstoezicht zal houden en zal om die reden geen deels voorwaardelijke straf met bijzondere voorwaarden opleggen.
Op grond van het voorgaande acht de rechtbank een gevangenisstraf conform de oriëntatiepunten passend en zal zij verdachte veroordelen tot een gevangenisstraf voor de duur van tien maanden met aftrek van de tijd doorgebracht in voorarrest.

Toepassing van wetsartikelen

De rechtbank heeft gelet op artikel 312 van het Wetboek van Strafrecht, zoals dit artikel gold ten tijde van het bewezen verklaarde.

Uitspraak

De rechtbank

Verklaart het ten laste gelegde bewezen, te kwalificeren en strafbaar zoals voormeld en verdachte daarvoor strafbaar.
Verklaart niet bewezen hetgeen aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan het bewezen verklaarde en spreekt verdachte daarvan vrij.
Veroordeelt verdachte tot:

Een gevangenisstraf voor de duur van tien maanden.

Beveelt dat de tijd door de veroordeelde voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en/of voorlopige hechtenis doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf geheel in mindering zal worden gebracht.
Dit vonnis is gewezen door mr. A.H.M. Dölle, voorzitter, mr. K. Post en mr. W. Geelhoed, rechters, bijgestaan door mr. C.G. Velvis, griffier, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van deze rechtbank op 10 juli 2018.
Mrs. K. Post en W. Geelhoed zijn buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.