ECLI:NL:RBNNE:2018:3742
Rechtbank Noord-Nederland
- Mondelinge uitspraak
- Rechtspraak.nl
Niet-ontvankelijkheid van beroepschrift inzake navorderingsaanslagen inkomstenbelasting en premie volksverzekeringen
In deze zaak heeft de Rechtbank Noord-Nederland op 11 september 2018 uitspraak gedaan over de niet-ontvankelijkheid van de beroepen van eiser tegen navorderingsaanslagen inkomstenbelasting en premie volksverzekeringen (IB/PVV) voor de jaren 2008 en 2010. Eiser had zijn beroepschrift buiten de wettelijke termijn ingediend, wat leidde tot de vraag of deze termijnoverschrijding verschoonbaar was. De rechtbank overwoog dat de termijn voor het indienen van een beroepschrift zes weken bedraagt, en dat deze termijn begint te lopen vanaf de dag na de dagtekening van de uitspraak op bezwaar. In dit geval was de uitspraak op bezwaar gedateerd op 7 april 2015, waardoor de beroepstermijn op 9 mei 2015 eindigde. Eiser had pas op 18 juli 2015 gereageerd, wat te laat was.
De rechtbank oordeelde dat eiser niet aannemelijk had gemaakt dat de termijnoverschrijding verschoonbaar was. Eiser had aangevoerd dat hij begin 2015 in een moeilijke persoonlijke situatie verkeerde, maar de rechtbank vond dat dit geen reden was om de termijnoverschrijding te rechtvaardigen. Eiser had weliswaar zijn postbusnummer doorgegeven aan verweerder, maar had desondanks geen aandacht besteed aan zijn post. De rechtbank concludeerde dat de beroepen niet-ontvankelijk moesten worden verklaard, en ging daarom niet over tot een inhoudelijke behandeling van de zaak.
De uitspraak werd gedaan door mr. T. Tanghe, rechter, in aanwezigheid van griffier L.S. Langius. Partijen werden gewezen op de mogelijkheid om binnen zes weken hoger beroep in te stellen bij het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden.