ECLI:NL:RBNNE:2018:3754

Rechtbank Noord-Nederland

Datum uitspraak
20 september 2018
Publicatiedatum
21 september 2018
Zaaknummer
18/730046-18
Instantie
Rechtbank Noord-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Op tegenspraak
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling voor feitelijke aanranding van de eerbaarheid tijdens ontspanningsmassage

In deze zaak heeft de Rechtbank Noord-Nederland op 20 september 2018 uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die beschuldigd werd van feitelijke aanranding van de eerbaarheid. De verdachte heeft tijdens een ontspanningsmassage, die hij oefende als masseur in opleiding, de onbedekte schaamlippen en borsten van de aangeefster betast, tegen haar wil in. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verklaring van de aangeefster consistent en betrouwbaar was, en dat deze werd ondersteund door WhatsApp-berichten waarin de verdachte spijt betuigde en zijn intenties benoemde. De rechtbank oordeelde dat de verdachte opzettelijk handelde en dat zijn handelingen in strijd waren met de sociale en ethische normen. De verdachte was eerder veroordeeld voor soortgelijke feiten, wat leidde tot de toepassing van artikel 63 van het Wetboek van Strafrecht. De rechtbank heeft de verdachte veroordeeld tot een onvoorwaardelijke gevangenisstraf van drie maanden, rekening houdend met de ernst van het feit en de omstandigheden waaronder het was gepleegd. De rechtbank heeft ook de psychische kwetsbaarheid van de verdachte in overweging genomen, maar oordeelde dat dit niet leidde tot een lichtere straf.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-NEDERLAND

Afdeling strafrecht
Locatie Leeuwarden
Parketnummer: 18/730046-18
Vonnis van de meervoudige kamer voor de behandeling van strafzaken d.d. 20 september 2018 in de zaak van het openbaar ministerie tegen de verdachte

[verdachte] ,

geboren op [geboortedatum] 1965 te [geboorteplaats] ,
wonende [straatnaam] [woonplaats] .
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting van 6 september 2018.
Verdachte is verschenen, bijgestaan door mr. E.J. Kuiters, advocaat te Leeuwarden. Het openbaar ministerie is ter terechtzitting vertegenwoordigd door mr. J.L. van den Broek.

Tenlastelegging

Aan verdachte is ten laste gelegd dat:
hij op of omstreeks 23 december 2014 te Leeuwarden, in elk geval in de gemeente Leeuwarden, door een feitelijkhe(i)d(en), [slachtoffer] heeft gedwongen tot het dulden van een of meer ontuchtige handelingen, bestaande uit het betasten, althans aanraken, van een of meer (onbedekte) schaamlip(pen), althans de/het schaamstreek/kruis, en/of de/een (blote) borst(en) van die [slachtoffer]
en bestaande die feitelijkhe(i)d(en) hieruit dat verdachte opzettelijk als sport- en/of ontspanningsmasseur (in opleiding) in het kader van het oefenen van een ontspanningsmassage, althans een massage, (toen die [slachtoffer] (op verdachtes verzoek en met instemming van die [slachtoffer] ) al dan niet geheel naakt op een massagetafel lag) die [slachtoffer] in een afhankelijkheidsrelatie met hem, verdachte, heeft gebracht en/of (vervolgens) (zo) plotseling en/of onverhoeds en/of tegen de wil en/of zonder toestemming van die [slachtoffer] , de/een (onbedekte) schaamlip(pen), althans de/het (onbedekte) schaamstreek/kruis, en/of (een) (blote) borst(en) van die [slachtoffer] heeft betast/aangeraakt.

Beoordeling van het bewijs

Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie acht het ten laste gelegde wettig en overtuigend te bewijzen, gelet op de verklaringen van [slachtoffer] (verder: aangeefster) en de WhatsApp-berichten. Aangeefster heeft op cruciale en ter zake doende elementen consistent verklaard. De verklaring van aangeefster is betrouwbaar, aangezien deze (gedeeltelijk) ondersteund is door de WhatsApp-berichten.
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft vrijspraak van het ten laste gelegde bepleit, gelet op de stellige ontkenning van verdachte. De verklaring van aangeefster, dat er seksuele handelingen hebben plaatsgevonden, vindt geen ondersteuning in een ander bewijsmiddel. Eventuele verklaringen van anderen die vergelijkbaar zijn aan die van aangeefster zijn onvoldoende ondersteunend om als bewijs voor het ten laste gelegde te dienen. Daarbij komt dat de verklaring van aangeefster niet betrouwbaar is, omdat zij op een aantal punten wisselend heeft verklaard.
Subsidiair heeft de raadsman bepleit dat de seksuele handelingen niet met dwang/opzet zijn gepleegd en derhalve het ontuchtige karakter ontbreekt.
Het oordeel van de rechtbank [1]
Vooraf
De rechtbank overweegt dat zedenstrafzaken zich kenmerken door het feit dat er doorgaans slechts twee personen aanwezig zijn geweest bij de (veronderstelde) seksuele handelingen: het veronderstelde slachtoffer en de veronderstelde dader. Bewijs van schuld aan het verwijt is daarom vaak moeilijk vast te stellen.
Bewijsminimum
Op grond van artikel 342, tweede lid, van het Wetboek van Strafvordering en de op die bepaling betrekking hebbende jurisprudentie van de Hoge Raad kan het bewijs dat de verdachte een ten laste gelegd feit heeft begaan, door de rechter niet uitsluitend worden aangenomen op de verklaring van één getuige, oftewel in casu alleen op grond van hetgeen aangeefster heeft verklaard. Enkel en alleen een aangifte, hoe betrouwbaar deze ook is, is onvoldoende om te komen tot een bewezenverklaring. Wanneer de verdachte zwijgt of ontkent kan het feit desalniettemin worden bewezen indien de verklaring van het slachtoffer voldoende steun vindt in enig ander bewijsmiddel. De vraag of aan het bewijsminimum wordt voldaan laat zich niet in algemene zin beantwoorden, maar vraagt een beoordeling van het concrete geval.
Bewijsmiddelen.
De verklaring van aangeefster [slachtoffer] , op 3 maart 2017, houdt – voor zover van belang – het navolgende in.
Aangeefster en verdachte hebben afgesproken om – in het kader van een oefening ten behoeve van een massageopleiding waaraan beiden deelnamen – elkaar te masseren. Na op 19 december 2014 aldus sportmassage geoefend te hebben, hebben zij een vervolgafspraak gemaakt voor 23 december 2014. Voorafgaand aan deze afspraak werd via WhatsApp, op initiatief van verdachte, afgesproken om op die 23 december 2014 een ontspanningsmassage te oefenen. Verdachte vroeg aangeefster ook om de ontspanningsmassage bloot te doen, omdat hij anders verstrikt zou raken in textiel. Aangeefster had hier geen bezwaar tegen.
Op 23 december 2014 was aangeefster in de woning van verdachte en ontkleedde zich volledig alvorens op de massagetafel te gaan liggen. Aangeefster lag op haar buik, waarbij zij was afgedekt met een handdoek. Verdachte masseerde de benen van aangeefster. Op een gegeven moment masseerde verdachte de binnenkant van aangeefsters benen en kwam uiteindelijk met zijn handen tegen haar schaamlippen aan. Aangeefster verkeerde eerst in de veronderstelling dat dit per ongeluk gebeurde, maar het gebeurde nog twee keer. Verdachte vroeg aangeefster of zij het prettig vond waarop aangeefster zei: “Nou nee, dit is mijn grens.”
Aangeefster draaide zich vervolgens op haar rug. Het kruis van aangeefster werd weer afgedekt. Verdachte masseerde wederom aangeefsters benen en kwam weer, ongeveer drie keer, met zijn handen tegen aangeefsters schaamlippen aan. Verdachte vroeg of aangeefster ontspannen was, waarop aangeefster zei: “Nou nee, dit is echt mijn grens.” Aangeefster lag verstijfd op de massagetafel. Verdachte zei dat hij het wel erotisch vond. Aangeefster zei daarop: “Nou ik niet.”
Verdachte stopte met het masseren van aangeefster benen en ging haar bovenlichaam masseren ter hoogte van de borsten. Verdachte masseerde aangeefster tussen haar borsten door. Daarna masseerde hij over een breder stuk van haar borsten. Aangeefster zei dat zij het niet prettig vond.
Nadat de massage is afgerond kleedde aangeefster zich aan. Er werd een vervolgafspraak gemaakt voor 27 december. Verdachte vertelde daarbij dat zijn vrouw dan niet aanwezig zou zijn. Aangeefster vroeg of verdachte zijn vrouw ook over deze massages vertelde, waarop verdachte dat ontkende. [2]
Aangeefster is nadien bij de rechter-commissaris gehoord op 29 augustus 2018. Zij heeft haar eerdere verklaring herhaald en verklaart voorts onder meer als volgt.
“U vraagt mij wat ik bedoelde met het woordje "deze" toen ik hem vroeg of hij zijn vrouw ook over deze massages vertelde (pagina 66 van het dossier). Daarmee bedoelde ik de massage waarbij hij over intieme lichaamsdelen heengaat en/of aanraakt. Ze wist dat er gemasseerd werd want op dat moment was ze ook in huis.” [3]
Aangeefster persisteert dat zij tijdens de massage op 23 december 2014 naakt was. [4] Zij lag op haar buik toen verdachte haar benen masseerde. Normaal gesproken wordt afgeweken ter hoogte van de intieme plekken in de beweging, alleen verdachte bewoog rechtdoor richting de intieme plekken. Verdachte raakte drie keer de schaamlippen van aangeefster aan. “Het was een combinatie van meer druk en meer vingers. Ik bedoel daarmee een groter gedeelte van de hand die mij daar raakte.” Daarna raakte verdachte de borsten van aangeefster aan terwijl zij op haar rug lag. “Het waren lange strijkingen. Hij ging over mijn borsten heen.” [5]
De WhatsApp-berichten tussen aangeefster en verdachte houden – voor zover van belang – het navolgende in.
Verdachte appte voorafgaand aan de afspraak op 23 december 2014: “Ik zit nog even terug te lezen maar we hebben elkaar toch verkeerd begrepen. Ik bedoelde niet dat ik graag bloot wil zijn als ik jou masseer (hoewel ik er ook geen probleem mee zou hebben) maar dat het prettig is als jij bloot bent als ik jou masseer ipv dat ik verstrikt raakt in textiel tijdens een full body massage. Zo zie je maar een misvatting is zo gedaan tijdens een chat. Maar zal het bloot masseren in mijn achterhoofd houden.” [6]
Verdachte appte op enige moment tussen 23 december 2014 en voor 26 december 2014: “Goedemorgen [slachtoffer]. Ik wil je nogmaals bedanken voor de fijne avond en zie alweer uit naar zaterdag. Ik hoop echt dat mijn massage je echt bevallen is en dat we zo verder kunnen experimenteren.” [7]
Op 26 december 2014 appte aangeefster dat zij de volgende afspraak moest afzeggen. Op 26, 27, 28 en 29 december 2014 appte verdachte telkens naar aangeefster, maar zij reageerde niet op hem. [8]
Op 30 december 2014 appte verdachte: “Beste [slachtoffer], ik krijg nu toch wel een heel naar gevoel over mij. Je reageert niet op mijn berichten en neemt de telefoon ook niet op als ik bel. We zouden eerlijk zijn tegen elkaar en ik wil graag weten wat de reden is dat je mij negeert. Laat alsjeblieft iets van je horen!” [9]
Hierop reageerde aangeefster: “Hoi [verdachte], ik voel me niet prettig bij de intieme aanrakingen bij de massage en de erotische lading die je benoemde. Ook voelt het onprettig dat je aangaf dat je je vrouw niet over dit soort massages vertelt. Het spijt me dat ik niet eerder heb gereageerd (…) en ik wilde er zorgvuldig over nadenken. Het lijkt me beter om een ander oefenpersoon te zoeken.” [10]
Verdachte reageerde daarop: “(…) het spijt me dat we op verschillende golflengtes zaten dat was echt niet mijn bedoeling excuus daarvoor. Toch zou ik het kunnen waarderen dat we maar dan puur cursus gericht blijven oefenen om aan te tonen dat ik geen slecht mens ben. Had echt het idee dat we met gevoel bezig waren maar misschien is dat dom en fout geweest.” [11] Verdachte vervolgde: “Graag reactie, nee is ook goed maar dan geef je het ook geen kans terwijl we open en eerlijk zouden zijn. Dit was een foutje (…).” [12]
Verdachte heeft ter terechtzitting verklaard dat aangeefster op 23 december 2014 in zijn woning in Leeuwarden was. Voorts heeft hij erkend dat hij de zich in het dossier bevindende WhatsApp-gesprekken met aangeefster heeft gevoerd. [13]
Beoordeling.
De rechtbank stelt in de eerste plaats vast dat aangeefster gedetailleerd en consistent heeft verklaard. De rechtbank heeft geen onverklaarbare tegenstrijdigheden in de door aangeefster afgelegde verklaringen kunnen vinden, op grond waarvan zou kunnen worden geconcludeerd dat haar verklaringen niet op waarheid berusten. De rechtbank acht de verklaringen van aangeefster authentiek en betrouwbaar en ziet ook overigens in het dossier geen aanknopingspunten die zouden kunnen leiden tot twijfel omtrent de geloofwaardigheid van die verklaringen.
De juistheid van de verklaringen van aangeefster wordt bevestigd door de WhatsApp-berichten. De inhoud van de WhatsApp-berichten komen op essentiële onderdelen overeen met de verklaringen van aangeefster. Uit de WhatsApp-berichten volgt expliciet dat door aangeefster is benoemd dat er intieme aanrakingen plaatsvonden tijdens de massage en dat verdachte daarbij een erotische lading benoemde. Aangeefster geeft aan dat zij dit niet prettig vond, zoals ook blijkt uit de aangifte waarin zij zegt dat zij meermalen aangeeft dat haar grens is bereikt.
De WhatsApp berichten stroken niet met de ontkennende verklaring van verdachte. Indien, zoals verdachte heeft gesteld, geen betasting van de intieme delen van aangeefster zou hebben plaatsgevonden en hij de erotische lading daarvan niet zou hebben benoemd, ligt het niet in de rede dat verdachte in zijn WhatsApp-reacties spijt zou hebben betuigd en zou hebben benoemd dat zij op verschillende golflengtes zaten. Voorts heeft hij tot tweemaal toe toegegeven dat hij een fout heeft gemaakt. Ook dat laat zich duidelijk minder goed rijmen met de ontkennende verklaring van verdachte en wel met de belastende verklaring van aangeefster.
De rechtbank acht dan ook de stellige ontkennende verklaring van verdachte niet geloofwaardig. Daarbij komt ook dat verdachte bij de politie aanvankelijk heeft ontkend dat hij het WhatsApp-bericht heeft gestuurd waaruit blijkt dat hij wil dat aangeefster bloot is als hij haar masseert. Daarbij merkt de rechtbank op dat zij de door verdachte gegeven interpretatie van het woord ‘bloot’, te weten zonder bh maar met een onderbroek, niet kan plaatsen in het geheel van de WhatsApp-berichten, de context daarvan en de betekenis van het woord ‘bloot’ in het normale taalgebruik.
Uit de verklaring van aangeefster volgt dat zij met verdachte heeft afgesproken om te oefenen voor de massage-opleiding. Zij is naar verdachte toe gegaan met de verwachting dat zij gemasseerd zal worden. De setting zoals verdachte deze heeft gecreëerd geeft echter blijk van andere intenties van zijn kant. Verdachte heeft immers voorafgaand aan de afspraak gevraagd of aangeefster bloot wil zijn tijdens de massage. Aangeefster heeft daarmee ingestemd. Tijdens de massage, waarbij aangeefster geheel naakt op de massagetafel lag, heeft verdachte zijn handen geleidelijk en onverhoeds verplaatst naar intiemere delen van het lichaam van aangeefster, zoals de schaamlippen en borsten. Aangeefster verklaart dat zij deze handelingen niet heeft verwacht, dat zij geen seksuele intenties had en dat zij deze seksuele handelingen niet wilde. Het onverhoedse karakter heeft haar in de situatie gebracht dat zij hiertegen niet (direct) weerstand kon bieden. Hierdoor heeft zij, tegen haar wil in, de seksuele handelingen van verdachte moeten dulden. Aangeefster zegt, telkens op vraag van verdachte, meermalen dat dit haar grens is en dat zij het handelen niet erotisch vindt. Verdachte wist dus al eerder dat hij moest stoppen. Verdachte had hierdoor niet alleen kunnen, maar ook moeten weten dat zijn seksuele handelingen tegen de wil van aangeefster ingingen. Daarbij komt dat het uitgangspunt bij een massage is dat – zonder ondubbelzinnige contra-indicaties – geen seksuele handelingen worden verricht. De rechtbank ziet het voorafgaand vragen of aangeefster bloot wil zijn tijdens de massage uitdrukkelijk niet als een dergelijke ondubbelzinnige contra-indicatie.
Het onder deze omstandigheden betasten van de onbedekte schaamlippen en borsten van een vrouw is aan te merken als een ontuchtige handeling. De rechtbank overweegt dat voornoemd handelen een handeling is van seksuele aard die in strijd is met sociaal-ethische normen. Van dwingen tot het dulden van een ontuchtige handeling is ook sprake in geval door onverhoeds handelen verzet van aangeefster wordt voorkomen. Uit voornoemde volgt dat het ook niet anders kan zijn dan dat verdachte opzettelijk handelde, nu hij gericht met zijn handen over de onbedekte schaamlippen en blote borsten van aangeefster ging en hij daarbij een erotische lading benoemde.
De rechtbank acht het ten laste gelegde dan ook wettig en overtuigend te bewijzen op de wijze zoals deze blijkt uit de hierna genoemde bewezenverklaring.

Bewezenverklaring

De rechtbank acht het ten laste gelegde wettig en overtuigend bewezen, met dien verstande dat:
hij op 23 december 2014 te Leeuwarden, door een feitelijkheid, [slachtoffer] heeft gedwongen tot het dulden van ontuchtige handelingen, bestaande uit het betasten van onbedekte schaamlippen en de blote borsten van die [slachtoffer]
en bestaande die feitelijkheid hieruit dat verdachte opzettelijk in het kader van het oefenen
van een ontspanningsmassage, toen die [slachtoffer] naakt op een massagetafel lag, onverhoeds en tegen de wil en zonder toestemming van die [slachtoffer] , de onbedekte
schaamlippen en blote borsten van die [slachtoffer] heeft betast.
Verdachte zal van het meer of anders ten laste gelegde worden vrijgesproken, aangezien de rechtbank dat niet bewezen acht.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. Verdachte is daardoor niet geschaad in de verdediging.

Strafbaarheid van het bewezen verklaarde

Het bewezen verklaarde levert op:
Feitelijke aanranding van de eerbaarheid.
Dit feit is strafbaar nu geen omstandigheden aannemelijk zijn geworden die de strafbaarheid uitsluiten.

Strafbaarheid van verdachte

De rechtbank acht verdachte strafbaar nu niet van enige strafuitsluitingsgrond is gebleken.

Strafmotivering

Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat verdachte ter zake van het ten laste gelegde wordt veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 3 maanden.
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft bepleit, indien de rechtbank komt tot een bewezenverklaring, geen straf op te leggen gelet op artikel 63 van het Wetboek van Strafrecht.
Het oordeel van de rechtbank
Bij de bepaling van de straf heeft de rechtbank rekening gehouden met de aard en de ernst van het bewezen en strafbaar verklaarde, de omstandigheden waaronder dit is begaan, de persoon van verdachte zoals deze naar voren is gekomen uit het onderzoek op de terechtzitting en de over hem opgemaakte rapportage, het verdachte betreffende uittreksel uit de justitiële documentatie, alsmede de vordering van de officier van justitie en het pleidooi van de raadsman.
Verdachte heeft tijdens het oefenen van een ontspanningsmassage onverhoeds en tegen de wil van aangeefster haar onbedekte schaamlippen en borsten betast. Hij heeft zich blijkens zijn handelwijze niets gelegen laten liggen aan het recht van aangeefster om verschoond te blijven van dergelijke inbreuken op haar lichamelijke en seksuele integriteit en haar algemene gevoel van veiligheid. Het is een feit van algemene bekendheid dat slachtoffers van zedenmisdrijven nog lange tijd als gevolg daarvan psychische problemen kunnen ondervinden. Verdachte was echter kennelijk uitsluitend gericht op zichzelf en het bevredigen van zijn eigen (seksuele) behoeften.
Uit het de verdachte betreffend reclasseringsadvies van 27 augustus 2018 blijkt onder meer dat verdachte in 2017 drie suïcidepogingen heeft gedaan. Een veroordeling zal de kwetsbare balans tussen draagkracht en draaglast onder druk zetten. Ook verlieservaringen op het gebied van werk en maatschappelijk aanzien dragen bij aan de emotionele kwetsbaarheid van verdachte. Indien het komt tot een bewezenverklaring is het leefgebied denkpatronen en gedrag een criminogene factor vanwege de verdenking van een seksueel grensoverschrijdend feit. De kans op herhaling is aanwezig. Nader diagnostisch onderzoek en een forensische behandeling gericht op het voorkomen van zedendelicten beoogt het risico te verminderen. De verwachting is echter dat verdachte niet mee zal werken aan onderzoek en behandeling gelet op zijn stellige ontkenning.
De rechtbank neemt in aanmerking dat verdachte tot op heden geen verantwoordelijkheid heeft genomen voor het door hem gepleegde feit.
De rechtbank heeft tevens in aanmerking genomen dat verdachte, blijkens het hem betreffende uittreksel uit de justitiële documentatie d.d. 8 augustus 2018. Hieruit blijkt dat verdachte op 25 mei 2018 door het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden wegens feitelijke aanranding van de eerbaarheid en verkrachting is veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 12 maanden en een beroepsverbod van 3 jaar.
Vanwege voornoemde veroordeling dient toepassing gegeven te worden aan artikel 63 van het Wetboek van Strafrecht. De rechtbank constateert dat het gerechtshof heeft gekozen voor een geheel onvoorwaardelijke gevangenisstraf als strafmodaliteit. De rechtbank ziet zich thans voor de vraag gesteld of het gerechtshof een hogere straf en/of een voorwaardelijk strafdeel zou hebben opgelegd indien de onderhavige strafzaak gelijktijdig was vervolgd.
Daarbij overweegt de rechtbank dat er bij die veroordeling, zoals blijkt uit het dossier en de verklaring van verdachte, telkens sprake was van een situatie waarin verdachte een vrouw masseerde in zijn woning. Aangeefster is het derde slachtoffer van een zedendelict begaan door verdachte in een gelijke setting. Er is dan ook een patroon zichtbaar ten aanzien van het strafbare handelen van verdachte.
Alles afwegend is de rechtbank, overeenkomstig de eis van de officier van justitie, van oordeel dat een onvoorwaardelijke vrijheidsstraf van drie maanden noodzakelijk is, omdat aard en ernst van het bewezen verklaarde, door een lichtere strafrechtelijke afdoening van de zaak miskend zouden worden. De rechtbank ziet geen aanleiding om een deel in voorwaardelijke vorm op te leggen, gelet op de verwachting van de reclassering dat verdachte niet mee zal werken aan een onderzoek en behandeling gericht op het voorkomen van zedendelicten en de door het gerechtshof gekozen strafmodaliteit zoals hiervoor ook is overwogen.

Toepassing van wetsartikelen

De rechtbank heeft gelet op de artikelen 63 en 246 van het Wetboek van Strafrecht, zoals deze artikelen golden ten tijde van het bewezen verklaarde.

Uitspraak

De rechtbank

Verklaart het ten laste gelegde bewezen, te kwalificeren en strafbaar zoals voormeld en verdachte daarvoor strafbaar.
Verklaart niet bewezen hetgeen aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan het bewezen verklaarde en spreekt verdachte daarvan vrij.
Veroordeelt verdachte tot:

Een gevangenisstraf voor de duur van 3 maanden.

Dit vonnis is gewezen door mr. Th.A. Wiersma, voorzitter, mr. G.C. Koelman en mr. G.W.G. Wijnands, rechters, bijgestaan door mr. R.G. Dees, griffier, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van deze rechtbank op 20 september 2018.

Voetnoten

1.Wanneer hierna wordt verwezen naar doorgenummerde dossierpagina’s betreft dit delen van ambtsedige processen-verbaal, als bijlagen opgenomen bij het dossier met het nummer 2017051607, doorgenummerd 1 tot en met 144.
2.Pagina 66.
3.Een proces-verbaal van verhoor van getuige [slachtoffer] , op 29 augustus 2018 opgemaakt en ondertekend door de rechter‑commissaris belast met de behandeling van strafzaken in deze rechtbank en de griffier, blad 2.
4.Een proces-verbaal van verhoor van getuige [slachtoffer] , op 29 augustus 2018 opgemaakt en ondertekend door de rechter‑commissaris belast met de behandeling van strafzaken in deze rechtbank en de griffier, blad 3.
5.Een proces-verbaal van verhoor van getuige [slachtoffer] , op 29 augustus 2018 opgemaakt en ondertekend door de rechter‑commissaris belast met de behandeling van strafzaken in deze rechtbank en de griffier, blad 4.
6.Pagina 69.
7.Pagina 71.
8.Pagina’s 72 en 73.
9.Pagina 74.
10.Pagina 76.
11.Pagina 77.
12.Pagina 78.
13.De verklaring van verdachte ter terechtzitting van 6 september 2018.