2.3Artikel 1:2, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) bepaalt dat onder belanghebbende wordt verstaan: degene wiens belang rechtstreeks bij een besluit is betrokken.
Artikel 1:2, tweede lid, van de Awb bepaalt dat ten aanzien van bestuursorganen de hun toevertrouwde belangen als hun belangen worden beschouwd.
Zoals de AbRS eerder heeft overwogen, uitspraak van 15 juli 2015, ECLI:NL:RVS:2015:2230, is een belang aan een bestuursorgaan toevertrouwd als een wettelijk voorschrift aan dit bestuursorgaan een bevoegdheid tot behartiging van dit belang toekent. Dit laat onverlet dat uit een bijzondere wet kan voortvloeien dat een bestuursorgaan geen beroep kan instellen. Artikel 4.1 Wet ruimtelijke ordening
1. Indien provinciale belangen dat met het oog op een goede ruimtelijke ordening noodzakelijk maken, kunnen bij of krachtens provinciale verordening regels worden gesteld omtrent de inhoud van bestemmingsplannen, van omgevingsvergunningen waarbij met toepassing van artikel 2.12, eerste lid, onderdeel a, onder 2° of 3°, van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht van het bestemmingsplan of de beheersverordening wordt afgeweken, omtrent de daarbij behorende toelichting of onderbouwing, alsmede omtrent de inhoud van beheersverordeningen. Daarbij kan worden bepaald dat een regel slechts geldt voor een daarbij aangegeven gedeelte van het grondgebied van de provincie. De kennisgeving van een besluit tot vaststelling van de verordening geschiedt tevens langs elektronische weg.
[…];
Ingevolge artikel 4.1.2 eerste lid, VR, zoals gold ten tijde van het bestreden besluit, kan een ruimtelijk plan een nieuw kantorenterrein of uitbreiding van een bestaand kantorenterrein bevatten indien dit wat betreft oppervlakte en invulling van kantoortypen in overeenstemming is met een kantorenplan, dat de schriftelijke instemming van Gedeputeerde Staten heeft.
Ingevolge het tweede lid kan in afwijking van het eerste lid een ruimtelijk plan een nieuw kantorenterrein of uitbreiding van een bestaand kantorenterrein bevatten voor een of enkele kantoren, met inachtneming van de volgende voorwaarden:
a. er is sprake van een directe, concrete behoefte van kantoren die naar aard en schaal pas-sen bij aard en schaal van de overige kern, het regionaal centrum of het stedelijk centrum;
b. aangetoond is dat de behoefte waarin wordt voorzien niet inpasbaar is op een bestaand of in ontwikkeling zijnde terrein in de regio;
c. het totale ruimtebeslag van deze kantoren staat in een redelijke verhouding tot de schaal van de kern;
d. gewaarborgd is dat de kantoren goed worden ingepast wat betreft milieu, ontsluiting en landschap.
Ingevolge artikel 11.2.2 eerste lid, VR, zoals gold ten tijde van het bestreden besluit, zijn de bepalingen van deze verordening niet van toepassing op bouw- en gebruiksmogelijkheden die bij recht of ontheffingsbevoegdheid zijn opgenomen in een ruimtelijk plan dat voor de datum van inwerkingtreding van deze verordening in werking is getreden en onherroepelijk is, of in een ruimtelijk plan dat voor de datum van inwerkingtreding van deze verordening formeel in ontwerp ter inzage is gelegd volgens de daarvoor geldende wettelijke procedures.
Ingevolge de begripsbepalingen van de VR, zoals deze golden ten tijde van het bestreden besluit, wordt onder ruimtelijk plan verstaan een bestemmingsplan als bedoeld in artikel 3.1 van de wet, een wijzigings- of uitwerkingsplan als bedoeld in artikel 3.6, eerste lid, onder a of b, van de wet, een beheersverordening als bedoeld in artikel 3.38 van de wet, een omgevingsvergunning als bedoeld in artikel 2.1, eerste lid juncto artikel 2.12, eerste lid, onderdeel a, onder 3 van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht en een projectuitvoeringsbesluit als bedoeld in artikel 2.10 van de Crisis- en Herstelwet, tenzij de aard van de bepaling zich daartegen verzet.
In het Streekplan 2007 is opgenomen dat de stedelijke centra goede plekken zijn voor kantoorvestigingen van enige omvang. Voor [naam 3] zijn er geen beperkingen en bepaalt de markt het aanbod. Aanvullend hierop hebben de overige stedelijke centra mogelijkheden voor kleine en middelgrote kantoorvestigingen, waarbij de omvang van kantoorlocaties wordt afgestemd op de ontwikkelingsmogelijkheden van [naam 3] . Op basis van de in Tabel I aangegeven prognoses hebben de betrokken gemeenten de bij hun schaal passende ontwikkelingsruimte. Bij de komst van de beoogde ZZL ontstaan bij [naam 4] en [naam 5] ruimere mogelijkheden voor kantoorvestigingen dan in het vorenstaande overzicht is aangegeven maar deze mogelijkheden blijven wel complementair aan [naam 3] .
Uit de discussienotitie [naam 7] volgt dat in [naam 4] en [naam 3] sprake is van een forse overcapaciteit van kantoorruimte. Voor deze beide kernen geldt dat met het temporiseren en schrappen van plancapaciteit deze meer in verhouding kan worden gebracht met de te verwachten vraag. Uiterlijk eind 2016 hebben zij een besluit genomen over de te schrappen plancapaciteit, teneinde de restcapaciteit beter met de behoefte in overeenstemming te brengen. Tevens spreken deze gemeenten af dat de zachte plancapaciteit niet in ontwikkeling zal worden gebracht.