ECLI:NL:RBNNE:2018:4342
Rechtbank Noord-Nederland
- Op tegenspraak
- Rechtspraak.nl
Vordering tot ontneming van wederrechtelijk verkregen voordeel in verband met hennepkwekerij
Op 26 oktober 2018 heeft de Rechtbank Noord-Nederland, locatie Groningen, uitspraak gedaan in de zaak met parketnummer 18/023230-17. De rechtbank behandelde een vordering van de officier van justitie tot ontneming van wederrechtelijk verkregen voordeel van een veroordeelde, geboren in 1969. De officier van justitie had op 19 september 2018 gevorderd dat de rechtbank het bedrag vaststelt waarop het wederrechtelijk verkregen voordeel wordt geschat, en dat de veroordeelde verplicht wordt tot betaling aan de staat van een bedrag van € 54.481,16. Tijdens de zitting op 12 oktober 2018 heeft de officier het geschatte ontnemingsbedrag gematigd tot € 50.800,78.
De rechtbank baseerde haar schatting van het wederrechtelijk verkregen voordeel op een rapport van 23 september 2015, waarin de opbrengst van een hennepkwekerij werd berekend. De rechtbank oordeelde dat de veroordeelde voordeel had verkregen uit de baten van het strafbare feit, namelijk het opzettelijk handelen in strijd met de Opiumwet. De rechtbank kwam tot de conclusie dat de netto opbrengst van de hennepkwekerij, na aftrek van kosten, € 50.800,78 bedroeg. De rechtbank legde de veroordeelde de verplichting op om dit bedrag aan de staat te betalen ter ontneming van het wederrechtelijk verkregen voordeel.
De rechtbank heeft artikel 36e van het Wetboek van Strafrecht toegepast en wees de vordering voor het overige af. De beslissing werd genomen door een meervoudige kamer, bestaande uit de voorzitter en twee rechters, en werd uitgesproken in een openbare terechtzitting.