ECLI:NL:RBNNE:2018:4344
Rechtbank Noord-Nederland
- Op tegenspraak
- Rechtspraak.nl
Vordering tot ontneming van wederrechtelijk verkregen voordeel in een hennepkwekerijzaak
Op 26 oktober 2018 heeft de Rechtbank Noord-Nederland, locatie Groningen, uitspraak gedaan in de zaak met parketnummer 18/830236-17, waarin de officier van justitie een vordering tot ontneming van wederrechtelijk verkregen voordeel heeft ingediend. De vordering was gericht tegen een veroordeelde, geboren in 1969, die betrokken was bij een hennepkwekerij. De officier van justitie had op 14 september 2018 gevorderd dat de rechtbank het bedrag vaststelt waarop het wederrechtelijk verkregen voordeel wordt geschat, en dat de veroordeelde verplicht wordt tot betaling aan de staat van een bedrag van € 16.658,24. Tijdens de zitting op 12 oktober 2018 heeft de officier het geschatte bedrag gematigd tot € 15.614,07.
De rechtbank baseerde haar schatting van het wederrechtelijk verkregen voordeel op een rapport van 20 februari 2017, waarin de opbrengst van de hennepkwekerij werd berekend. De rechtbank heeft vastgesteld dat de veroordeelde voordeel heeft verkregen door middel van of uit de baten van het strafbare feit, en heeft de netto opbrengst vastgesteld op € 16.658,24. Na aftrek van kosten en een bedrag van € 1.045,31, dat door een benadeelde partij was gevorderd, kwam de rechtbank tot de conclusie dat de veroordeelde € 15.612,93 voordeel had genoten.
De verdediging voerde aan dat de veroordeelde in een slechte financiële situatie verkeert en daarom niet in staat zou zijn om het ontnemingsbedrag te voldoen. De rechtbank oordeelde echter dat de draagkracht van de veroordeelde pas in de executiefase aan de orde komt en dat er geen aanwijzingen waren dat de veroordeelde in de toekomst niet zou kunnen betalen. De rechtbank heeft de vordering tot ontneming van het wederrechtelijk verkregen voordeel toegewezen en het bedrag vastgesteld op € 15.612,93, met de verplichting tot betaling aan de staat. De overige vorderingen werden afgewezen.