In deze zaak heeft de Rechtbank Noord-Nederland op 12 november 2018 uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die werd beschuldigd van poging tot zware mishandeling. De verdachte had op 7 oktober 2015 in Delfzijl een mes gehanteerd tegen een slachtoffer tijdens een gewelddadige confrontatie. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte zich in een situatie bevond waarin zij zich moest verdedigen tegen een wederrechtelijke aanval van het slachtoffer, die haar en haar dochter aanviel. De rechtbank oordeelde dat de verdachte een geslaagd beroep op noodweer deed, omdat zij met het mes zwaaiende bewegingen maakte om het slachtoffer op afstand te houden en te laten vertrekken. De rechtbank achtte het handelen van de verdachte proportioneel, gezien de omstandigheden waaronder de aanval plaatsvond en de eerdere geweldsincidenten. Hierdoor werd de verdachte ontslagen van alle rechtsvervolging. De benadeelde partij, het slachtoffer, had een schadevergoeding gevorderd, maar de rechtbank verklaarde deze niet ontvankelijk, omdat er geen straf of maatregel werd opgelegd aan de verdachte. De rechtbank baseerde haar beslissing op de artikelen 45 en 302 van het Wetboek van Strafrecht.