Beoordeling van het bewijs
Standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft veroordeling voor het onder 1 en 2 ten laste gelegde gevorderd.
Standpunt van de verdediging
Ten aanzien van het onder 1 ten laste gelegde heeft de raadsman een beroep gedaan op het ontbreken van de materiële wederrechtelijkheid.
De raadsman heeft ten aanzien van het onder 2 ten laste gelegde gepleit tot vrijspraak. Hij heeft daartoe aangevoerd dat geen sprake is geweest van wederrechtelijke toe-eigening. Met betrekking tot de ten laste gelegde onderdelen kan niet worden bewezen welke geldbedragen verduisterd zijn.
Weliswaar zijn de geldbedragen op één van de derdenrekeningen gestort van verdachte, maar van deze gelden zijn ook weer de nodige kosten betaald. De vraag die dan gesteld kan worden is dan ook welke bedragen nu precies verduisterd zijn. Nu dat niet voldoende kan worden vastgesteld dient vrijspraak te volgen.
Oordeel van de rechtbank
Ten aanzien van het onder 2 ten laste gelegde overweegt de rechtbank als volgt.
Aan verdachte is tenlastegelegd dat hij incassogelden heeft verduisterd welke op een drietal derdenrekeningen ten name van zijn deurwaarderskantoor waren gestort.
Deze op de derdenrekening gestorte geldbedragen waren bestemd voor de opdrachtgevers waarvoor verdachte de gelden had geïnd. Uit de aard der zaak mag een derdenrekening niet voor andere doeleinden worden gebruikt, uitgezonderd het verrekenen van verschotten.
Vast is komen te staan dat verdachte gelden van de derdenrekeningen heeft benut voor andere doeleinden dan waarvoor zij zijn verkregen van de schuldenaar, namelijk ter aflossing van de schuld bij de desbetreffende schuldeiser.
Gelet op het bovenstaande komt de rechtbank tot de conclusie dat verdachte als heer en meester over de op de derdenrekening staande bedragen is gaan beschikken en deze heeft gebruikt voor doeleinden waarvoor zij niet aangewezen waren.
Aldus heeft verdachte zich naar het oordeel van de rechtbank de betreffende geldbedragen in zijn hoedanigheid van gerechtsdeurwaarder opzettelijk wederrechtelijk toegeëigend.
De rechtbank acht daarmee het onder 2 ten laste gelegde bewijsbaar, met dien verstande dat zij verdachte van het onderdeel van de tenlastelegging betreffende een geïnd geldbedrag ten behoeve van de [bedrijf 2] zal vrijspreken, nu de rechtbank op basis van het proces-verbaal niet kan vaststellen dat dit bedrag dan wel enig geldbedrag is verduisterd.
Bewijsmiddelen
De rechtbank past de volgende bewijsmiddelen toe die de voor de bewezenverklaring redengevende feiten en omstandigheden bevatten zoals hieronder zakelijk weergegeven. Ieder bewijsmiddel is -ook in onderdelen- slechts gebruikt voor het feit waarop het blijkens zijn inhoud betrekking heeft.
1. De door verdachte op de terechtzitting van 1 november 2018 afgelegde verklaring, voor zover inhoudende:
In de periode van 1 september 2010 tot en met 1 september 2014 heb ik te Assen, in mijn hoedanigheid van gerechtsdeurwaarder van meerdere personen geldbedragen gevorderd waarvan ik wist dat zij die door mij aan hen in rekening gebrachte onkosten op grond van het Besluit tarieven ambtshandelingen Gerechtsdeurwaarder niet verschuldigd waren.
Ik heb tevens geldbedragen die op de derdenrekeningen van mijn deurwaarderskantoor stonden voor andere doeleinden gebruikt. Ik had daartoe geen toestemming van de rechthebbenden voor wie die geïnde geldbedragen bestemd waren.
2. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van aangifte d.d. 28 oktober 2014, opgenomen op pagina 12 - 14 van het dossier van Politie Noord-Nederland met nummer 2014129858 d.d. 1 augustus 2016, inhoudende als verklaring van [naam 2] :
V: Van welke strafbare feiten wilt u aangifte doen?
A: Verduistering en knevelarij. Er was tekort op de kantoorrekening voor salaris, kantoorkosten en auto' s. Je leent dan wat van de bijzondere rekening. Maar als dit niet aangezuiverd kan worden loopt dit op.
Volgens het Bureau Financieel Toezicht (BTF) is dit berekend op ongeveer 400.000 euro.
V: Tot nu toe hebben we als foutief in rekening gebrachte kosten geconstateerd, het
herhaald bevel, aanzeggingen en verdeelkosten bij loonbeslag. Zijn er nog meer posten
geweest die onjuist zijn verantwoord?
A: Het zijn kosten die niet of anders in het besluit tarieven ambtshandelingen gerechtsdeurwaarders staan vermeld. In deze gevallen zijn de schuldenaren benadeeld.
3. Een schriftelijk stuk, te weten bijlage I, opgenomen op pagina 15, 16 van voornoemd proces-verbaal politie, inhoudende als verklaring van [naam 2] :
Ik kwam exploten tegen die aan schuldenaren in rekening zijn gebracht zonder dat dit wettelijk toegestaan is. Er bestaat een Besluit tarieven ambtshandelingen Gerechtsdeurwaarders waarin wordt vastgelegd welk tarief voor welke exploten aan schuldenaren mogen worden berekend.
In dit besluit komen geen exploten voor waarbij aan schuldenaren wordt aangezegd dat er beslaglegging volgt. Deze exploten mogen worden betekend, maar dan dient duidelijk vermeld te worden dat de kosten van het exploot voor rekening van de opdrachtgever zijn, en mag men niet de indruk wekken dat de kosten door de schuldenaar zijn verschuldigd. Voorts mogen deze kosten geenszins ten laste van de schuldenaar worden geboekt.
4. Een schriftelijk bescheid, te weten een op pagina 62, 63 opgenomen exploot d.d. 13 februari 2014, gericht aan [slachtoffer 4] , kosten exploot € 61,33 (excl. BTW) en
5. Een schriftelijk stuk, te weten een op pagina 64, 65 opgenomen exploot, d.d. 16 september 2010, gericht aan [slachtoffer 1] , kosten exploot € 58,46 (excl. BTW) en € 69,57(incl. BTW).
6. Een schriftelijk bescheid, te weten een op pagina 66, 67 opgenomen exploot d.d. 25 mei 2012, gericht aan [slachtoffer 3] , kosten exploot € 60,26.
7. Een schriftelijk bescheid, te weten een op pagina 74,75 opgenomen exploot d.d. 11 oktober 2010, gericht aan [slachtoffer 2] , kosten exploot 58,46(excl. BTW) en € 69,57(incl. BTW).
8. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van aangifte d.d. 1 december 2014, opgenomen op pagina 106, 107 van voornoemd dossier, inhoudende als verklaring van [slachtoffer 6] :
Ik doe aangifte van verduistering door dhr. [verdachte] van [verdachte] , gerechtsdeurwaarder & incasso, gevestigd aan de [straatnaam] te Assen.
Op 22 oktober 2013 heeft de kantonrechter een uitspraak gedaan in een zaak die ik had aangespannen tegen [slachtoffer 5] . Op 22 oktober 2013 is het vonnis uitgesproken in deze zaak. Daarin werd gesteld dat dhr. [slachtoffer 5] 3.132,11 euro moest betalen aan de deurwaarder [verdachte] . Ik heb contact gehad met mijn werkgever [slachtoffer 5] waarin hij aangaf dat hij 600 euro in mei 2014 had overgemaakt en 2000 euro in juni 2014 aan deurwaarder [verdachte] . Ik heb op 9 mei 2014 een bedrag van 400 euro ontvangen op mijn rekening. Ik moet nu nog 2200 euro ontvangen van deurwaarder [verdachte] .
9. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van aangifte d.d. 22 december 2014, opgenomen op pagina 111 - 113 van voornoemd dossier, inhoudende als verklaring van [slachtoffer 7] :
Ik doe aangifte van verduistering. Ik heb een eigen bedrijf.
Ik heb diensten geleverd aan [bedrijf 1]. uit Hoogeveen. Na het leveren van mijn diensten stond er een bedrag open welke nog betaald moest worden. Medio december 2013 ben ik naar [verdachte] gerechts-deurwaarders & incasso gegaan. Ik heb [verdachte] opdracht gegeven om de betaling uit mijn naam te vorderen. Ondertussen had ik een bedrag aan [verdachte] betaald van 714,52 euro om de zaak voor de rechter te laten komen. Maar omdat [verdachte] een akkoord had bereikt met de advocaat van [bedrijf 1] ben ik hierin mee gegaan voor de snelle afhandeling. Toen ben ik het met [verdachte] eens geworden dat de 714,52 euro die ik reeds gestort had, niet aangewend hoefde te worden voor een dagvaarding. Begin augustus 2014 heb ik met [verdachte] contact opgenomen. Ik heb toen met [verdachte] afgesproken dat hij de 714,52 euro die ik eerder had overgemaakt en de twee betalingen van 583,33 euro die waren gedaan door [bedrijf 1] zou overmaken. Tot op heden is het geld door [verdachte] nog steeds niet uitbetaald.
10. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van aangifte d.d. 7 januari 2016, opgenomen op pagina 128, 129 van voornoemd dossier, inhoudende als verklaring van
[naam 3]:
Ik doe aangifte van verduistering namens mijn cliënt, mevrouw [slachtoffer 1] , woonachtig te Assen.
Bij het opvragen van de stand van zaken van mevrouw [slachtoffer 1] bij gerechtsdeurwaarder [verdachte] destijds gevestigd aan de [straatnaam] te Assen, kreeg ik geen bericht. Als bewindvoerder heb ik bij [naam 2] de stukken op kunnen vragen van mevrouw [slachtoffer 1] .
Daaruit bleek dat er vorderingen liepen, waarop wel geld werd geïnd, maar niet werd afgedragen aan de partijen die daar recht op hadden.
De partijen die recht hadden op gelden van mevrouw [slachtoffer 1] , zijn de gemeente Assen en mw.
[naam] . Uit de stukken blijkt dat de bedragen wel bij mevrouw [slachtoffer 1] te zijn geïnd.
Omdat er loonbeslag is gelegd op de inkomsten van mevrouw [slachtoffer 1] , heeft de gemeente Assen de bedragen maandelijks laten overmaken naar gerechtsdeurwaarder [verdachte] .
11. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van bevindingen, nummer PL0100-2014167505-3, d.d. 7 januari 2016, opgenomen op pagina 147, 148 van voornoemd dossier, inhoudende als relaas van verbalisant:
Op 22 augustus 2014 deed [slachtoffer 6] aangifte. Op 15 juni 2016 heb ik telefonisch contact opgenomen met aangever [slachtoffer 6] en deze verklaarde dat een aantal bedragen, welke in de aangifte vermeld staan, niet correct zijn. Omdat [slachtoffer 6] via deurwaarder [verdachte] 400 euro van [slachtoffer 5] heeft ontvangen moet het nog te ontvangen bedrag dan ook 2000 euro zijn in plaats van 2200 euro zoals in de aangifte vermeld is. [slachtoffer 6] verklaarde dat hij tot op heden geen geld heeft ontvangen in deze zaak.
12. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van bevindingen, nummer PL0300-2014066228-5, d.d. 15 juni 2016, opgenomen op pagina 151, 152 van voornoemd dossier, inhoudende als relaas van verbalisant:
Op 22 augustus 2014 deed [slachtoffer 7] , aangifte ter zake verduistering.
Op 7 juni 2016 heb ik contact opgenomen met waarnemend gerechtsdeurwaarder [naam 2]
en aan hem gevraagd de administratie van deurwaarder [verdachte] te bekijken ten aanzien
van de zaak [slachtoffer 7] - [bedrijf 1] . Op dezelfde datum heb ik van deurwaarder [naam 2] de
volgende informatie per mail toegestuurd gekregen:
Hierbij zend ik u een overzicht van de boekingen. Daaruit kunt u concluderen dat [verdachte] (onder kolom 1) heeft ontvangen euro 1.164,66 en op kolom 6 (voorschot) een bedrag van euro 714,52. Deze zijn niet afgedragen.
13. Een schriftelijk bescheid, te weten een op pagina 153 (kolom 1), opgenomen overzicht boekingen, d.d. 7 juni 2016, inhoudende:
10-6-2014: ABNAMRO kwaliteitsrekening € 1.164,66.
14. Een schriftelijk bescheid, te weten een op pagina 154 (kolom 6), opgenomen overzicht boekingen, d.d. 7 juni 2016, inhoudende:
13-2-2014: voorschot € 714,52.
15. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van bevindingen, nummer PL0100-2014129858-10, d.d. 13 februari 2017, inhoudende als relaas van verbalisant:
Door [naam 2] werd een berekening toegepast op de gemeente Assen. De
resultaten werden aangeleverd in een schematische weergave, welke als bijlage I is
toegevoegd aan dit proces - verbaal van bevindingen.
16. Een schriftelijk bescheid, te weten een schematische weergave, welke als bijlage 1 is gevoegd bij het hiervoor onder 18 genoemde proces-verbaal van bevindingen, houdt -zakelijk weergegeven- onder meer in:
dossier [verdachte] / [slachtoffer 1] ; 20130108; Ontvangen: € 782,21; Afgedragen: € 0,00.