ECLI:NL:RBNNE:2018:4721

Rechtbank Noord-Nederland

Datum uitspraak
5 oktober 2018
Publicatiedatum
21 november 2018
Zaaknummer
18/840026-18
Instantie
Rechtbank Noord-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Op tegenspraak
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Medeplegen van poging tot doodslag en openlijk geweld in vereniging op school

Op 5 oktober 2018 heeft de Rechtbank Noord-Nederland uitspraak gedaan in de zaak tegen een verdachte, geboren in 2000, die betrokken was bij een gewelddadig incident op school. De verdachte en zijn medeverdachten hebben het slachtoffer, [slachtoffer 1], op 31 oktober 2017 in de gang van de school aangevallen na een conflict over een gestolen telefoon. Tijdens de aanval werd het slachtoffer meermalen geslagen en geschopt, zelfs nadat hij op de grond lag en buiten bewustzijn was. De rechtbank oordeelde dat de verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan het medeplegen van poging tot doodslag, openlijk geweld en diefstal. De rechtbank legde een jeugddetentie op van 200 dagen, waarvan 198 dagen voorwaardelijk, met een proeftijd van twee jaar. Daarnaast werd een werkstraf van 80 uren en een leerstraf van 20 uren opgelegd, evenals bijzondere voorwaarden zoals een meldplicht bij de jeugdreclassering en het volgen van onderwijs. De rechtbank benadrukte de ernst van de feiten en de impact op de rechtsorde, vooral binnen de schoolomgeving.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-NEDERLAND

Afdeling strafrecht
Locatie Groningen
parketnummer 18/840026-18
ter berechting gevoegd parketnummer 18-840033-18
Vonnis van de meervoudige kamer voor de behandeling van strafzaken d.d. 5 oktober 2018 in de zaak van het openbaar ministerie tegen de verdachte
[verdachte] ,
geboren op [geboortedatum] 2000 te [geboorteplaats] ,
wonende te [straatnaam] , [woonplaats] .
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting van 21 september 2018.
Verdachte is verschenen, bijgestaan door mr. H.G.E. Klatter, advocaat te Veendam. Het openbaar ministerie is ter terechtzitting vertegenwoordigd door mr A. van den Oever.

Tenlastelegging

Aan verdachte is, na wijziging van de tenlastelegging, ten laste gelegd dat:
1.
Primair
hij op of omstreeks 31 oktober 2017 te Groningen ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om tezamen en in vereniging met een ander of
anderen, althans alleen, opzettelijk [slachtoffer 1] van het leven te beroven, althans zwaar lichamelijk letsel toe te brengen, met dat opzet die [slachtoffer 1] (nadat deze naar de grond was geslagen en/of gebracht) meermalen en/of met kracht en/of met geschoeide voet(en) op en/of tegen het hoofd en/of (elders) in/op en/of tegen het lichaam heeft/hebben getrapt en/of geschopt en/of gestampt en/of meermalen en/of met kracht en/of met de vuist(en) en/of met een voorwerp (een sleutel) op en/of tegen het hoofd en/of (elders) op en/of tegen het lichaam heeft/hebben geslagen en/of gestompt, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid; art 302 Wetboek van Strafrecht jo.
althans, indien terzake van het vorenstaande geen veroordeling mocht volgen, dat
Subsidiair
hij op of omstreeks 31 oktober 2017 te Groningen openlijk, te weten, in (de hal van) het schoolgebouw (/opleidingscentrum) van het [naam school] (gevestigd aan de [straatnaam] ), in elk geval op of aan de openbare weg en/of op een voor het publiek toegankelijke plaats, in vereniging geweld heeft gepleegd tegen een persoon te weten [slachtoffer 1] door hem - meermalen en/of met kracht en/of met de vuist(en) en/of met een voorwerp (een sleutel) op en/of tegen het hoofd en/of (elders) op en/of tegen het lichaam te slaan en/of te stompen, en/of (nadat die [slachtoffer 1] naar de grond was geslagen en/of gebracht) - meermalen en/of met kracht en/of met geschoeide voet(en) op en/of tegen het hoofd en/of (elders) in/op en/of tegen het lichaam te trappen en/of te schoppen en/of te stampen;
Meer Subsidiair
hij op of omstreeks 31 oktober 2017 te Groningen, tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, [slachtoffer 1] heeft mishandeld door hem - meermalen en/of met kracht en/of met de vuist(en) en/of met een voorwerp (een sleutel) op en/of tegen het hoofd en/of (elders) op en/of tegen het lichaam te slaan en/of te stompen, en/of (nadat die [slachtoffer 1] naar de grond was geslagen en/of gebracht) - meermalen en/of met kracht en/of met geschoeide voet(en) op en/of tegen het hoofd en/of (elders) in/op en/of tegen het lichaam te trappen en/of te schoppen en/of te stampen;
2.
Primair
hij op of omstreeks 31 oktober 2017 te Groningen openlijk, te weten, in (de hal van) het schoolgebouw (/opleidingscentrum) van het [naam school] (gevestigd aan de [straatnaam] ), in elk geval op of aan de openbare weg en/of op een voor het publiek toegankelijke plaats, in vereniging geweld heeft gepleegd tegen een persoon te weten [slachtoffer 2] door hem - meermalen en/of met kracht en/of met de vuist(en) en/of met (een) voorwerp(en) ((een) sleutel(s)) op en/of tegen het hoofd en/of (elders) op en/of tegen het lichaam te slaan en/of te stompen;
althans, indien terzake van het vorenstaande geen veroordeling mocht volgen, dat
Subsidiair
hij op of omstreeks 31 oktober 2017 te Groningen tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen [slachtoffer 2] heeft mishandeld door hem meermalen en/of met kracht en/of met de vuist(en) en/of met (een) voorwerp(en) ((een) sleutel(s)) op en/of tegen het hoofd en/of (elders) op en/of tegen het lichaam te slaan en/of te stompen;
3. Primair
(18.840033.18) hij op of omstreeks 19 maart 2018 te Groningen tezamen en in vereniging met een
ander of anderen, althans alleen, met het oogmerk van wederrechtelijke
toeëigening heeft weggenomen sokken en/of t-shirts, in elk geval enig goed,
geheel of ten dele toebehorende aan [benadeelde partij 1] en/of (respectievelijk) [benadeelde partij 2]
, in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en/of zijn
mededader(s);
althans, indien terzake van het vorenstaande geen veroordeling mocht volgen, dat
Subsidiair
hij op of omstreeks 19 maart 2018 te Groningen, (een) goed(eren) te weten sokken en/of t-shirts heeft verworven, voorhanden
gehad, en/of overgedragen, terwijl hij ten tijde van de verwerving of het voorhanden krijgen van dit/deze
goed(eren) wist, althans redelijkerwijs had moeten vermoeden, dat het (een)
door misdrijf verkregen goed(eren) betrof;
Beoordeling van het bewijs
Standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft veroordeling voor het onder 1 primair en 2 primair ten laste gelegde gevorderd. Ten aanzien van het onder 3 primair ten laste gelegde, heeft de officier van justitie gevorderd dat verdachte zal worden vrijgesproken ten aanzien van het deel: 'en/of t-shirts, in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan [benadeelde partij 2] ' en veroordeeld zal worden voor het overige ten laste gelegde.
Standpunt van de verdediging
Primair heeft de raadsvrouw betoogd dat verdachte moet worden vrijgesproken van het onder 1 en 2 ten laste gelegde. Zij heeft daartoe aangevoerd dat, gelet op de vele wisselende en onduidelijke getuigenverklaringen er geen wettig en overtuigend bewijs is dat verdachte het onder 1 ten laste gelegde heeft begaan. De raadsvrouw heeft opgemerkt dat getuige [getuige 1] heeft aangegeven aangever [slachtoffer 1] al heel lang te kennen en daarom niet als een onafhankelijke getuige kan worden aangemerkt. Voorts heeft de raadsvrouw aangevoerd dat op geen enkele wijze uit de bewijsmiddelen is gebleken dat verdachte geweld heeft gepleegd ten aanzien van [slachtoffer 1] .
Met betrekking tot het onder 2 ten laste gelegde heeft de raadsvrouw aangevoerd dat verdachte, toen de klas van aangever [slachtoffer 1] het klaslokaal uitkwam, werd aangevallen door aangever [slachtoffer 2] . Verdachte heeft zich enkel tegen deze aanval verdedigd.
Subsidiair heeft de raadsvrouw aangevoerd, dat mocht de rechtbank tot een bewezenverklaring komen van het onder 1 en 2 ten laste gelegde, verdachte zich beroept op noodweer.
Met betrekking tot het onder 3 ten laste gelegde heeft de raadsvrouw aangevoerd dat verdachte moet worden vrijgesproken. Een vriend heeft het schoudertasje van verdachte om gehad vlak voordat de alarmpoortjes afgingen. Een medewerkster heeft daarop ter controle de vriend van verdachte nogmaals door het alarmpoortje laten lopen. Wanneer iemand meermalen kort na elkaar door alarmpoortjes loopt, kan dat tot gevolg hebben dat de poortjes niet meer goed functioneren. Daarom kan niet worden uitgesloten dat de vriend van verdachte de sokken heeft gestolen.
Oordeel van de rechtbank
De rechtbank past de volgende bewijsmiddelen toe die de voor de bewezenverklaring redengevende feiten en omstandigheden bevatten zoals hieronder zakelijk weergegeven.
Ten aanzien van het onder 1 ten laste gelegde:
1. De door verdachte op de terechtzitting van 21 september 2018 afgelegde verklaring, voor zover inhoudende:
Ik heb een keer geslagen en getrapt.
2. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van aangifte d.d. 1 november 2017, opgenomen op pagina 30 e.v. van het dossier van Politie Noord-Nederland met nummer 2017288802 d.d. 13 februari 2018 , inhoudende als verklaring van [slachtoffer 1] :
Op dinsdag 31 oktober 2017 rond 14:00 uur liep ik de klas uit van mijn school, het [naam school] aan de [straatnaam] te Groningen. Aan het einde van de gang stond een groep van ongeveer tien jongens. Ik zag dat [medeverdachte 1] ook in die groep stond. Ik zag dat er twee jongens uit die groep zonder iets te zeggen direct op mij in begonnen te slaan. Zij sloegen mij met gebalde vuist op mijn hoofd. Terwijl de jongens mij sloegen, viel ik op de grond. Terwijl ik op de grond lag zag en voelde ik dat de rest van de jongens tegen mijn hoofd aan begonnen te schoppen toen ik op de grond lag. Ik voelde enorm veel pijn aan mijn hoofd. Door het harde slaan, schoppen en trappen ben ik mijn bewustzijn verloren.
3. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van verhoor d.d. 5 december 2017, opgenomen op pagina 38 e.v. van voornoemd dossier, inhoudende als verklaring van [slachtoffer 1] :
Vraag: Je zegt dat toen de les was afgelopen je 10 jongens zag staan en dat [medeverdachte 1] ook in die groep stond. Je zegt dat 2 jongens, zonder iets te zeggen je begonnen te slaan. Wie zijn deze 2 jongens.
Antwoord: [medeverdachte 1] en [verdachte] .
Vraag: Welke [verdachte] ?
Antwoord: de vriend van [medeverdachte 1] .
[medeverdachte 1] had iets in zijn hand, dat heb ik gezien. [verdachte] had ook iets in zijn hand. Ik voelde iets hards op mijn achterhoofd.
4. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van aangifte d.d. 1 november 2017, opgenomen op pagina 47 e.v. van voornoemd dossier, inhoudende als verklaring van [slachtoffer 2] :
[slachtoffer 1] en ik kwamen uit ons klaslokaal en toen hebben ze ons geslagen. Met ze bedoel ik die ene jongen van de telefoon met vijf andere vrienden. Ik zag dat [slachtoffer 1] door alle jongens werd geslagen en getrapt. Hij viel op de grond. Sommigen hadden sleutels in hun handen, daar sloegen ze ons mee. Ik zag dat ze ook sloegen met hun vuisten. Ik voelde direct pijn aan mijn hoofd.
5. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van verhoor d.d. 2 november 2017, opgenomen op pagina 59 e.v. van voornoemd dossier, inhoudende als verklaring van [getuige 2] :
Ik zag dat [slachtoffer 1] (opm. rechtbank: hiermee wordt bedoeld [slachtoffer 1] ) op de grond lag. Eén van de ruzieschoppers schopte hard tegen zijn hoofd aan. Het leek net alsof hij tegen een voetbal aan trapte.
6. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van verhoor d.d. 23 november 2017, opgenomen op pagina 100 e.v. van voornoemd dossier, inhoudende als verklaring van [getuige 1] :
Ik hoorde [medeverdachte 2] (opm. rechtbank: hiermee wordt bedoeld: [medeverdachte 2] ) zeggen 'We steken jullie allemaal. Jullie gaan het zien!' Ik hoorde [verdachte] (opm. rechtbank: hiermee wordt bedoeld: [verdachte] ) en [medeverdachte 2] zeggen dat ze [slachtoffer 1] (opm. rechtbank: hiermee wordt bedoeld: [slachtoffer 1] ) zouden neerschieten. Toen [slachtoffer 2] (opm. rechtbank: hiermee wordt bedoeld: [slachtoffer 2] ) de klas uit kwam, hoorde ik [medeverdachte 2] zeggen: 'Laat je vriend komen, ik steek hem neer!' Ik zag dat iedereen op [slachtoffer 2] en [slachtoffer 1] afging. Ik zag dat [medeverdachte 1] [slachtoffer 1] sloeg. Ik zag dat [medeverdachte 1] [slachtoffer 1] raakte in het gezicht. Ik zag dat [slachtoffer 1] [medeverdachte 1] terug wilde slaan. Ik zag dat [slachtoffer 1] mis sloeg. Ik zag toen dat [medeverdachte 1] [slachtoffer 1] nog een keer sloeg. Ik weet niet waarmee [medeverdachte 1] [slachtoffer 1] sloeg, maar ik zag dat [slachtoffer 1] toen helemaal naar de grond viel. Ik zag dat [slachtoffer 1] op de grond lag en ik hoorde hij dat hij een raar snurkend geluid maakte. Ik zag dat [medeverdachte 2] toen met de onderkant van zijn werkschoenen op het hoofd van [slachtoffer 1] stampte. Ik zag dat [medeverdachte 1] [slachtoffer 1] toen tegen zijn hoofd schopte. Dit was meer dan drie tot vier keer tegen het hoofd.
7. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van verhoor d.d. 18 januari 2018, opgenomen op pagina 137 e.v. van voornoemd dossier, inhoudende als verklaring van [medeverdachte 3] :
Ik was boos. Mijn vrienden waren ook boos. Dan bedoel ik eigenlijk [medeverdachte 2] en [verdachte] . Het was zo dat als we [slachtoffer 1] tegen zouden komen we hem aan zouden spreken. Er hoefde dan maar "iets te gebeuren" of we zouden wel slaan.
Ten aanzien van het onder 2 ten laste gelegde:
1. De door verdachte op de terechtzitting van 21 september 2018 afgelegde verklaring, voor zover inhoudende:
Ik heb de vriend van [slachtoffer 1] een keer geschopt en geslagen.
2. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van aangifte d.d. 1 november 2017, opgenomen op pagina 47 e.v. van het dossier van Politie Noord-Nederland met nummer 2017288802 d.d. 13 februari 2018, inhoudende als verklaring van [slachtoffer 2] :
[slachtoffer 1] en ik kwamen uit ons klaslokaal en toen hebben ze ons geslagen. Met ze bedoel ik die ene jongen van de telefoon met vijf andere vrienden. Ik werd door drie jongens aangevallen, zij begonnen mij te slaan en te schoppen. Sommigen hadden sleutels in hun handen, daar sloegen ze ons mee. Ik zag dat ze ook sloegen met hun vuisten. Ik voelde direct pijn aan mijn hoofd.
3. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van verhoor van Politie Noord-Nederland d.d. 15 november 2017, opgenomen op pagina 85 e.v. van voornoemd dossier, inhoudende als verklaring van [getuige 3] :
Ik zag dat drie jongens met zwarte jassen [slachtoffer 2] sloegen met hun handen. Ik zag dat ze hem ook schopten tegen zijn hoofd en buik. Dat gebeurde met kracht, expres. Het was trappen zoals je hard schiet om een doelpunt te maken.
4. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van verhoor d.d. 16 januari 2018, opgenomen op p. 151 e.v. van voornoemd dossier, inhoudende als verklaring van verdachte:
Ik heb [slachtoffer 2] vervolgens bij zijn lever geslagen. Toen hij van mij afging, heb ik hem getrapt.
Ten aanzien van het onder 3 ten laste gelegde:
1. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van aangifte van Politie Noord-Nederland d.d. 20 maart 2018, opgenomen op pagina 6 van het dossier met nummer 2018066206 d.d. 20 maart 2018, inhoudende als verklaring van [getuige 4] :
Ik hoorde het alarm van het poortje afgaan toen de twee jongens er door liepen. Ik kon één van hen meteen buiten in de kraag vatten, de andere jongen ging er rennend vandoor. Tussen de Korenbeurs en de A-Kerk werd de weggerende persoon aangehouden. De sokken die vanuit onze winkel zijn weggenomen, werden teruggevonden achterop een fiets onder een snelbinder.
2. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van aanhouding door burger van Politie Noord-Nederland d.d. 19 maart 2018, opgenomen op pagina 11 e.v. van voornoemd dossier, inhoudende als verklaring van [verbalisant 1] en [verbalisant 2] :
Op 19 maart 2018 waren wij, verbalisanten [verbalisant 2] en [verbalisant 1] , belast met een surveillancedienst in de stad Groningen. Beveiliger [getuige 5] zag [verdachte] de Stoeldraaierstraat inrennen en vervolgens rechtsaf slaan het Soephuisstraatje in. Toen [getuige 5] het Soephuisstraatje inliep, zag hij twee multipacks sokken van het merk Fila liggen.
Ten aanzien van het onder 1 ten laste gelegde
Uit de hiervoor genoemde bewijsmiddelen blijkt dat door meerdere personen tegelijkertijd geweld is gepleegd tegen aangever, dat verdachte deel uitmaakte van deze groep en ook geweld heeft gebruikt. Uit de verklaring van [getuige 1] volgt dat verdachte vooraf had gedreigd met geweld en dat de verdachten op aangever afgingen op het moment dat hij zijn klaslokaal verliet. De rechtbank ziet geen reden om aan de betrouwbaarheid van zijn verklaring te twijfelen, zoals de verdediging heeft betoogd. [getuige 1] is niet alleen bevriend met aangever [slachtoffer 1] , maar ook met verdachte. Zijn verklaring staat bovendien niet op zichzelf, maar wordt op essentiële onderdelen ondersteund door verklaringen van andere getuigen in het dossier.
De rechtbank ziet dan ook geen beletsel om de verklaring van getuige [getuige 1] te bezigen voor het bewijs.
Uit hetgeen hierboven is overwogen volgt dat er sprake was een nauwe en bewuste samenwerking tussen verdachte en de medeverdachten gericht op de gewelddadige handelingen. Op basis van de aangiften van [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] en de getuigenverklaring van [getuige 1] stelt de rechtbank vast dat in ieder geval twee van de medeverdachten meerdere malen tegen het hoofd van aangever [slachtoffer 1] hebben getrapt. Niet vastgesteld kan worden dat verdachte tegen het hoofd van aangever geschopt heeft. Wel is duidelijk dat hij wist dat er een confrontatie dreigde waarbij geweld zou worden gebruikt en dat hij daadwerkelijk heeft deelgenomen aan de geweldplegingen. Onder die omstandigheden moet hij worden aangemerkt als medepleger van al het tegen aangever gerichte geweld en is hij mede verantwoordelijk voor de gedragingen van de medeverdachten.
Uit de aard van het letsel en de genoemde verklaringen leidt de rechtbank voorts af dat deze trappen krachtig waren en met geschoeide voet. De rechtbank overweegt dat het een feit van algemene bekendheid is, dat het hoofd een kwetsbaar en vitaal lichaamsdeel is en letsel aan het hoofd gemakkelijk kan leiden tot de dood van een slachtoffer. Door op de hiervoor omschreven wijze te handelen hebben verdachten de kans dat het slachtoffer zou komen te overlijden bewust aanvaard. Geconcludeerd wordt dat verdachte en de medeverdachten het voorwaardelijk opzet op de dood had en zich derhalve schuldig hebben gemaakt aan het medeplegen van een poging tot doodslag.
Ten aanzien van het onder 2 ten laste gelegde
De rechtbank is van oordeel dat verdachte een voldoende wezenlijke bijdrage heeft geleverd aan het geweld om van openlijke geweldpleging te spreken. De rechtbank overweegt daartoe dat verdachte ter zitting heeft verklaard dat hij aangever heeft geslagen.
Ten aanzien van het onder 3 ten laste gelegde
De rechtbank is van oordeel dat het onder 3 primair ten laste gelegde wettig en overtuigend bewezen kan worden. Het door de raadsvrouw geschetste scenario dat de sokken door de vriend van verdachte zijn gestolen, acht de rechtbank niet aannemelijk nu uit de getuigenverklaring van [verbalisant 1] en [verbalisant 2] is gebleken dat de gestolen sokken van de [benadeelde partij 1] zijn teruggevonden in het Soephuisstraatje, waar verdachte vlak daarvoor doorheen was gerend.

Bewezenverklaring

De rechtbank acht het onder 1 primair, 2 primair en 3 primair ten laste gelegde wettig en overtuigend bewezen, met dien verstande dat:
1. hij op 31 oktober 2017 te Groningen ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om tezamen en in vereniging met anderen, opzettelijk [slachtoffer 1] van het leven te beroven, met dat opzet die [slachtoffer 1] (nadat deze naar de grond was geslagen) meermalen met kracht en met geschoeide voet(en) tegen het hoofd en (elders) tegen het lichaam hebben getrapt en geschopt en
meermalen met kracht met de vuist(en) en met een voorwerp (een sleutel) tegen het hoofd en (elders) tegen het lichaam hebben geslagen en gestompt,
terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
2. hij op 31 oktober 2017 te Groningen openlijk, te weten, een voor het publiek toegankelijke plaats, in vereniging
geweld heeft gepleegd tegen een persoon te weten [slachtoffer 2]
door hem
- meermalen en met kracht en met de vuisten en met een voorwerp tegen het hoofd en (elders) tegen het lichaam te slaan en te schoppen;
3. hij op 19 maart 2018 te Groningen tezamen en in vereniging met een ander, met het oogmerk van wederrechtelijke toeëigening heeft weggenomen sokken toebehorende aan [benadeelde partij 1] .
Verdachte zal van het meer of anders ten laste gelegde worden vrijgesproken, aangezien de rechtbank dat niet bewezen acht.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. Verdachte is daardoor niet geschaad in de verdediging.

Strafbaarheid van het bewezen verklaarde en van verdachte

Standpunt van officier van justitie
Volgens de officier van justitie komt verdachte geen beroep op noodweer toe. Gelet op de getuigenverklaringen is van een situatie waarin verdachte en de andere drie medeverdachten zich moesten en mochten verdedigen tegen een aanval van aangever [slachtoffer 1] en aangever [slachtoffer 2] niet gebleken. Voorafgaand aan het gevecht heeft medeverdachte [medeverdachte 2] geroepen: 'We steken jullie allemaal. Jullie gaan het zien'. Vervolgens hebben verdachte en de medeverdachten, zo blijkt uit de verklaringen van aangever [slachtoffer 1] en getuige [getuige 1] , de eerste klappen uitgedeeld toen aangever [slachtoffer 1] de klas uitkwam. Derhalve kan geen sprake zijn van een wederrechtelijke aanval waartegen verdachte zich noodzakelijkerwijs moest verdedigen: verdachte had zelf schuld aan de aanval. Als al zou moeten worden aangenomen dat sprake was van een wederrechtelijke aanranding dan voldeed de verdediging van verdachte bovendien niet aan het subsidiariteitsbeginsel en was deze ook disproportioneel: hij heeft aangever [slachtoffer 1] meerdere malen tegen het hoofd geschopt terwijl deze al (bewusteloos) op de grond lag.
Standpunt van verdediging
De verdediging heeft zich op het standpunt gesteld dat verdachte dient te worden ontslagen van alle rechtsvervolging. De raadsvrouw heeft betoogd dat verdachte nooit de intentie heeft gehad om te gaan vechten terwijl hij samen met de medeverdachten op de gang stond te wachten. Hij heeft gehandeld ter noodzakelijke verdediging van zijn en andermans lijf. Verdachte heeft aangever [slachtoffer 1] van medeverdachte [medeverdachte 3] afgetrokken. Daarop werd verdachte beetgepakt door aangever [slachtoffer 2] en heeft verdachte hem een stoot gegeven. Tussen verdachte en de medeverdachten zijn geen onderlinge afspraken gemaakt om te gaan vechten met aangevers [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] . Het is verdachte en de medeverdachten overkomen: zij werden plotseling aangevallen door [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] en hebben zich enkel verdedigd.
Oordeel van rechtbank
Voor het aannemen van een noodweersituatie is noodzakelijk dat aannemelijk wordt dat sprake was van een ogenblikkelijke en wederrechtelijke aanranding jegens het lijf, eerbaarheid of goed van verdachte, waartegen verdachte zich moest verdedigen. Deze verdediging moet dan ook noodzakelijk en proportioneel zijn.
Uit diverse verklaringen is gebleken dat verdachte en diens medeverdachten [slachtoffer 1] in de gang vlak bij het klaslokaal waarin [slachtoffer 1] zich bevond hebben opgewacht en uit waren op een confrontatie. Blijkens de verklaring van medeverdachte [medeverdachte 3] hoefde er maar 'iets' te gebeuren en dan zouden verdachte en de medeverdachten aangever [slachtoffer 1] en aangever [slachtoffer 2] slaan. Voorts blijkt uit de verklaring van getuige [getuige 1] dat, terwijl verdachte en de medeverdachten voorafgaand aan het gevecht op de gang stonden te wachten, door verdachte is gezegd dat ze aangever zouden neerschieten. Diezelfde getuige heeft voorts verklaard dat toen aangevers [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] uit de klas kwamen lopen, verdachte en de medeverdachten ineens op hen afgingen. Uit het voorgaande blijkt dat de verdachte en de medeverdachten uit waren op een confrontatie met aangever en dat zij er van uitgingen dat door hen geweld zou worden gebruikt. Reeds hierom kan een beroep op noodweer niet slagen. Het beroep op noodweer wordt derhalve verworpen.
Het bewezen verklaarde levert op:

1. Primair: medeplegen van poging tot doodslag;

2. Primair: openlijk in vereniging geweld plegen tegen personen;

3. Primair: diefstal door twee of meer verenigde personen.

Deze feiten zijn strafbaar nu geen omstandigheden aannemelijk zijn geworden die de strafbaarheid uitsluiten.
De rechtbank acht verdachte strafbaar nu niet van enige strafuitsluitingsgrond is gebleken.

Strafmotivering

Vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat verdachte ter zake van het onder 1 en 2 primair ten laste gelegde wordt veroordeeld tot jeugddetentie van 300 dagen waarvan 298 dagen voorwaardelijk met een proeftijd van 2 jaren en aftrek van de tijd die verdachte reeds in preventieve hechtenis heeft doorgebracht. Daarbij dient verdachte zich te houden aan de algemene voorwaarden en de bijzondere voorwaarden zoals de Raad voor de Kinderbescherming die in het advies d.d. 7 september 2018 geadviseerd heeft. Tevens acht de officier van justitie voor verdachte een meldplicht bij de jeugdreclassering van belang, evenals een leerstraf van 20 uur te weten Tools4U. Daarbij heeft de officier van officier van justitie gelet op de justitiële documentatie van verdachte, de persoonlijke omstandigheden van verdachte, de recente strafbeschikking vanwege een diefstal bij de [benadeelde partij 3] , het advies van de Raad voor de Kinderbescherming, de ernst van het feiten en het taakstrafverbod ex artikel 22b in samenhang met artikel 77ma Wetboek van Strafrecht.
Standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft aangegeven dat verdachte bereid is om zich te houden aan de door de jeugdreclassering geadviseerde bijzondere voorwaarden.
Oordeel van de rechtbank
Bij de bepaling van de straf heeft de rechtbank rekening gehouden met de aard en de ernst van het bewezen en strafbaar verklaarde, de omstandigheden waaronder dit is begaan, de persoon van verdachte zoals deze naar voren is gekomen uit het onderzoek op de terechtzitting en de over hem opgemaakte rapportage, het verdachte betreffende uittreksel uit de justitiële documentatie, alsmede de vordering van de officier van justitie en het pleidooi van de raadsvrouw.
De rechtbank heeft in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen.
Verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan het medeplegen van een poging tot doodslag op [slachtoffer 1] , alsmede aan openlijke geweldpleging gericht tegen diens klasgenoot [slachtoffer 2] . Na een incident tussen aangever [slachtoffer 1] en medeverdachte [medeverdachte 3] over een gestolen telefoon hebben verdachte en zijn medeverdachten het slachtoffer op school tijdens de les in zijn klas opgezocht om verhaal te halen. In de gang van de school kwam het tot een vechtpartij en het slachtoffer is hierbij onder meer meermalen hard in het gezicht getrapt, nadat hij op de grond was gevallen en het bewustzijn had verloren. Uit diverse getuigenverklaringen is naar voren gekomen dat verdachte en zijn medeverdachte zijn doorgegaan met slaan en schoppen toen het slachtoffer reeds buiten bewustzijn was en zich niet meer kon verweren. Het geweld is pas gestopt, toen een medeleerlinge ingreep. Het slachtoffer is vervolgens door ter plaatse gekomen ambulancepersoneel verzorgd. Eén van zijn tanden bleek door het geweld te zijn afgebroken. Ook had hij een afdruk van een schoen in zijn wang staan.
Door het handelen van verdachte en zijn medeverdachten is een ernstige inbreuk gemaakt op de lichamelijke integriteit van het slachtoffer. Een dergelijk feit schokt de rechtsorde en vergroot gevoelens van onveiligheid, in het bijzonder bij de leerlingen en docenten van de school waar het strafbare feit zich afspeelde. Een school is een plaats waar men zich veilig moet kunnen voelen.
Het gaat om ernstige feiten waarvoor in beginsel een onvoorwaardelijke jeugddetentie op zijn plaats is.
Bij het bepalen van de straf heeft de rechtbank er ten gunste van verdachte rekening mee gehouden dat het feit een jaar geleden is gepleegd en ook voor verdachte grote gevolgen heeft gehad, aangezien hij van school is verwijderd en hij de opleiding die hij daar volgde daardoor niet heeft kunnen afmaken.
Voorts heeft de rechtbank rekening gehouden met het advies van de Raad voor de Kinderbescherming van 7 september 2018. Uit dit rapport blijkt onder meer dat er sprake is van een hoog recidiverisico. De Raad voor de Kinderbescherming heeft op een aantal gebieden zorgen om verdachte. Zo heeft verdachte gedurende langere tijd geen onderwijs gevolgd en geen zinvolle vrijetijdsbesteding gehad. Verdachte is in korte tijd twee keer met de politie in aanraking gekomen. Gedurende de looptijd van de vrijwillige jeugdreclasseringsmaatregel heeft verdachte opnieuw een strafbaar feit gepleegd. De Raad voor de Kinderbescherming is van mening dat verdachte gebaat is bij een meldplicht bij de jeugdreclassering. Naast deze maatregel acht de Raad voor de Kinderbescherming het van belang dat verdachte zijn vaardigheden vergroot, zodat hij in probleemsituaties leert om andere keuzes te maken.
In dat kader adviseert de Raad voor de Kinderbescherming om aan verdachte de leerstraf Tools4U op te leggen.
De rechtbank is, alles afwegend, van oordeel dat een deels voorwaardelijke jeugddetentie in combinatie met een leerstraf, zoals door de officier van justitie geëist, onvoldoende recht doet aan de ernst van de gepleegde feiten. Zij acht een onvoorwaardelijke werkstaf passend. Daarnaast zal de rechtbank een deels voorwaardelijke jeugddetentie opleggen, zij het van kortere duur dan door de officier van justitie geëist.
Aan de voorwaardelijke jeugddetentie zal de rechtbank de door de Raad voor de Kinderbescherming geadviseerde bijzondere voorwaarden verbinden. Aan de voorwaardelijke straf verbindt de rechtbank een proeftijd van twee jaren. Tot slot zal de rechtbank de leerstraf Tools4U aan verdachte opleggen, zoals geadviseerd door de Raad voor de Kinderbescherming.

Beslag

Met betrekking tot de twee inbeslaggenomen, witte Nike t-shirts oordeelt de rechtbank dat deze dient te worden bewaard ten behoeve van de rechthebbende.

Toepassing van wetsartikelen

De rechtbank heeft gelet op de artikelen 45, 57, 47, 77a, 77g, 77i, 77m, 77n, 77x, 77y, 77z, 77aa, 77gg, 141 en 287 van het Wetboek van Strafrecht, zoals deze artikelen golden ten tijde van het bewezen verklaarde.

Uitspraak

De rechtbank

Verklaart het onder 1 primair, 2 primair en 3 primair ten laste gelegde bewezen, te kwalificeren en strafbaar zoals voormeld en verdachte daarvoor strafbaar.
Verklaart niet bewezen hetgeen aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan het bewezen verklaarde en spreekt verdachte daarvan vrij.
Veroordeelt verdachte tot:

een jeugddetentie voor de duur van 200 dagen.

Beveelt dat de tijd door de veroordeelde vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in voorlopige hechtenis doorgebracht, geheel in mindering zal worden gebracht.
Bepaalt dat van deze jeugddetentie een gedeelte, groot
198 dagenniet zal worden ten uitvoer gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten, op grond dat de veroordeelde zich voor het einde van een proeftijd, welke hierbij wordt vastgesteld op 2 jaren, aan een strafbaar feit heeft schuldig gemaakt of de hierna te noemen algemene of bijzondere voorwaarden niet heeft nageleefd.
Stelt als algemene voorwaarden:
1. dat de veroordeelde zich voor het einde van de proeftijd niet schuldig maakt aan een strafbaar feit;
2. dat de veroordeelde ten behoeve van het vaststellen van zijn identiteit medewerking verleent aan het nemen van een of meer vingerafdrukken of een identiteitsbewijs als bedoeld in artikel 1 van de Wet op de identificatieplicht ter inzage aanbiedt;
3. dat de veroordeelde medewerking verleent aan het reclasseringstoezicht als bedoeld in artikel 77aa, eerste tot en met het vierde lid, van het Wetboek van Strafrecht, de medewerking aan huisbezoeken daaronder begrepen.
Stelt als bijzondere voorwaarden:
1. dat veroordeelde zich gedurende en door de Stichting Jeugdbescherming Noord en Veilig Thuis Groningen te bepalen periode meldt bij de jeugdreclassering en dat hij zich daarna zal blijven melden zo lang en zo frequent als deze instelling dat noodzakelijk acht.
2. dat veroordeelde onderwijs volgt.
Draagt voornoemde instelling op toezicht te houden op de naleving van de bijzondere voorwaarde en de veroordeelde ten behoeve daarvan te begeleiden.

een werkstraf voor de duur van 80 uren.

Beveelt dat voor het geval de veroordeelde de taakstraf niet naar behoren verricht, vervangende jeugddetentie voor de duur van 40 dagen zal worden toegepast.
een leerstraf, bestaande uit het volgen van het leerproject Tools4U voor de duur van 20 uren.
Beveelt dat voor het geval de veroordeelde de leerstraf niet naar behoren verricht, vervangende jeugddetentie voor de duur van 10 dagen zal worden toegepast.
Gelast de bewaring van de twee inbeslaggenomen, witte Nike t-shirts ten behoeve van de rechthebbende.
Dit vonnis is gewezen door mr. M. Brinksma, voorzitter, tevens kinderrechter,
mr. M.B.W. Venema en mr. C. Krijger, rechters, bijgestaan door mr. A.M.J. Flach, griffier, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van deze rechtbank op 5 oktober 2018.
Mr. Brinksma en mr. Krijger zijn buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.