ECLI:NL:RBNNE:2018:4913

Rechtbank Noord-Nederland

Datum uitspraak
11 december 2018
Publicatiedatum
4 december 2018
Zaaknummer
AWB - LEE 17 _ 2282
Instantie
Rechtbank Noord-Nederland
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Bestuursrechtelijke geschil over informatiebeschikking en administratieplicht in belastingzaken

In deze zaak heeft de Rechtbank Noord-Nederland op 11 december 2018 uitspraak gedaan in een geschil tussen een eiser en de inspecteur van de Belastingdienst. De zaak betreft een informatiebeschikking die door de inspecteur is afgegeven op 25 februari 2016, waarin werd vastgesteld dat de eiser niet voldeed aan de informatieplicht en administratieplicht zoals voorgeschreven in de Algemene wet inzake rijksbelastingen (AWR). De eiser, die betrokken was bij een VOF die een juwelierszaak exploiteerde, heeft tegen deze informatiebeschikking bezwaar gemaakt. De rechtbank heeft vastgesteld dat de administratie van de VOF niet voldeed aan de eisen van artikel 52 AWR, wat leidde tot omkering van de bewijslast. De rechtbank oordeelde dat de informatiebeschikking terecht was afgegeven, maar vernietigde deze voor zover deze betrekking had op de schending van de informatieplicht van artikel 47 AWR, omdat aan deze verplichting alsnog was voldaan. De rechtbank verklaarde het beroep gedeeltelijk gegrond en veroordeelde de Belastingdienst tot vergoeding van het griffierecht en de proceskosten van de eiser. De uitspraak benadrukt het belang van een deugdelijke administratie voor belastingplichtigen en de gevolgen van het niet voldoen aan de wettelijke verplichtingen.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-NEDERLAND

Zittingsplaats Groningen
Bestuursrecht
zaaknummer: LEE 17/2282
uitspraak van de enkelvoudige belastingkamer van 11 december 2018 in de zaak tussen

[eisers] , te [plaats] , eiser

(gemachtigde: [gemachtigde eisers] ),
en

de inspecteur van de Belastingdienst/kantoor Leeuwarden, verweerder

(gemachtigde: [gemachtigde verweerder] ).

Procesverloop

Verweerder heeft met dagtekening 25 februari 2016 een informatiebeschikking genomen.
Bij uitspraak op bezwaar van 22 mei 2017 heeft verweerder het bezwaar van 5 april 2016 ongegrond verklaard.
Eiser heeft tegen de uitspraak op bezwaar beroep ingesteld.
Verweerder heeft een verweerschrift ingediend.
Eiser en verweerder hebben vóór de zitting nadere stukken ingediend.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 6 november 2018, gelijktijdig met het onderzoek in de zaak van de VOF [naam vof] (LEE 17/2343), van [firmant 1] (LEE 17/2737) en van [firmant 2] (LEE 17/2738).
Eiser is verschenen, bijgestaan door zijn gemachtigde, alsmede [naam 1] . Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigde, bijgestaan door [bijstand] en [bijstand] .

Overwegingen

Feiten
1. De rechtbank neemt de volgende, door partijen niet betwiste, feiten als vaststaand aan.
1.1.
[naam 2] (verder: senior) is op [datum] 2015 overleden. Senior was tot zijn overlijden firmant van de VOF [naam vof] (verder: de VOF). De VOF drijft een juwelierszaak. De firmanten van de VOF waren in de jaren 2010 tot en met 2013: senior, [firmant 1] en [firmant 2] . [firmant 1] is enig erfgenaam van senior.
1.2.
De bedrijfsactiviteiten van de VOF bestonden in de jaren 2010 tot en met 2013 uit in- en verkoop van tweedehands en nieuwe sieraden, reparatie van sieraden en verkoop van horloges. Voor zover ingekochte tweedehands sieraden niet geschikt werden bevonden voor de verkoop aan particulieren, vond verkoop veelal plaats aan een vaste opkoper, die de goederen omsmolt.
1.3.
De omzet werd voor circa 99% behaald met de ingekochte tweedehands sieraden.
1.4.
Verweerder heeft op 12 januari 2015 een boekenonderzoek aangekondigd naar de aanvaardbaarheid van de aangiften omzetbelasting van de VOF over de periode 1 januari 2010 tot en met 31 december 2013, alsmede de aangiften inkomstenbelasting 2010, 2011, 2012 en 2013 van de vennoten.
1.5.
Verweerder heeft op 25 februari 2016 een tot de VOF en tot ieder van de vennoten gerichte informatiebeschikking genomen en deze aan ieder van hen verzonden.
1.6.
In de aan eiser verzonden informatiebeschikking is onder meer het volgende vermeld:
" In het kader van het boekenonderzoek bij wijlen de heer [senior] betreffende de aangiften:
- inkomstenbelasting over de jaren 2010 tot en met 2013,
is verzocht informatie te verstrekken, welke van belang kan zijn voor de belastingheffing. Tevens is gebleken dat er op onderdelen niet is voldaan aan de administratieplicht.

Informatieverstrekking:

(…)
- inzage in de privé bankafschriften (…)
Ik geef hiervoor dan ook een informatiebeschikking.Deze is gebaseerd op artikel 52a van de AWR, en wordt afgegeven omdat ook na herhaalde verzoeken, niet volledig is voldaan aan de informatieverplichtingen van artikel 47 eerste lid letter a en b van de AWR.
(…)
Administratieplicht
De bepalingen op dit gebied vindt u terug in artikel 52 van de Algemene wet inzake rijksbelastingen (…). De administratie van de v.o.f. …. voldoet (op onderdelen) niet aan het eerste lid van artikel 52 van de AWR. (…)
Inkoopadministratie
(…)
- (…) Op de rekening “inkoop particulieren” worden eens per maand de
volledige inkopen van die maand ingeboekt in een totaalbedrag. Deze
bedragen verschillen van € 3.910 in mei 2010 tot € 161.490 in augustus 2011.
Nagenoeg alle inkopen geschieden contant. Van deze bedragen zijn geen
onderliggende stukken aanwezig;
- Als handelaar in tweedehands goederen dient belastingplichtige op grond van
artikel 437 lid e van het Wetboek van Strafrecht een inkoopregister bij te
houden. Belastingplichtige heeft aangegeven dit te doen. Hij heeft deze
inkoopregisters echter niet bewaard. De totale inkoop bedroeg in 2010 € 107.447, in 2011
€ 67.332, in 2012 € 547.731 en in 2013 € 229.035.
Door de wijze waarop de inkopen worden verwerkt is het niet vast te stellen wat
er is ingekocht en hoeveel. Ook is niet vast te stellen welke artikelen aan de
verkoopcollectie worden toegevoegd en welke artikelen worden doorverkocht aan
de (vaste) opkoper.
Voorraadadministratie
- Belastingplichtige heeft zeer veel artikelen (vele honderden) in voorraad,
geleverd door verschillende leveranciers en ingekocht van particulieren;
- De artikelen hebben een verkoopwaarde die varieert van nog geen € 10 tot in
ieder geval € 5.500;
- Belastingplichtige heeft vele artikelen van uiteenlopende samenstellingen in
karaat, gewicht, maat, lengte, soort(en) edel metaal, met of zonder edelstenen,
toegepaste bewerkingen, etc;
- Van de ingekochte artikelen van particulieren worden de mooie artikelen aan
de verkoopcollectie toegevoegd en verkocht als “occasions”; (…)
- De fluctuatie van de goudprijs (en andere edelmetalen) op de wereldmarkt. De
wetenschap van de inkoopwaarde van de artikelen waarin goud en zilver
verwerkt zit is van belang voor de vaststelling en het eventueel bijstellen van
de verkoopwaarde; (…)
- Eens per jaar wordt een schatting gemaakt van de actuele voorraad. Dit
gebeurt op ervaring en gevoel. De schatting wordt weergegeven in een bedrag,
welke op de balans komt. Een nadere specificatie of onderliggende stukken zijn
er niet.
De aard en omvang van de activiteiten van belastingplichtige vereisen de
aanwezigheid van een actuele en gedetailleerde voorraadadministratie waaruit te
allen tijde de actuele vermogenspositie kan worden bepaald. De
voorraadadministratie is ook van essentieel belang voor de controle op de inkopen
en bijbehorende opbrengstverantwoording.
Verkoopadministratie
- Een groot deel van de omzet bestaat uit de verkoop van “oud goud” aan een
vaste opkoper. De opkoper stelt de factuur op. Op de factuur wordt alleen
aangegeven “van u aangekocht diverse sloopgoud” met daaronder het totale
bedrag en de datum waarop dit bedrag betaald is;
- Belastingplichtige schrijft van een verkoop een bon. Dit betreft een bon uit een
bonnenboek. De doorslag van deze bon wordt bewaard. De doorslag is een
blanco papiertje welke niet is genummerd. Op de bon wordt de datum
geschreven, het type artikel en het bedrag, alleen deze gegevens komen op de
doorslag te staan;
- Het is mogelijk om in de winkel contant, per pin of met creditcard te betalen;
- De bonnen worden aan het eind van de dag geteld. De totale dagomzet wordt
bepaald aan de hand van de bonnen. De dagomzet wordt genoteerd op een
kladbriefje;
- De bonnen worden per dag aan elkaar geniet. Deze bundeltjes zijn bewaard in
een wasmand. Hierin zitten de bundeltjes van meerdere jaren door elkaar;
- Belastingplichtige bepaalt de contante omzet door van de totale omzet de pin
omzet en de creditcardomzet af te trekken.
- Eens per maand wordt de contante omzet in één bedrag ingeboekt in de
administratie, de pin omzet wordt ingeboekt aan de hand van de
bankbijschrijvingen;
- Belastingplichtige heeft aangegeven geen bonnen te schrijven voor de
uitgevoerde reparaties. Hiervan zijn ook geen bonnen aangetroffen. Ook wordt
er geen omzet betreffende deze reparties aangetroffen in de administratie.
De wijze waarop de omzet wordt verantwoord maakt het onmogelijk om vast te
stellen op welke artikelen de omzet betrekking heeft. Ook is het niet mogelijk de
volledigheid van de omzet te controleren.
Kasadministratie
- Belastingplichtige maakt gebruik van een kassa. Deze kassa fungeert als
rekenmachine en geldlade. Er zitten geen kassarollen in het apparaat en er
kunnen ook geen elektronische gegevens bewaard worden;
- Belastingplichtige maakt gebruik van een pinautomaat. Deze is niet gekoppeld
aan de kassa;
- Iedere dag wordt aan het eind van de dag de kassa opgemaakt. De totale
omzet minus de omzet per pin of creditcard wordt genoteerd op een
kladpapiertje. Eenmaal per maand worden deze omzetbedragen overgenomen
in het kasboek;
- Het kassaldo wordt niet vastgelegd;
- Er is geen kasboek aanwezig waarin dagelijks de inkomsten en uitgaven
worden genoteerd.
- Doordat belastingplichtige de inkopen en omzetten per maand in één bedrag
aan het einde van de maand inboekt zijn er alleen maar administratieve
kassaldi. Het werkelijke kassaldo is niet de controleren.
Door de manier waarop belastingplichtige zijn kasadministratie bijhoudt is er
sprake van een administratief kassaldo, Het werkelijke saldo is niet te bepalen. Ook
is het niet mogelijk om de omzetten per dag vast te stellen.
Bewaarplicht
Wijlen de heer [senior] heeft (onderdelen van) zijn administratie niet gedurende
de wettelijke termijn bewaard. Daardoor heeft hij (op onderdelen) niet voldaan
aan het vierde lid van artikel 52 van de AWR. Dit lid bepaalt dat een
administratieplichtige gehouden is zijn administratie gedurende zeven jaar te
bewaren. De volgende onderdelen van de administratie zijn weggegooid en/of
vernietigd, dan wel ontbreken:
- inkoopregister betreffende de inkoop van oud goud;
- kladschrift waarin de totalen uit het inkoopregister worden overgenomen;
- aan het einde van iedere dag wordt de kassa opgemaakt, het kassaldo
wordt genoteerd op een kladpapiertje. Eenmaal per maand worden deze
bedragen overgenomen in het kasboek. De kladpapiertjes worden niet
bewaard.
Ik stel thans dan ook vast dat niet of niet geheel is voldaan aan de administratieve
verplichtingen uit hoofde van artikel 52 van de AWR.
Ik geef hiervoor dan ook
een informatiebeschikking.Deze is gebaseerd op artikel 52a van de AWR, en
wordt afgegeven omdat niet is voldaan aan één of meerdere administratieve verplichtingen uit hoofde van artikel 52 van de AWR. Deze zijn hierboven vermeld."
1.7.
Door eiser is tegen de aan eiser gerichte informatiebeschikking van 25 februari 2016 op 4 april 2016 bezwaar gemaakt. Door de VOF is eveneens op 4 april 2016 tegen de aan de VOF gerichte informatiebeschikking bezwaar gemaakt. In het kader van die bezwaren heeft op 19 mei 2016 een hoorgesprek plaatsgevonden. Daarbij waren onder meer [naam 1] , de administrateur van de VOF en vennoten, alsmede [gemachtigde eisers] , de door hen ingeschakelde gemachtigde, en [firmant 1] aanwezig.
1.8.
Bij uitspraken op bezwaar van 22 mei 2017 zijn de bezwaarschriften van eiser en van de VOF ongegrond verklaard.
Geschil en beoordeling
2. In geschil is of verweerder terecht de informatiebeschikking heeft afgegeven, waarin is vastgesteld dat niet is voldaan aan de informatieplicht als bedoeld in artikel 47 Awr en aan de administratieplicht als bedoeld in artikel 52 Awr, alsmede of omkering en verzwaring van de bewijslast gerechtvaardigd is.
3. De rechtbank merkt allereerst op dat verweerder in de bezwaarfase niet heeft beoordeeld of namens een bevoegde gemachtigde bezwaar is gemaakt. Lopende de onderhavige beroepszaak is met de overlegging van een verklaring van erfrecht echter aangetoond dat [firmant 1] enig erfgenaam van senior is. Voorts is gebleken dat hij de gemachtigde in de meest brede zin heeft gemachtigd om voor de erfgena(a)m(en) van senior ter zake de informatiebeschikking op te treden. De rechtbank zal gelet daarop geen consequenties verbinden aan die omissie van verweerder.
4. Ter zitting is gebleken dat aan de informatieplicht van artikel 47 Awr alsnog was voldaan en dat de informatiebeschikking in zoverre niet door verweerder wordt gehandhaafd. Dat brengt met zich dat de informatiebeschikking voor zover daarin is opgenomen dat niet is voldaan aan de informatieplicht als bedoeld in artikel 47 Awr niet in stand kan blijven en in zoverre vernietigd dient te worden. Datzelfde geldt voor de uitspraak op bezwaar voor zover daarbij de informatiebeschikking op dat punt is gehandhaafd.
5. Uit het voorgaande volgt dat tussen partijen nog in geschil is het antwoord op de vragen of verweerder de informatiebeschikking terecht heeft gegeven omdat niet is voldaan aan de administratieplicht als bedoeld in artikel 52 Awr, alsmede of omkering en verzwaring van de bewijslast gerechtvaardigd is.
6. Eiser stelt dat de administratie voldoet aan de eisen van artikel 52 Awr. De aankopen van particulieren zijn bijgehouden in het wettelijk verplichte inkoopregister. Dat register moest echter worden ingeleverd bij de politie. In de winkel wordt de stroom van de contanten voorts gestaffeld bijgehouden en het goud dat niet geschikt is voor de verkoop wordt (nagenoeg) geheel aangeboden aan een opkoper, die dat omsmelt tot baar goud. Aan de hand van het gewicht daarvan maakt deze een factuur op en wordt de VOF uitbetaald. De verkoop van sieraden en horloges geschiedt nagenoeg geheel middels pinbetalingen en daarvan is een pin-bon aanwezig. Van de contante verkopen wordt een handgeschreven bon gemaakt. Deze zijn aanwezig. De voorraad wordt jaarlijks berekend door een theoretische voorraad te berekenen aan de hand van het inkoopregister en de verkopen aan de opkopers en in de winkel. Bij die berekende voorraad werd dan de beginvoorraad opgeteld. Eiser stelt voorts dat verweerder geen materieel belang heeft bij de informatiebeschikking omdat niet blijkt dat sprake is van nieuwe feiten voor de inkomstenbelasting, nu er geen navorderingsaanslag is opgelegd. Eiser acht het tenslotte onzorgvuldig dat verweerder het proces om tot een compromis te komen heeft afgebroken, alsmede dat verweerder geen inzage heeft verleend in de onderliggende stukken van de vermogensvergelijkingen die verweerder heeft gemaakt en stelt dat de vermogensvergelijkingen niet correct zijn.
7. Verweerder stelt dat de informatiebeschikking terecht is afgegeven omdat eiser de bewaarplicht en administratieplicht van artikel 52 van de Awr heeft geschonden, alsmede dat deze leidt tot omkering van de bewijslast. Van een juwelier mag worden verwacht dat hij, mede gezien de waardevolle voorraden, zijn administratie zodanig ingericht dat de in- en verkoop door middel van een goederenbeweging controleerbaar is. Dat geldt zowel voor de verkoop van tweedehands sieraden aan particulieren als voor het goud dat ter omsmelting aan een opkoper wordt aangeboden. Daarnaast mag worden verwacht dat hij de voorraad regelmatig (in ieder geval op balansdatum) inventariseert en dat hij deze inventarisatie vastlegt. Ook mag worden verwacht dat eiser een deugdelijke kasadministratie heeft bijgehouden. Daar is niet aan voldaan. De volledigheid van de omzet en juistheid van de inkoop is niet controleerbaar. De inkoop-, verkoop- en voorraadadministratie zijn daartoe ontoereikend.
8. De rechtbank overweegt allereerst dat zij eiser niet kan volgen in zijn stelling dat er geen materieel belang bij de informatiebeschikking zou zijn omdat er geen (navorderings)aanslag is opgelegd. Het opleggen van een (navorderings)aanslag kan immers nog volgen. Dat verweerder de pogingen om tot een compromis te komen heeft beëindigd doet aan de eventuele juistheid van de informatiebeschikking voorts niet af. Datzelfde geldt voor het niet verstrekken van onderliggende stukken met betrekking tot de vermogensvergelijkingen. Die vormen op zich zelf niet de grondslag voor de informatiebeschikking. Daarnaast heeft verweerder ter zitting aangegeven dat de vermogensvergelijkingen berusten op een ruwe schatting en niet op exacte gegevens, alsmede dat bij het opleggen van (navorderings)aanslag(en) meer exacte vermogensvergelijkingen zullen worden gemaakt.
9. De rechtbank stelt vast dat niet in geschil is dat de VOF en daarmee senior administratieplichtige is in de zin van artikel 52 van de Awr. Ingevolge artikel 52, eerste lid, van de Awr, zijn administratieplichtigen gehouden van hun vermogenstoestand en van alles betreffende hun bedrijf, naar de eisen van dat bedrijf, op zodanige wijze een administratie te voeren en de daartoe behorende boeken, bescheiden en andere gegevensdragers op zodanige wijze te bewaren, dat te allen tijde hun rechten en verplichtingen alsmede de voor de heffing van belasting overigens van belang zijnde gegevens hieruit duidelijk blijken.
Ingevolge artikel 52, zesde lid, van de Awr dient de administratie zodanig te zijn ingericht en te worden gevoerd en dienen de gegevensdragers zodanig te worden bewaard, dat controle daarvan door de inspecteur binnen een redelijke termijn mogelijk is. Daartoe verleent de administratieplichtige de benodigde medewerking met inbegrip
van het verschaffen van het benodigde inzicht in de opzet en de werking van de administratie.
10. De rechtbank is van oordeel dat verweerder zich terecht op het standpunt heeft gesteld dat de administratie niet aan de daaraan ingevolge artikel 52 van de Awr te stellen eisen voldoet. Gelet op de aanwezige administratie kan de volledigheid van de verantwoording van de omzet in geld niet worden geverifieerd aan de hand van een op goederenniveau te leggen verband tussen de (totale) inkoop en de (totale) verkoop, alsmede een deugdelijke kasadministratie.
11. Zo zou de inkoopadministratie hebben bestaan uit het wettelijk verplichte inkoopregister, maar is daarvan, na afgifte aan de politie, geen afschrift in de administratie bewaard. Ook bevinden zich geen andere, gedetailleerde, stukken betreffende de inkoop in de administratie. Van de jaren 2010 tot en met 2013 bestaat dan ook in het geheel geen concreet zicht (meer) op wat er is ingekocht en kan evenmin -zo is ter zitting gebleken- inzicht worden gegeven. Dat klemt te meer nu ter zitting is aangegeven dat circa 99% van de omzet wordt gerealiseerd uit inkopen van tweedehands sieraden van particulieren (zie 1.3.) en dat die inkoop -zo is erkend ter zitting- aanzienlijk was (zie 1.6.). Voorts is gebleken dat er geen voorraadadministratie werd bijgehouden en is niet aannemelijk dat er eenmaal per jaar concreet, feitelijk een voorraad inventarisatie op detailniveau plaatsvond. Nog daargelaten dat eiser verschillende versies over de jaarlijkse voorraad inventarisatie heeft gegeven, bevinden zich in de administratie van 2010 tot en met 2013 geen onderliggende stukken van een feitelijke voorraad inventarisatie op detailniveau, zo is door eiser niet betwist. Voor juist kan tevens worden gehouden dat de verkoopadministratie niet sluitend en niet controleerbaar is. Zo is er -zo is niet betwist- geen gespecificeerde vastlegging van de omzet en van alle verkopen op productniveau; er zijn enkel pin-bonnen van de gepinde verkopen aan particulieren en ongenummerde, blanco doordrukken van de contante verkopen aan particulieren (met daarop vermeld "occ.", zo vertelde eiser), alsmede facturen van de opkoper met een bedrag en een datum van betaling. Op geen van deze stukken is gespecificeerd aangegeven wat er is verkocht. Van de reparaties is in het geheel niets vastgelegd in de administratie. Tenslotte is het dagelijkse kassaldo niet vastgelegd in stukken die bewaard zijn, is er geen kasboek met dagelijkse inkomsten en uitgaven en zijn er evenmin onderliggende stukken waaruit de juistheid daarvan zou hebben kunnen blijken.
12. Uit het voorgaande volgt dat de rechtbank van oordeel is dat de administratie zodanige gebreken vertoont dat aan de administratieplicht van artikel 52 van de Awr niet is voldaan. De informatiebeschikking is dan ook terecht vastgesteld.
13. De rechtbank is voorts van oordeel dat de gebreken zodanig zijn dat omkering van de bewijslast gerechtvaardigd is, zoals verweerder voorstaat en door eiser overigens niet gemotiveerd is betwist.
14. Nu gesteld, noch gebleken is dat herstel van de geconstateerde gebreken mogelijk is, ziet de rechtbank geen aanleiding om eiser daarvoor een termijn te gunnen (artikel 27e Awr).
15. Uit hetgeen hiervoor is overwogen en beslist volgt dat het beroep gegrond is voor zover het betreft de in de informatiebeschikking opgenomen vaststelling dat niet is voldaan aan de informatieplicht van artikel 47 Awr en voor het overige ongegrond.
16. Omdat de rechtbank het beroep gedeeltelijk gegrond verklaart, bepaalt de rechtbank dat verweerder eiser het door hem betaalde griffierecht vergoedt.
17. De rechtbank veroordeelt verweerder voorts gelet daarop in de door eiser gemaakte proceskosten. Deze kosten stelt de rechtbank op grond van het Besluit proceskosten bestuursrecht voor de door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand vast op € 1.500 (1 punt voor het indienen van het bezwaarschrift en 1 punt voor het horen met een waarde per punt van € 249, 1 punt voor het beroepschriften en 1 punt voor het verschijnen ter zitting, met een waarde per punt van € 501 en een wegingsfactor 1).

Beslissing

De rechtbank:
- verklaart het beroep gegrond voor zover het betreft de in de informatiebeschikking
vastgestelde schending van de informatieplicht van artikel 47 Awr;
- vernietigt de uitspraak op bezwaar en de informatiebeschikking voor zover deze betreffen
de vastgestelde schending van de informatieplicht van artikel 47 Awr;
- verklaart het beroep voor zover het betreft de in de informatiebeschikking vastgestelde
schending van de administratieplicht van artikel 52 Awr ongegrond;
- draagt verweerder op het betaalde griffierecht van € 46 aan eiser te vergoeden;
- veroordeelt verweerder in de proceskosten van eiser tot een bedrag van € 1.500.
Deze uitspraak is gedaan door mr. A.M.A.M. Kager, rechter, in aanwezigheid van mr. T.L. Gaarman-Jonkers, griffier. De beslissing is in het openbaar uitgesproken op 11 december 2018.
w.g. griffier w.g. rechter
Afschrift verzonden aan partijen op:

Rechtsmiddel

Tegen deze uitspraak kan binnen zes weken na de dag van verzending daarvan hoger beroep worden ingesteld bij het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden.