1.8.Bij uitspraken op bezwaar van 22 mei 2017 zijn de bezwaarschriften van eiser en van de VOF ongegrond verklaard.
2. In geschil is of verweerder terecht de informatiebeschikking heeft afgegeven, waarin is vastgesteld dat niet is voldaan aan de informatieplicht als bedoeld in artikel 47 Awr en aan de administratieplicht als bedoeld in artikel 52 Awr, alsmede of omkering en verzwaring van de bewijslast gerechtvaardigd is.
3. De rechtbank merkt allereerst op dat verweerder in de bezwaarfase niet heeft beoordeeld of namens een bevoegde gemachtigde bezwaar is gemaakt. Lopende de onderhavige beroepszaak is met de overlegging van een verklaring van erfrecht echter aangetoond dat [firmant 1] enig erfgenaam van senior is. Voorts is gebleken dat hij de gemachtigde in de meest brede zin heeft gemachtigd om voor de erfgena(a)m(en) van senior ter zake de informatiebeschikking op te treden. De rechtbank zal gelet daarop geen consequenties verbinden aan die omissie van verweerder.
4. Ter zitting is gebleken dat aan de informatieplicht van artikel 47 Awr alsnog was voldaan en dat de informatiebeschikking in zoverre niet door verweerder wordt gehandhaafd. Dat brengt met zich dat de informatiebeschikking voor zover daarin is opgenomen dat niet is voldaan aan de informatieplicht als bedoeld in artikel 47 Awr niet in stand kan blijven en in zoverre vernietigd dient te worden. Datzelfde geldt voor de uitspraak op bezwaar voor zover daarbij de informatiebeschikking op dat punt is gehandhaafd.
5. Uit het voorgaande volgt dat tussen partijen nog in geschil is het antwoord op de vragen of verweerder de informatiebeschikking terecht heeft gegeven omdat niet is voldaan aan de administratieplicht als bedoeld in artikel 52 Awr, alsmede of omkering en verzwaring van de bewijslast gerechtvaardigd is.
6. Eiser stelt dat de administratie voldoet aan de eisen van artikel 52 Awr. De aankopen van particulieren zijn bijgehouden in het wettelijk verplichte inkoopregister. Dat register moest echter worden ingeleverd bij de politie. In de winkel wordt de stroom van de contanten voorts gestaffeld bijgehouden en het goud dat niet geschikt is voor de verkoop wordt (nagenoeg) geheel aangeboden aan een opkoper, die dat omsmelt tot baar goud. Aan de hand van het gewicht daarvan maakt deze een factuur op en wordt de VOF uitbetaald. De verkoop van sieraden en horloges geschiedt nagenoeg geheel middels pinbetalingen en daarvan is een pin-bon aanwezig. Van de contante verkopen wordt een handgeschreven bon gemaakt. Deze zijn aanwezig. De voorraad wordt jaarlijks berekend door een theoretische voorraad te berekenen aan de hand van het inkoopregister en de verkopen aan de opkopers en in de winkel. Bij die berekende voorraad werd dan de beginvoorraad opgeteld. Eiser stelt voorts dat verweerder geen materieel belang heeft bij de informatiebeschikking omdat niet blijkt dat sprake is van nieuwe feiten voor de inkomstenbelasting, nu er geen navorderingsaanslag is opgelegd. Eiser acht het tenslotte onzorgvuldig dat verweerder het proces om tot een compromis te komen heeft afgebroken, alsmede dat verweerder geen inzage heeft verleend in de onderliggende stukken van de vermogensvergelijkingen die verweerder heeft gemaakt en stelt dat de vermogensvergelijkingen niet correct zijn.
7. Verweerder stelt dat de informatiebeschikking terecht is afgegeven omdat eiser de bewaarplicht en administratieplicht van artikel 52 van de Awr heeft geschonden, alsmede dat deze leidt tot omkering van de bewijslast. Van een juwelier mag worden verwacht dat hij, mede gezien de waardevolle voorraden, zijn administratie zodanig ingericht dat de in- en verkoop door middel van een goederenbeweging controleerbaar is. Dat geldt zowel voor de verkoop van tweedehands sieraden aan particulieren als voor het goud dat ter omsmelting aan een opkoper wordt aangeboden. Daarnaast mag worden verwacht dat hij de voorraad regelmatig (in ieder geval op balansdatum) inventariseert en dat hij deze inventarisatie vastlegt. Ook mag worden verwacht dat eiser een deugdelijke kasadministratie heeft bijgehouden. Daar is niet aan voldaan. De volledigheid van de omzet en juistheid van de inkoop is niet controleerbaar. De inkoop-, verkoop- en voorraadadministratie zijn daartoe ontoereikend.
8. De rechtbank overweegt allereerst dat zij eiser niet kan volgen in zijn stelling dat er geen materieel belang bij de informatiebeschikking zou zijn omdat er geen (navorderings)aanslag is opgelegd. Het opleggen van een (navorderings)aanslag kan immers nog volgen. Dat verweerder de pogingen om tot een compromis te komen heeft beëindigd doet aan de eventuele juistheid van de informatiebeschikking voorts niet af. Datzelfde geldt voor het niet verstrekken van onderliggende stukken met betrekking tot de vermogensvergelijkingen. Die vormen op zich zelf niet de grondslag voor de informatiebeschikking. Daarnaast heeft verweerder ter zitting aangegeven dat de vermogensvergelijkingen berusten op een ruwe schatting en niet op exacte gegevens, alsmede dat bij het opleggen van (navorderings)aanslag(en) meer exacte vermogensvergelijkingen zullen worden gemaakt.
9. De rechtbank stelt vast dat niet in geschil is dat de VOF en daarmee senior administratieplichtige is in de zin van artikel 52 van de Awr. Ingevolge artikel 52, eerste lid, van de Awr, zijn administratieplichtigen gehouden van hun vermogenstoestand en van alles betreffende hun bedrijf, naar de eisen van dat bedrijf, op zodanige wijze een administratie te voeren en de daartoe behorende boeken, bescheiden en andere gegevensdragers op zodanige wijze te bewaren, dat te allen tijde hun rechten en verplichtingen alsmede de voor de heffing van belasting overigens van belang zijnde gegevens hieruit duidelijk blijken.
Ingevolge artikel 52, zesde lid, van de Awr dient de administratie zodanig te zijn ingericht en te worden gevoerd en dienen de gegevensdragers zodanig te worden bewaard, dat controle daarvan door de inspecteur binnen een redelijke termijn mogelijk is. Daartoe verleent de administratieplichtige de benodigde medewerking met inbegrip
van het verschaffen van het benodigde inzicht in de opzet en de werking van de administratie.
10. De rechtbank is van oordeel dat verweerder zich terecht op het standpunt heeft gesteld dat de administratie niet aan de daaraan ingevolge artikel 52 van de Awr te stellen eisen voldoet. Gelet op de aanwezige administratie kan de volledigheid van de verantwoording van de omzet in geld niet worden geverifieerd aan de hand van een op goederenniveau te leggen verband tussen de (totale) inkoop en de (totale) verkoop, alsmede een deugdelijke kasadministratie.
11. Zo zou de inkoopadministratie hebben bestaan uit het wettelijk verplichte inkoopregister, maar is daarvan, na afgifte aan de politie, geen afschrift in de administratie bewaard. Ook bevinden zich geen andere, gedetailleerde, stukken betreffende de inkoop in de administratie. Van de jaren 2010 tot en met 2013 bestaat dan ook in het geheel geen concreet zicht (meer) op wat er is ingekocht en kan evenmin -zo is ter zitting gebleken- inzicht worden gegeven. Dat klemt te meer nu ter zitting is aangegeven dat circa 99% van de omzet wordt gerealiseerd uit inkopen van tweedehands sieraden van particulieren (zie 1.3.) en dat die inkoop -zo is erkend ter zitting- aanzienlijk was (zie 1.6.). Voorts is gebleken dat er geen voorraadadministratie werd bijgehouden en is niet aannemelijk dat er eenmaal per jaar concreet, feitelijk een voorraad inventarisatie op detailniveau plaatsvond. Nog daargelaten dat eiser verschillende versies over de jaarlijkse voorraad inventarisatie heeft gegeven, bevinden zich in de administratie van 2010 tot en met 2013 geen onderliggende stukken van een feitelijke voorraad inventarisatie op detailniveau, zo is door eiser niet betwist. Voor juist kan tevens worden gehouden dat de verkoopadministratie niet sluitend en niet controleerbaar is. Zo is er -zo is niet betwist- geen gespecificeerde vastlegging van de omzet en van alle verkopen op productniveau; er zijn enkel pin-bonnen van de gepinde verkopen aan particulieren en ongenummerde, blanco doordrukken van de contante verkopen aan particulieren (met daarop vermeld "occ.", zo vertelde eiser), alsmede facturen van de opkoper met een bedrag en een datum van betaling. Op geen van deze stukken is gespecificeerd aangegeven wat er is verkocht. Van de reparaties is in het geheel niets vastgelegd in de administratie. Tenslotte is het dagelijkse kassaldo niet vastgelegd in stukken die bewaard zijn, is er geen kasboek met dagelijkse inkomsten en uitgaven en zijn er evenmin onderliggende stukken waaruit de juistheid daarvan zou hebben kunnen blijken.
12. Uit het voorgaande volgt dat de rechtbank van oordeel is dat de administratie zodanige gebreken vertoont dat aan de administratieplicht van artikel 52 van de Awr niet is voldaan. De informatiebeschikking is dan ook terecht vastgesteld.
13. De rechtbank is voorts van oordeel dat de gebreken zodanig zijn dat omkering van de bewijslast gerechtvaardigd is, zoals verweerder voorstaat en door eiser overigens niet gemotiveerd is betwist.
14. Nu gesteld, noch gebleken is dat herstel van de geconstateerde gebreken mogelijk is, ziet de rechtbank geen aanleiding om eiser daarvoor een termijn te gunnen (artikel 27e Awr).
15. Uit hetgeen hiervoor is overwogen en beslist volgt dat het beroep gegrond is voor zover het betreft de in de informatiebeschikking opgenomen vaststelling dat niet is voldaan aan de informatieplicht van artikel 47 Awr en voor het overige ongegrond.
16. Omdat de rechtbank het beroep gedeeltelijk gegrond verklaart, bepaalt de rechtbank dat verweerder eiser het door hem betaalde griffierecht vergoedt.
17. De rechtbank veroordeelt verweerder voorts gelet daarop in de door eiser gemaakte proceskosten. Deze kosten stelt de rechtbank op grond van het Besluit proceskosten bestuursrecht voor de door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand vast op € 1.500 (1 punt voor het indienen van het bezwaarschrift en 1 punt voor het horen met een waarde per punt van € 249, 1 punt voor het beroepschriften en 1 punt voor het verschijnen ter zitting, met een waarde per punt van € 501 en een wegingsfactor 1).