ECLI:NL:RBNNE:2018:510

Rechtbank Noord-Nederland

Datum uitspraak
15 februari 2018
Publicatiedatum
15 februari 2018
Zaaknummer
18/930265-17
Instantie
Rechtbank Noord-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Op tegenspraak
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Diefstal met geweld en mishandeling door verdachte in Assen

Op 15 februari 2018 heeft de Rechtbank Noord-Nederland uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die beschuldigd werd van diefstal met geweld en twee gevallen van mishandeling. De zaak vond plaats in Assen en betreft incidenten die zich hebben voorgedaan op 8 november 2017 en 11 en 12 juli 2017. De verdachte heeft op 8 november 2017 in een supermarkt babyvoeding gestolen, waarbij hij geweld heeft gebruikt tegen twee medewerkers van de winkel. Tijdens de worsteling die volgde, heeft hij een van de medewerkers bij de keel gegrepen, waardoor deze moeite had met ademhalen. De rechtbank oordeelde dat de noodweerverweren van de verdachte niet konden worden gehonoreerd, aangezien hij zelf het geweld initieerde. Daarnaast was er een eerdere mishandeling op 11 juli 2017, waarbij de verdachte samen met een medeverdachte een andere persoon heeft mishandeld. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte herhaaldelijk ernstige geweldsdelicten heeft gepleegd en dat eerdere ambulante en klinische trajecten niet hebben geleid tot gedragsverandering. Gezien de ernst van de feiten en de recidive heeft de rechtbank een onvoorwaardelijke gevangenisstraf van vijf maanden opgelegd. Tevens is de tenuitvoerlegging van eerdere voorwaardelijke veroordelingen gelast, omdat de verdachte zich niet aan de voorwaarden heeft gehouden. De rechtbank heeft de vordering van de officier van justitie om de verdachte te veroordelen tot een gevangenisstraf overgenomen, en heeft de tijd die de verdachte in voorlopige hechtenis heeft doorgebracht in mindering gebracht op de opgelegde straf.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-NEDERLAND

Afdeling strafrecht
Locatie Assen
parketnummer 18/930265-17
ter terechtzitting gevoegd parketnummer 18/186065-17
vordering na voorwaardelijke veroordeling parketnummer 10/741121-16
vordering na voorwaardelijke veroordeling parketnummer 10/161537-15
Vonnis van de meervoudige kamer voor de behandeling van strafzaken d.d. 15 februari 2018 in de zaak van het openbaar ministerie tegen de verdachte

[verdachte],

geboren op [geboortedatum] 1980 te [geboorteplaats],
wonende te [straatnaam], [woonplaats],
thans gedetineerd te PI Leeuwarden, Holstmeerweg 7, Leeuwarden.
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting van
01 februari 2018.
Verdachte is verschenen, bijgestaan door mr. L.M.F Aarts, advocaat te Amsterdam.
Het openbaar ministerie is ter terechtzitting vertegenwoordigd door mr. C.V. van Overbeeke.

Tenlastelegging

Aan verdachte is ten laste gelegd dat:
parketnummer 18/930265-17
verdachte op of omstreeks 8 november 2017, te Assen, in de gemeente Assen, met het oogmerk van wederrechtelijke toeëigening heeft weggenomen een viertal, in elk geval een of meer, verpakking(en) (Nutrilon) babyvoeding, in elk geval enig goed, (alles) geheel of ten dele toebehorende aan winkelketen [bedrijf], in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte, welke diefstal werd voorafgegaan en/of vergezeld en/of gevolgd van geweld
en/of bedreiging met geweld tegen [slachtoffer 1] en/of [slachtoffer 2], gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden en/of gemakkelijk te maken en/of om bij betrapping op heterdaad aan zichzelf hetzij de vlucht mogelijk te maken, hetzij het bezit van het gestolene te verzekeren, welk geweld en/of welke bedreiging met geweld hierin bestond(en) dat verdachte - voornoemde [slachtoffer 2] (hardhandig) een duw heeft gegeven en/of - (vervolgens) om zich heen is gaan slaan, in elk geval een worsteling is ontstaan en/of - voornoemde [slachtoffer 1] (onverhoeds) bij diens keel heeft vast gepakt/gegrepen en/of diens keel e(nige tijd) heeft dichtgedrukt en/of dicht gedrukt gehouden, waardoor deze [slachtoffer 1] de adem werd benomen;
althans, indien terzake van het vorenstaande geen veroordeling mocht volgen, dat
1.
verdachte op of omstreeks 8 november 2017, te Assen, (althans) in de gemeente Assen, met het oogmerk van wederrechtelijke toeëigening heeft weggenomen een of meer
verpakking(en) (Nutrilon) babyvoeding, in elk geval enig goed, (alles) geheel of ten dele toebehorende aan winkelketen [bedrijf], in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte;
2.
verdachte op of omstreeks 8 november 2017, te Assen, (althans) in de gemeente Assen,
[slachtoffer 1] en/of [slachtoffer 2] heeft mishandeld door - die [slachtoffer 2] (hardhandig) omver te duwen, in elk geval een duw te geven en/of vervolgens om zich heen is gaan slaan, in elk geval een worsteling is ontstaan en/of - die [slachtoffer 1] (onverhoeds) bij diens keel vast te pakken of vast te grijpen en/of diens keel dicht te drukken en/of dicht gedrukt te houden, waardoor, althans mede waardoor, die [slachtoffer 1] de adem werd benomen;
parketnummer 18/186065-17
1.
hij op of omstreeks 11 juli 2017 te Assen, tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen [slachtoffer 3] heeft mishandeld door deze (meermalen) in het gezicht en/of tegen het hoofd en/of tegen het lichaam te stompen en/of te slaan en/of (meermalen) tegen (een) be(e)n(en) te schoppen en/of te trappen;
2.
hij op of omstreeks 12 juli 2017 te Assen, [slachtoffer 4] heeft mishandeld door deze met een tafel tegen de borst, althans tegen het lichaam te slaan en/of te duwen.

Beoordeling van het bewijs

Standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft veroordeling voor het onder parketnummer 18/930265-17 primair en onder parketnummer 18/186065-17 onder 1 en 2 ten laste gelegde gevorderd. Verdachte handelde naar het standpunt van de officier van justitie bij het onder parketnummer
18/186065-17 onder 1 ten laste gelegde niet uit noodweer.
Standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft betoogd dat verdachte moet worden vrijgesproken van het onder parketnummer 18/930265-17 ten laste gelegde. Zij heeft daartoe aangevoerd dat verdachte geen oogmerk had op het wegnemen van de babyvoeding. Hij was bij het passeren van de kassa afgeleid door het telefoongesprek dat hij voerde.
Bij het onder parketnummer 18/186065-17 onder 1 ten laste gelegde heeft verdachte uit noodweer gehandeld, nu [slachtoffer 3] in de aanval ging tegen een medewerkster van de GGZ en verdachte haar diende te verdedigen tegen deze ogenblikkelijke wederrechtelijke aanranding.
Oordeel van de rechtbank
De rechtbank past ten aanzien van het onder parketnummer 18/930265-17 primair ten laste gelegde de volgende bewijsmiddelen toe die de voor de bewezenverklaring redengevende feiten en omstandigheden bevatten zoals hieronder zakelijk weergegeven.

1. De door verdachte op de terechtzitting van 01 februari 2018 afgelegde verklaring, voor zover inhoudende:

Ik was in de [bedrijf]. Ik heb de babyvoeding in de big shopper gedaan. Ik ben langs de kassa gelopen met de tas. Ik had nog geen geld gekregen.

2. Een proces-verbaal van aangifte met nummer PL0100-2017295878-1 d.d. 8 november 2017, opgemaakt in de wettelijke vorm door een daartoe bevoegde opsporingsambtenaar en opgenomen op p. 18 e.v. van het dossier met nummer PL0100-2018004676 d.d. 4 januari 2018, inhoudende de verklaring van [slachtoffer 2]:

Op woensdag 8 november 2017 hoorde ik een collega via onze portofoon het noodsignaal roepen. Ik hoorde dat zij zei dat een getinte man met een [bedrijf] 'big shopper' boodschappentas de winkel wilde verlaten zonder te betalen. Ik liep richting de uitgang van de winkel en zag een getinte man lopen met een [bedrijf] big shopper. Ik zag dat hij net ongeveer één meter buiten de winkel liep en dus de winkel had verlaten. Ik vroeg hem of ik in zijn tas mocht kijken en zag vier Nutrilon babyvoeding verpakkingen in deze tas. Op de camerabeelden zag ik dat een man welke voldeed aan het signalement van de man die naast mij zat in het kantoor een aantal verpakkingen Nutrilon in zijn [bedrijf] boodschappentas deed. Op dat moment hoorde ik hem zeggen dat hij deze spullen inderdaad hier uit de winkel had gehaald. Hij wilde weglopen. Ik stond voor de deur en wilde hem tegen houden waarop hij mij een duw gaf. Er ontstond een worsteling samen met mijn collega en ik kon op dat moment nog net op de spreeksleutel van mijn portofoon drukken en hulp inroepen. De worsteling vond plaats door het gehele kantoor tot dat de politie erbij kwam. Tijdens de worsteling is mijn werkschort kapot gegaan.

3. Een proces-verbaal van verhoor aangever met nummer PL0100-2017295878-12 d.d.

9 november 2017, opgemaakt in de wettelijke vorm door een daartoe bevoegde opsporingsambtenaar en opgenomen op p. 21 e.v. van voormeld dossier, inhoudende de verklaring van [slachtoffer 2]:
Als we samen de beelden bekijken zie ik dat de man pakken babyvoeding uit het schap pakt. Op dat moment bekende de man dat hij deze pakken inderdaad uit dit filiaal van de [bedrijf] had gestolen. Hij vertelde mij dat hij geld nodig had.

4. Een proces-verbaal van aangifte met nummer PL0100-2017295901-1 d.d. 8 november 2017, opgemaakt in de wettelijke vorm door een daartoe bevoegde opsporingsambtenaar en opgenomen op p. 23 e.v. van voormeld dossier, inhoudende de verklaring van [slachtoffer 1]:

Op 8 november 2017 was ik aan het werk bij de [bedrijf] supermarkt gelegen aan de [straatnaam] in Assen. Er kwam een bericht binnen van mijn collega die bij de kassa zit dat een man langs de kassa liep die kennelijk zijn boodschappen niet had afgerekend. Ik heb de man toen gevraagd of hij met ons mee wilde lopen naar ons kantoor. Op de beelden zag ik dat de man babyvoeding uit de schappen had gehaald en in de [bedrijf] tas had gestopt die hij bij zich had. Toen heb ik aan de man verteld dat de spullen die in zijn tas zaten bij ons weg kwamen. Dat hij deze spullen heeft gejat. Ik hoorde dat de man toegaf dat hij dit had gedaan. Ik heb de man toen verteld dat dit niet kon en dat wij in dit soort zaken altijd de politie bellen. Zodra de man dit hoorde stond hij op en liep richting de deur van het kantoor. Wij hielden onze hand voor de deur om hem tegen te houden. Toen werd hij boos en ontstond een worsteling. De man begon hierop om zich heen te slaan. Hij beukte op iedereen. Door het lawaai dat was ontstaan kwam [getuige 1] naar het kantoor om ons te helpen. Daarna kwam nog een collega. We waren met zijn vieren bezig om de man onder controle te krijgen en om het geweld te staken. We kregen hem met moeite onder controle. Hierna zag ik dat de man weer opstond omdat hij weg wilde. Dit probeerden wij te voorkomen. Ineens greep hij mij bij mijn keel. Ik voelde dat hij heel hard mijn keel dicht kneep. Ik kon niet zo goed meer ademen. Ik werd ook een beetje duizelig door de greep. Voor mijn gevoel duurde dit heel lang. Toen dacht ik: "nu moet hij mij wel loslaten". Dit dacht ik omdat ik merkte dat ik anders knock-out zou gaan door ademtekort. Ik probeerde de man zijn arm los te krijgen maar dat lukte mij niet. Dit lukte Cedric wel. De man liet niet uit zichzelf los. De politie heeft foto's gemaakt van de striemen op mijn keel.

5. Een proces-verbaal van verhoor getuige met nummer PL0100-2017295878-4 d.d. 8 november 2017, opgemaakt in de wettelijke vorm door een daartoe bevoegde opsporingsambtenaar en opgenomen op p. 33 e.v. van voormeld dossier, inhoudende de verklaring van [getuige 1]:

De man sloeg om zich heen en verzette zich. Ineen zag ik dat de winkeldief met zijn rechterhand hard tegen [slachtoffer 1] zijn keel sloeg en hem daarna vastpakte bij zijn keel. Ik zag dat de man [slachtoffer 1] zeker een seconde of tien vasthield. Ik zag dat de man [slachtoffer 1] in zijn keel kneep. Hierop heb ik de man aan zijn arm getrokken om hem los te krijgen.
Met betrekking tot de hiervoor weergegeven standpunten overweegt de rechtbank het volgende. Uit de bewijsmiddelen blijkt dat verdachte zonder dat hij geld bij zich had de [bedrijf] is binnen gegaan. Hij heeft geen winkelwagentje of mandje gepakt, maar de vier pakken babyvoeding direct in zijn boodschappentas gedaan. Vervolgens is hij langs de kassa gelopen zonder te betalen en doorgelopen naar buiten. In het licht van deze omstandigheden acht de rechtbank de verklaring van verdachte dat hij was afgeleid door het telefoongesprek dat hij voerde en dat het niet zijn bedoeling was de pakken melk te stelen ongeloofwaardig.
De rechtbank past ten aanzien van het onder parketnummer 18/186065-17 onder 1 ten laste gelegde de volgende bewijsmiddelen toe die de voor de bewezenverklaring redengevende feiten en omstandigheden bevatten zoals hieronder zakelijk weergegeven.

1. De door verdachte op de terechtzitting van 01 februari 2018 afgelegde verklaring, voor zover inhoudende:

Ik heb [slachtoffer 3] geslagen. Hij heeft meerdere klappen gekregen. [medeverdachte] heeft hem ook geslagen.

2. Een proces-verbaal van aangifte met nummer PL0100-2017184459-1 d.d. 13 juli 2017, opgemaakt in de wettelijke vorm door een daartoe bevoegde opsporingsambtenaar en opgenomen in het dossier met nummer PL0100-2017220118, inhoudende de verklaring van

[slachtoffer 3]:
Ik verblijf in de FPK in Assen. Afgelopen dinsdag, 11 juli 2017, had ik een soort van woordenwisseling met het personeel. Door dit gedrag moest ik naar mijn kamer. Ik werd beet gepakt door een aantal medewerkers. Ik werd tegen de muur gezet. Ik liet het maar geworden. Ik stond dus met de rug tegen de muur aan en zag [verdachte] staan. Ik zag dat [verdachte] recht tegen over mij stond. Er stond een personeelslid links- en rechts van mij. Die hadden me bij mijn schouders vast. Ze hadden mijn armen daarbij op de rug gedraaid. Op een gegeven moment zag ik dat [verdachte] met gebalde vuist naar mijn gezicht kwam. Ik voelde een harde klap tegen de linkerzijde van mijn lip aan. Ik voelde niet meteen pijn. Dat kwam later. Vervolgens kreeg ik nog een klap. Ik zag dat [verdachte] mij die tweede klap gaf met gebalde vuist en met kracht. Ik voelde hem goed aankomen. Ook hiervan kwam de pijn later. Vervolgens kreeg ik van zowel [verdachte] als van [medeverdachte] klappen tegen mijn hoofd en op mijn rug. Ik heb zelf niet gezien dat [medeverdachte] mij had geslagen, dat hoorde ik achteraf van het personeel. Ik probeerde mezelf te verweren en deed mijn handen voor mijn gezicht. Ondertussen werd ik meerdere malen geslagen en op mijn linker been geschopt. Ik voelde pijn. Van de mishandeling heb ik een pijnlijke lip opgelopen. Tevens heb ik een tand, rechts onderin, scheef staan. Deze stond al wat scheef maar door de klappen tegen mijn gezicht is deze schever gaan staan. Er zijn foto's van gemaakt. Tevens heb ik hoofdpijn en ben ik vergeetachtig en wat warrig. Dat had ik niet voordat ik klappen kreeg.

3. Een proces-verbaal van verhoor getuige met nummer PL0100-2017183322-12 d.d. 14 juli 2017, opgemaakt in de wettelijke vorm door een daartoe bevoegde opsporingsambtenaar en opgenomen in voormeld dossier, inhoudende de verklaring van [getuige 2]:

Mijn functie is groepsbegeleider op het FPCU aan de [straatnaam] te Assen. Omdat wij de jongens probeerden tegen te houden moesten wij [slachtoffer 3] loslaten. [medeverdachte] en [verdachte] vielen beide [slachtoffer 3] aan. Wij probeerden ze tegen te houden maar wij konden niet voorkomen dat er rake klappen vielen. Ik zag dat [slachtoffer 3] een paar keer geraakt werd door de slagen van [medeverdachte] en [verdachte]. [slachtoffer 3] probeerde zich te verdedigen, maar werd van twee kanten belaagd. Ik zag dat er gericht geslagen werd op de rug en het gezicht van [slachtoffer 3]. Ik heb [medeverdachte] mee kunnen nemen, maar het vechten ging door tussen [slachtoffer 3] en [verdachte]. Ik zag na de vechtpartij dat [slachtoffer 3] een blauw oog, een gescheurde lip en een scheve tand had. Ik wil nogmaals benadrukken dat ze [slachtoffer 3] geslagen hebben nadat deze door ons gefixeerd tegen de muur stond.

4. Een proces-verbaal van verhoor getuige met nummer PL0100-2017183322-13 d.d. 15 juli 2017, opgemaakt in de wettelijke vorm door een daartoe bevoegde opsporingsambtenaar en opgenomen in voormeld dossier, inhoudende de verklaring van [getuige 3]:

Ik ben werkzaam in de FPK te Assen. Ze, [medeverdachte] en [verdachte], begonnen te vechten. [verdachte] sloeg met vuisten op het hoofd van [slachtoffer 3]. Ik zag dat [medeverdachte] gericht sloeg op de nieren van [slachtoffer 3].
Met betrekking tot de hiervoor weergegeven standpunten overweegt de rechtbank het volgende. Het beroep op noodweer slaagt niet. Er was weliswaar sprake van een hectische situatie rond [slachtoffer 3], maar uit de bewijsmiddelen blijkt dat verdachte en medeverdachte [medeverdachte] [slachtoffer 3] aanvielen op het moment dat hij tegen de muur stond en werd vastgehouden door meerdere GGZ-medewerkers. Nergens blijkt uit dat verdachte zich op dat moment diende te verdedigen tegen een ogenblikkelijke wederrechtelijke aanranding. Ook al deed zich daarvoor een dreigende situatie voor ten aanzien van één van de medewerkers, op het moment dat verdachte en [medeverdachte] aanvielen, was daar geen sprake (meer) van.
De rechtbank volstaat ten aanzien van het hierna onder parketnummer 18/186065-17 onder 2 bewezen verklaarde met een opgave van de bewijsmiddelen overeenkomstig het bepaalde in artikel 359, derde lid tweede volzin, van het Wetboek van Strafvordering, nu verdachte het hierna bewezen verklaarde duidelijk en ondubbelzinnig heeft bekend.
Deze opgave luidt als volgt:

1. De verklaring van verdachte afgelegd ter terechtzitting van 01 februari 2018;

2. Een proces-verbaal van aangifte met nummer PL0100-2017183322-l d.d. 12 juli 2017, opgemaakt in de wettelijke vorm door een daartoe bevoegde opsporingsambtenaar en opgenomen in het dossier met nummer PL0100-2017220118 d.d. 18 augustus 2017, inhoudende de verklaring van [slachtoffer 4].

Bewezenverklaring

De rechtbank acht het ten laste gelegde wettig en overtuigend bewezen, met dien verstande dat:
parketnummer 18/930265-17 primair
verdachte op 8 november 2017, te Assen, in de gemeente Assen, met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening heeft weggenomen een viertal verpakkingen Nutrilon babyvoeding, toebehorende aan winkelketen [bedrijf], welke diefstal werd gevolgd van geweld
tegen [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2], gepleegd met het oogmerk om aan zichzelf de vlucht mogelijk te maken, welk geweld hierin bestond dat verdachte
- voornoemde [slachtoffer 2] een duw heeft gegeven en
- ( vervolgens) om zich heen is gaan slaan en
- voornoemde [slachtoffer 1] (onverhoeds) bij diens keel heeft vast gepakt en diens keel enige tijd heeft dichtgedrukt, waardoor deze [slachtoffer 1] de adem werd benomen.
parketnummer 18/186065-17
1.
hij op 11 juli 2017 te Assen, tezamen en in vereniging met een ander, [slachtoffer 3] heeft mishandeld door deze (meermalen) in het gezicht en tegen het lichaam te stompen en tegen een been te schoppen;
2.
hij op 12 juli 2017 te Assen, [slachtoffer 4] heeft mishandeld door deze met een tafel tegen de borst te duwen.
Verdachte zal van het meer of anders ten laste gelegde worden vrijgesproken, aangezien de rechtbank dat niet bewezen acht.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. Verdachte is daardoor niet geschaad in de verdediging.

Strafbaarheid van het bewezen verklaarde

Het bewezenverklaarde levert op:
parketnummer 18/930265-17
1. diefstal, gevolgd van geweld tegen personen, gepleegd met het oogmerk om aan zichzelf de vlucht mogelijk te maken
parketnummer 18/186065-17
1. mishandeling, tezamen en in vereniging met een ander gepleegd
2. mishandeling
Deze feiten zijn strafbaar nu geen omstandigheden aannemelijk zijn geworden die de strafbaarheid uitsluiten.
Strafbaarheid van verdachte
Standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie acht verdachte strafbaar, nu hij bij het onder parketnummer 18/930265-17 primair ten laste gelegde geweld niet handelde uit noodweer.
Standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft aangevoerd dat verdachte ten aanzien van het onder parketnummer 18/930265-17 ten laste gelegde geweld heeft gehandeld uit noodweer.
Oordeel van de rechtbank
Ten aanzien van het onder parketnummer 18/930265-17 primair ten laste gelegde is een beroep gedaan op noodweer. Uit de bewijsmiddelen blijkt evenwel genoegzaam dat verdachte degene is geweest die begonnen is met het toepassen van geweld. Op het moment dat medegedeeld werd dat de politie gebeld zou worden voor de diefstal wilde verdachte vertrekken. De winkelmedewerkers wilden hem bij de deur tegenhouden, waarop verdachte is begonnen met duwen en slaan. Hij heeft daarna bij één van de medewerkers ook nog de keel dicht geknepen. Dergelijk aanvallend gedrag kan geen beroep op noodweer rechtvaardigen. Dat verdachte wellicht letsel heeft opgelopen bij de aanhouding doet daaraan niet af, nu de winkelmedewerkers verdachte onder controle probeerden te krijgen, zodat hij kon worden aangehouden voor de diefstal, hetgeen gerechtvaardigd was.
De rechtbank acht verdachte derhalve strafbaar nu niet van enige strafuitsluitingsgrond is gebleken.

Strafmotivering

Vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat verdachte ter zake van het onder parketnummer 18/930265-17 primair ten laste gelegde en onder parketnummer 18/186065-17 onder 1 en 2 ten laste gelegde wordt veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 5 maanden met aftrek van de tijd die verdachte in verzekering en voorlopige hechtenis heeft doorgebracht.
Standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft gepleit een gevangenisstraf op te leggen, gelijk aan de tijd die verdachte in verzekering en voorlopige hechtenis heeft doorgebracht.
Oordeel van de rechtbank
Bij de bepaling van de straf heeft de rechtbank rekening gehouden met de aard en de ernst van het bewezen en strafbaar verklaarde, de omstandigheden waaronder dit is begaan, de persoon van verdachte zoals deze naar voren is gekomen uit het onderzoek op de terechtzitting en de over hem opgemaakte rapportage, het verdachte betreffende uittreksel uit de justitiële documentatie, alsmede de vordering van de officier van justitie en het pleidooi van de raadsvrouw.
De rechtbank heeft in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen. Verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan twee mishandelingen en een diefstal met geweld. In de GGZ-instelling waar verdachte verbleef heeft hij een medebewoner, samen met de medeverdachte, flink toegetakeld. De mishandeling vond plaats terwijl de medebewoner door de medewerkers van de instelling gefixeerd was tegen de muur. Verdachte vond naar zijn zeggen de situatie bedreigend voor één van de medewerkers, maar op het moment dat verdachte in de aanval ging hadden de medewerkers de situatie onder controle. Verdachte had dan ook afstand moeten houden en zich er niet mee moeten bemoeien. Door dat wel te doen is de situatie juist nog meer geëscaleerd.
Toen verdachte de volgende dag door de medewerkers/behandelaars van de kliniek op zijn gedrag werd aangesproken heeft hij, nadat hij met een stoel had gegooid, een tafel opgepakt en deze tegen de psychiater aangeduwd. Hierdoor ontstond opnieuw een dreigende situatie waarin door verdachte geweld is toegepast.
Ook toen verdachte na de diefstal bij de [bedrijf] werd meegenomen naar het kantoor, waar hem werd medegedeeld dat de politie gebeld zou worden, werd hij opstandig. Hij wilde niet op de politie wachten en door zijn pogingen om weg te komen ontstond een worsteling, waarbij verdachte één van de medewerkers in de keel heeft geknepen.
Verdachte begaat derhalve telkens ernstige geweldsdelicten en dat rekent de rechtbank hem zwaar aan.
De rechtbank heeft tevens in aanmerking genomen dat verdachte een uitgebreide justitiële documentatie heeft en dat hij in meerdere proeftijden liep.
Uit het reclasseringsadvies van VNN van 23 januari 2018 blijkt dat er sprake is van ernstige persoonlijkheidsproblematiek en, periodiek, van problemen op het gebied van drugsgebruik. Diverse ambulante en klinische trajecten, al dan niet in een gedwongen kader, hebben niet geresulteerd in een gedragsverandering. Aangezien telkens is gebleken dat er geen sprake is van verandermotivatie en verdachte zich slecht aan afspraken met hulpverleners / instanties houdt, ziet de reclassering geen mogelijkheden meer voor interventies in een gedwongen kader. Geadviseerd wordt om een onvoorwaardelijke gevangenisstraf op te leggen.
De rechtbank zal dat advies overnemen en verdachte een onvoorwaardelijke gevangenisstraf opleggen, conform de eis van de officier van justitie. Een kortere gevangenisstraf, zoals door de raadsvrouw is bepleit, doet geen recht aan de zwaarte van de strafbare feiten.

Vordering na voorwaardelijke veroordeling parketnummer 10/161537-15

Bij onherroepelijk geworden vonnis van 26 november 2015, gewezen door de meervoudige strafkamer van de rechtbank Rotterdam, is verdachte veroordeeld tot -voor zover hier van belang- een gevangenisstraf voor de duur van 6 maanden, waarvan 2 maanden voorwaardelijk, met een proeftijd van 2 jaren. De proeftijd is ingegaan op
11 december 2015.
De officier van justitie heeft bij vordering d.d. 17 januari 2018 de tenuitvoerlegging gevorderd van de bij voormeld vonnis voorwaardelijk opgelegde straf.
De hiervoor bewezen verklaarde feiten zijn door verdachte begaan voor het einde van de bij voormeld vonnis gestelde proeftijd.
Nu veroordeelde de in voormeld vonnis gestelde algemene voorwaarde niet heeft nageleefd, zal de rechtbank de tenuitvoerlegging gelasten van de hem bij voormeld vonnis van
26 november 2015 voorwaardelijk opgelegde gevangenisstraf, dit met aftrek van de periode die verdachte reeds in detentie heeft doorgebracht van 15 juli 2017 tot 13 september 2017.

Vordering na voorwaardelijke veroordeling parketnummer 10/741121-16

Bij onherroepelijk geworden vonnis van 25 augustus 2016, gewezen door de meervoudige strafkamer van de rechtbank Rotterdam, is verdachte veroordeeld tot -voor zover hier van belang- een gevangenisstraf van 360 dagen, waarvan 245 dagen voorwaardelijk, met een proeftijd van 2 jaren. De proeftijd is ingegaan op 9 september 2016.
De officier van justitie heeft bij vordering d.d. 17 januari 2018 de tenuitvoerlegging gevorderd van de bij voormeld vonnis voorwaardelijk opgelegde straf.
De hiervoor bewezen verklaarde feiten zijn door verdachte begaan voor het einde van de bij voormeld vonnis gestelde proeftijd.
Nu veroordeelde de in voormeld vonnis gestelde algemene voorwaarde niet heeft nageleefd, zal de rechtbank ten aanzien van een deel van de bij voormeld vonnis van 25 augustus 2016 voorwaardelijk opgelegde gevangenisstraf de tenuitvoerlegging gelasten, te weten voor 120 dagen. De vordering wordt voor het overige deel afgewezen, omdat verdachte op grond van de bijzondere voorwaarden bij deze veroordeling reeds een periode van bijna 4 maanden een klinisch traject heeft gevolgd. De rechtbank acht het daarom niet redelijk de voorwaardelijke straf van 245 dagen volledig ten uitvoer te leggen.

Toepassing van wetsartikelen

De rechtbank heeft gelet op de artikelen 47, 57, 300 en 312 van het Wetboek van Strafrecht, zoals deze artikelen golden ten tijde van het bewezen verklaarde.

Uitspraak

De rechtbank

Verklaart het onder parketnummer 18/930265-17 primair en onder parketnummer 18/186065-17 onder 1 en 2 ten laste gelegde bewezen, te kwalificeren en strafbaar zoals voormeld en verdachte daarvoor strafbaar.
Verklaart niet bewezen hetgeen aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan het bewezen verklaarde en spreekt verdachte daarvan vrij.
Veroordeelt verdachte tot:

een gevangenisstraf voor de duur van 5 maanden.

Beveelt dat de tijd door de veroordeelde voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en/of voorlopige hechtenis doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf, geheel in mindering zal worden gebracht.
Heft op het bevel tot voorlopige hechtenis met ingang van het tijdstip waarop de duur van deze hechtenis gelijk wordt aan de duur van de aan veroordeelde onvoorwaardelijk opgelegde gevangenisstraf.

Beslissing op de vordering na voorwaardelijke veroordeling onder parketnummer

10/161537-15:
Gelast de tenuitvoerlegging van de gevangenisstraf voor zover voorwaardelijk opgelegd bij vonnis van de meervoudige strafkamer te Rechtbank Rotterdam d.d. 26 november 2015, te weten: een gevangenisstraf voor de duur van 2 maanden, met aftrek van de periode die verdachte reeds in detentie heeft doorgebracht van 15 juli 2017 tot 13 september 2017.

Beslissing op de vordering na voorwaardelijke veroordeling onder parketnummer

10/741121-16:
Gelast de gedeeltelijke tenuitvoerlegging van de gevangenisstraf voor zover voorwaardelijk opgelegd bij vonnis van de meervoudige strafkamer te Rechtbank Rotterdam d.d. 25 augustus 2016 te weten: een gevangenisstraf van 120 dagen.
Wijst het overige deel van de vordering tot tenuitvoerlegging af.
Dit vonnis is gewezen door mr. H.H.A. Fransen, voorzitter, mr. J.G. de Bock en
mr. E.C.M. Wolfert, rechters, bijgestaan door mr. K. Offerein-Hulshoff, griffier, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van deze rechtbank op 15 februari 2018.