Beoordeling van het bewijs
Standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft veroordeling voor het onder parketnummer 18/930265-17 primair en onder parketnummer 18/186065-17 onder 1 en 2 ten laste gelegde gevorderd. Verdachte handelde naar het standpunt van de officier van justitie bij het onder parketnummer
18/186065-17 onder 1 ten laste gelegde niet uit noodweer.
Standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft betoogd dat verdachte moet worden vrijgesproken van het onder parketnummer 18/930265-17 ten laste gelegde. Zij heeft daartoe aangevoerd dat verdachte geen oogmerk had op het wegnemen van de babyvoeding. Hij was bij het passeren van de kassa afgeleid door het telefoongesprek dat hij voerde.
Bij het onder parketnummer 18/186065-17 onder 1 ten laste gelegde heeft verdachte uit noodweer gehandeld, nu [slachtoffer 3] in de aanval ging tegen een medewerkster van de GGZ en verdachte haar diende te verdedigen tegen deze ogenblikkelijke wederrechtelijke aanranding.
Oordeel van de rechtbank
De rechtbank past ten aanzien van het onder parketnummer 18/930265-17 primair ten laste gelegde de volgende bewijsmiddelen toe die de voor de bewezenverklaring redengevende feiten en omstandigheden bevatten zoals hieronder zakelijk weergegeven.
1. De door verdachte op de terechtzitting van 01 februari 2018 afgelegde verklaring, voor zover inhoudende:
Ik was in de [bedrijf]. Ik heb de babyvoeding in de big shopper gedaan. Ik ben langs de kassa gelopen met de tas. Ik had nog geen geld gekregen.
2. Een proces-verbaal van aangifte met nummer PL0100-2017295878-1 d.d. 8 november 2017, opgemaakt in de wettelijke vorm door een daartoe bevoegde opsporingsambtenaar en opgenomen op p. 18 e.v. van het dossier met nummer PL0100-2018004676 d.d. 4 januari 2018, inhoudende de verklaring van [slachtoffer 2]:
Op woensdag 8 november 2017 hoorde ik een collega via onze portofoon het noodsignaal roepen. Ik hoorde dat zij zei dat een getinte man met een [bedrijf] 'big shopper' boodschappentas de winkel wilde verlaten zonder te betalen. Ik liep richting de uitgang van de winkel en zag een getinte man lopen met een [bedrijf] big shopper. Ik zag dat hij net ongeveer één meter buiten de winkel liep en dus de winkel had verlaten. Ik vroeg hem of ik in zijn tas mocht kijken en zag vier Nutrilon babyvoeding verpakkingen in deze tas. Op de camerabeelden zag ik dat een man welke voldeed aan het signalement van de man die naast mij zat in het kantoor een aantal verpakkingen Nutrilon in zijn [bedrijf] boodschappentas deed. Op dat moment hoorde ik hem zeggen dat hij deze spullen inderdaad hier uit de winkel had gehaald. Hij wilde weglopen. Ik stond voor de deur en wilde hem tegen houden waarop hij mij een duw gaf. Er ontstond een worsteling samen met mijn collega en ik kon op dat moment nog net op de spreeksleutel van mijn portofoon drukken en hulp inroepen. De worsteling vond plaats door het gehele kantoor tot dat de politie erbij kwam. Tijdens de worsteling is mijn werkschort kapot gegaan.
3. Een proces-verbaal van verhoor aangever met nummer PL0100-2017295878-12 d.d.
9 november 2017, opgemaakt in de wettelijke vorm door een daartoe bevoegde opsporingsambtenaar en opgenomen op p. 21 e.v. van voormeld dossier, inhoudende de verklaring van [slachtoffer 2]:
Als we samen de beelden bekijken zie ik dat de man pakken babyvoeding uit het schap pakt. Op dat moment bekende de man dat hij deze pakken inderdaad uit dit filiaal van de [bedrijf] had gestolen. Hij vertelde mij dat hij geld nodig had.
4. Een proces-verbaal van aangifte met nummer PL0100-2017295901-1 d.d. 8 november 2017, opgemaakt in de wettelijke vorm door een daartoe bevoegde opsporingsambtenaar en opgenomen op p. 23 e.v. van voormeld dossier, inhoudende de verklaring van [slachtoffer 1]:
Op 8 november 2017 was ik aan het werk bij de [bedrijf] supermarkt gelegen aan de [straatnaam] in Assen. Er kwam een bericht binnen van mijn collega die bij de kassa zit dat een man langs de kassa liep die kennelijk zijn boodschappen niet had afgerekend. Ik heb de man toen gevraagd of hij met ons mee wilde lopen naar ons kantoor. Op de beelden zag ik dat de man babyvoeding uit de schappen had gehaald en in de [bedrijf] tas had gestopt die hij bij zich had. Toen heb ik aan de man verteld dat de spullen die in zijn tas zaten bij ons weg kwamen. Dat hij deze spullen heeft gejat. Ik hoorde dat de man toegaf dat hij dit had gedaan. Ik heb de man toen verteld dat dit niet kon en dat wij in dit soort zaken altijd de politie bellen. Zodra de man dit hoorde stond hij op en liep richting de deur van het kantoor. Wij hielden onze hand voor de deur om hem tegen te houden. Toen werd hij boos en ontstond een worsteling. De man begon hierop om zich heen te slaan. Hij beukte op iedereen. Door het lawaai dat was ontstaan kwam [getuige 1] naar het kantoor om ons te helpen. Daarna kwam nog een collega. We waren met zijn vieren bezig om de man onder controle te krijgen en om het geweld te staken. We kregen hem met moeite onder controle. Hierna zag ik dat de man weer opstond omdat hij weg wilde. Dit probeerden wij te voorkomen. Ineens greep hij mij bij mijn keel. Ik voelde dat hij heel hard mijn keel dicht kneep. Ik kon niet zo goed meer ademen. Ik werd ook een beetje duizelig door de greep. Voor mijn gevoel duurde dit heel lang. Toen dacht ik: "nu moet hij mij wel loslaten". Dit dacht ik omdat ik merkte dat ik anders knock-out zou gaan door ademtekort. Ik probeerde de man zijn arm los te krijgen maar dat lukte mij niet. Dit lukte Cedric wel. De man liet niet uit zichzelf los. De politie heeft foto's gemaakt van de striemen op mijn keel.
5. Een proces-verbaal van verhoor getuige met nummer PL0100-2017295878-4 d.d. 8 november 2017, opgemaakt in de wettelijke vorm door een daartoe bevoegde opsporingsambtenaar en opgenomen op p. 33 e.v. van voormeld dossier, inhoudende de verklaring van [getuige 1]:
De man sloeg om zich heen en verzette zich. Ineen zag ik dat de winkeldief met zijn rechterhand hard tegen [slachtoffer 1] zijn keel sloeg en hem daarna vastpakte bij zijn keel. Ik zag dat de man [slachtoffer 1] zeker een seconde of tien vasthield. Ik zag dat de man [slachtoffer 1] in zijn keel kneep. Hierop heb ik de man aan zijn arm getrokken om hem los te krijgen.
Met betrekking tot de hiervoor weergegeven standpunten overweegt de rechtbank het volgende. Uit de bewijsmiddelen blijkt dat verdachte zonder dat hij geld bij zich had de [bedrijf] is binnen gegaan. Hij heeft geen winkelwagentje of mandje gepakt, maar de vier pakken babyvoeding direct in zijn boodschappentas gedaan. Vervolgens is hij langs de kassa gelopen zonder te betalen en doorgelopen naar buiten. In het licht van deze omstandigheden acht de rechtbank de verklaring van verdachte dat hij was afgeleid door het telefoongesprek dat hij voerde en dat het niet zijn bedoeling was de pakken melk te stelen ongeloofwaardig.
De rechtbank past ten aanzien van het onder parketnummer 18/186065-17 onder 1 ten laste gelegde de volgende bewijsmiddelen toe die de voor de bewezenverklaring redengevende feiten en omstandigheden bevatten zoals hieronder zakelijk weergegeven.
1. De door verdachte op de terechtzitting van 01 februari 2018 afgelegde verklaring, voor zover inhoudende:
Ik heb [slachtoffer 3] geslagen. Hij heeft meerdere klappen gekregen. [medeverdachte] heeft hem ook geslagen.
2. Een proces-verbaal van aangifte met nummer PL0100-2017184459-1 d.d. 13 juli 2017, opgemaakt in de wettelijke vorm door een daartoe bevoegde opsporingsambtenaar en opgenomen in het dossier met nummer PL0100-2017220118, inhoudende de verklaring van
[slachtoffer 3]:
Ik verblijf in de FPK in Assen. Afgelopen dinsdag, 11 juli 2017, had ik een soort van woordenwisseling met het personeel. Door dit gedrag moest ik naar mijn kamer. Ik werd beet gepakt door een aantal medewerkers. Ik werd tegen de muur gezet. Ik liet het maar geworden. Ik stond dus met de rug tegen de muur aan en zag [verdachte] staan. Ik zag dat [verdachte] recht tegen over mij stond. Er stond een personeelslid links- en rechts van mij. Die hadden me bij mijn schouders vast. Ze hadden mijn armen daarbij op de rug gedraaid. Op een gegeven moment zag ik dat [verdachte] met gebalde vuist naar mijn gezicht kwam. Ik voelde een harde klap tegen de linkerzijde van mijn lip aan. Ik voelde niet meteen pijn. Dat kwam later. Vervolgens kreeg ik nog een klap. Ik zag dat [verdachte] mij die tweede klap gaf met gebalde vuist en met kracht. Ik voelde hem goed aankomen. Ook hiervan kwam de pijn later. Vervolgens kreeg ik van zowel [verdachte] als van [medeverdachte] klappen tegen mijn hoofd en op mijn rug. Ik heb zelf niet gezien dat [medeverdachte] mij had geslagen, dat hoorde ik achteraf van het personeel. Ik probeerde mezelf te verweren en deed mijn handen voor mijn gezicht. Ondertussen werd ik meerdere malen geslagen en op mijn linker been geschopt. Ik voelde pijn. Van de mishandeling heb ik een pijnlijke lip opgelopen. Tevens heb ik een tand, rechts onderin, scheef staan. Deze stond al wat scheef maar door de klappen tegen mijn gezicht is deze schever gaan staan. Er zijn foto's van gemaakt. Tevens heb ik hoofdpijn en ben ik vergeetachtig en wat warrig. Dat had ik niet voordat ik klappen kreeg.
3. Een proces-verbaal van verhoor getuige met nummer PL0100-2017183322-12 d.d. 14 juli 2017, opgemaakt in de wettelijke vorm door een daartoe bevoegde opsporingsambtenaar en opgenomen in voormeld dossier, inhoudende de verklaring van [getuige 2]:
Mijn functie is groepsbegeleider op het FPCU aan de [straatnaam] te Assen. Omdat wij de jongens probeerden tegen te houden moesten wij [slachtoffer 3] loslaten. [medeverdachte] en [verdachte] vielen beide [slachtoffer 3] aan. Wij probeerden ze tegen te houden maar wij konden niet voorkomen dat er rake klappen vielen. Ik zag dat [slachtoffer 3] een paar keer geraakt werd door de slagen van [medeverdachte] en [verdachte]. [slachtoffer 3] probeerde zich te verdedigen, maar werd van twee kanten belaagd. Ik zag dat er gericht geslagen werd op de rug en het gezicht van [slachtoffer 3]. Ik heb [medeverdachte] mee kunnen nemen, maar het vechten ging door tussen [slachtoffer 3] en [verdachte]. Ik zag na de vechtpartij dat [slachtoffer 3] een blauw oog, een gescheurde lip en een scheve tand had. Ik wil nogmaals benadrukken dat ze [slachtoffer 3] geslagen hebben nadat deze door ons gefixeerd tegen de muur stond.
4. Een proces-verbaal van verhoor getuige met nummer PL0100-2017183322-13 d.d. 15 juli 2017, opgemaakt in de wettelijke vorm door een daartoe bevoegde opsporingsambtenaar en opgenomen in voormeld dossier, inhoudende de verklaring van [getuige 3]:
Ik ben werkzaam in de FPK te Assen. Ze, [medeverdachte] en [verdachte], begonnen te vechten. [verdachte] sloeg met vuisten op het hoofd van [slachtoffer 3]. Ik zag dat [medeverdachte] gericht sloeg op de nieren van [slachtoffer 3].
Met betrekking tot de hiervoor weergegeven standpunten overweegt de rechtbank het volgende. Het beroep op noodweer slaagt niet. Er was weliswaar sprake van een hectische situatie rond [slachtoffer 3], maar uit de bewijsmiddelen blijkt dat verdachte en medeverdachte [medeverdachte] [slachtoffer 3] aanvielen op het moment dat hij tegen de muur stond en werd vastgehouden door meerdere GGZ-medewerkers. Nergens blijkt uit dat verdachte zich op dat moment diende te verdedigen tegen een ogenblikkelijke wederrechtelijke aanranding. Ook al deed zich daarvoor een dreigende situatie voor ten aanzien van één van de medewerkers, op het moment dat verdachte en [medeverdachte] aanvielen, was daar geen sprake (meer) van.
De rechtbank volstaat ten aanzien van het hierna onder parketnummer 18/186065-17 onder 2 bewezen verklaarde met een opgave van de bewijsmiddelen overeenkomstig het bepaalde in artikel 359, derde lid tweede volzin, van het Wetboek van Strafvordering, nu verdachte het hierna bewezen verklaarde duidelijk en ondubbelzinnig heeft bekend.
Deze opgave luidt als volgt:
1. De verklaring van verdachte afgelegd ter terechtzitting van 01 februari 2018;
2. Een proces-verbaal van aangifte met nummer PL0100-2017183322-l d.d. 12 juli 2017, opgemaakt in de wettelijke vorm door een daartoe bevoegde opsporingsambtenaar en opgenomen in het dossier met nummer PL0100-2017220118 d.d. 18 augustus 2017, inhoudende de verklaring van [slachtoffer 4].