Uitspraak
RECHTBANK NOORD-NEDERLAND
alle rechter-commissarissen (inclusief mr. H.J. Idzenga) van de sector privaatrecht, afdeling insolventie, van de rechtbank Noord-Nederland.
Rechtbank Noord-Nederland
In deze zaak heeft de wrakingskamer van de Rechtbank Noord-Nederland op 2 februari 2018 een verzoek tot wraking afgewezen dat was ingediend door [verzoeker], die betrokken was bij een schuldsanering onder leiding van rechter-commissaris mr. H.J. Idzenga. Het verzoek tot wraking was ingediend op basis van de stelling dat de rechter-commissaris niet onpartijdig zou zijn, omdat er een wrakingsverzoek tegen hem was ingediend. De wrakingsprocedure was gestart na een brief van 12 december 2017 waarin [verzoeker] zijn bezwaren tegen mr. Idzenga uiteenzette. De mondelinge behandeling van het wrakingsverzoek was gepland op 8 januari 2018, maar [verzoeker] diende op 29 december 2017 een verzoek in om alle rechter-commissarissen van de sector privaatrecht, afdeling insolventie, te wraken.
De wrakingskamer oordeelde dat het verzoek tot wraking niet-ontvankelijk was, omdat het verzoek niet gericht was op de met de behandeling van de zaak belaste rechter. De wrakingskamer stelde vast dat mr. Idzenga de enige rechter-commissaris was die betrokken was bij de schuldsanering van [verzoeker]. Bovendien was het wrakingsverzoek tegen mr. Idzenga eerder al afgewezen, en waren er geen nieuwe feiten of omstandigheden gepresenteerd die een heroverweging rechtvaardigden. De wrakingskamer besloot daarom het verzoek tot wraking zonder verdere behandeling af te wijzen.
De beslissing werd openbaar uitgesproken in aanwezigheid van de griffier, en de wrakingskamer benadrukte dat wraking alleen mogelijk is op basis van feiten die de onpartijdigheid van de rechter in gevaar kunnen brengen. In dit geval was er geen sprake van dergelijke feiten, waardoor het verzoek tot wraking niet kon worden ingewilligd.