ECLI:NL:RBNNE:2018:5327

Rechtbank Noord-Nederland

Datum uitspraak
21 december 2018
Publicatiedatum
20 december 2018
Zaaknummer
18/930013-18
Instantie
Rechtbank Noord-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Op tegenspraak
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Ontslag van rechtsvervolging wegens noodweerexces na poging tot doodslag

In deze zaak heeft de Rechtbank Noord-Nederland op 21 december 2018 uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die beschuldigd werd van poging tot doodslag. De verdachte had op 26 januari 2018 in Emmen geprobeerd om een slachtoffer van het leven te beroven door deze met een mes in de zij en rug te steken. De rechtbank heeft de verdachte ontslagen van alle rechtsvervolging op grond van noodweerexces. Tijdens de zittingen op 19 juni, 5 september en 12 december 2018 heeft de verdachte verklaard dat hij handelde uit zelfverdediging. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte door het slachtoffer was aangevallen met een mes, wat leidde tot een worsteling waarbij de verdachte ook verwondingen opliep. De rechtbank oordeelde dat de verdachte in een noodweersituatie verkeerde en dat zijn reactie, hoewel disproportioneel, voortkwam uit een hevige gemoedsbeweging. De rechtbank heeft de artikelen 45 en 287 van het Wetboek van Strafrecht toegepast en geconcludeerd dat de verdachte niet strafbaar was voor zijn handelen. De officier van justitie had ook gepleit voor ontslag van rechtsvervolging, en de rechtbank volgde dit standpunt. Het vonnis is uitgesproken door een meervoudige kamer, waarbij de voorzitter en twee andere rechters betrokken waren.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-NEDERLAND

Afdeling strafrecht
Locatie Assen
parketnummer 18.930013-18
vonnis van de meervoudige kamer voor de behandeling van strafzaken d.d. 21 december 2018 in de zaak van het openbaar ministerie tegen de verdachte

[verdachte],

geboren op [geboortedatum] 1995 te [geboorteplaats],
wonende [straatnaam], [woonplaats].
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzittingen van 19 juni 2018, 5 september 2018 en 12 december 2018.
Verdachte is verschenen, bijgestaan door mr. A.P.E.M. Pover, advocaat te Meppel.
Het openbaar ministerie werd ter terechtzitting vertegenwoordigd door mr. H.J. Mous.

Tenlastelegging

Aan verdachte is ten laste gelegd dat:
verdachte op of omstreeks 26 januari 2018, te Emmen, (althans) in de gemeente Emmen, ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om opzettelijk [slachtoffer] van het leven te beroven,
met dat opzet die [slachtoffer] meermalen, in elk geval eenmaal, met een mes, in elk geval een scherp en/of puntig voorwerp, in diens zij en/of in de rug, in elk geval het lichaam, heeft gestoken/geprikt/gesneden,
terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
althans, indien ter zake van het vorenstaande geen veroordeling mocht volgen, dat
verdachte op of omstreeks 26 januari 2018, te Emmen, (althans) in de gemeente Emmen,
aan [slachtoffer], opzettelijk zwaar lichamelijk letsel, heeft toegebracht door voornoemde [slachtoffer] meermalen, ion elk geval eenmaal met een mes, in elk geval een scherp en/of puntig voorwerp, in diens zij en/of rug, in elk geval in het lichaam te steken, te prikken of te snijden;

Beoordeling van het bewijs

Standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft geconcludeerd dat het primair ten laste gelegde kan worden bewezen verklaard gelet op de verklaring van verdachte, de verklaring van [slachtoffer] en hetgeen de politie heeft geconstateerd nadat deze bij de woning was gearriveerd waar het incident heeft plaatsgevonden. Het steken door verdachte van [slachtoffer] in de zij en in de rug hebben levensbedreigende verwondingen opgeleverd zo valt af te leiden uit hoe [slachtoffer] door de politie is aangetroffen. Daarmee kan worden bewezen verklaard dat verdachte getracht heeft [slachtoffer] van het leven te beroven.
Standpunt van de verdediging
De raadsman heeft op gronden als vermeld in de pleitnota betoogd dat verdachte [slachtoffer] weliswaar een aantal malen heeft gestoken in het lichaam doch dat verdachte moet worden vrijgesproken omdat hij heeft gehandeld uit noodweer dan wel noodweerexces.
Oordeel van de rechtbank
De rechtbank volstaat ten aanzien van het hierna primair bewezen verklaarde met een opgave van de bewijsmiddelen overeenkomstig het bepaalde in artikel 359, derde lid tweede volzin, van het Wetboek van Strafvordering, nu verdachte het hierna bewezen verklaarde duidelijk en ondubbelzinnig heeft bekend.
Deze opgave luidt als volgt:
1. De verklaring van verdachte afgelegd ter terechtzitting van 12 december 2018 inhoudende dat hij [slachtoffer] op 26 januari 2018 in Emmen met een mes in diens zij en rug heeft gestoken.
2. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van verhoor verdachte d.d. 13 februari 2018, opgenomen op pagina 329 e.v. van het dossier van Politie Noord-Nederland met nummer 2018023023 d.d. 24 april 2018, inhoudende de verklaring van [slachtoffer].
3. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van bevindingen d.d. 27 januari 2018, opgenomen op pagina 17 van voornoemde dossier, inhoudende de bevindingen van verbalisant [verbalisant 1].
4. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van bevindingen d.d. 27 januari 2018, opgenomen op pagina 19 - 20 van voornoemde dossier, inhoudende de bevindingen van verbalisant [verbalisant 2].

Bewezenverklaring

De rechtbank acht het primair ten laste gelegde wettig en overtuigend bewezen, met dien verstande dat:
verdachte op 26 januari 2018, te Emmen, ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om opzettelijk [slachtoffer] van het leven te beroven,
met dat opzet die [slachtoffer] met een mes in diens zij en in diens rug heeft gestoken,
terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid.
Verdachte zal van het meer of anders ten laste gelegde worden vrijgesproken, aangezien de rechtbank dat niet bewezen acht.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. Verdachte is daardoor niet geschaad in de verdediging.

Strafbaarheid van het bewezen verklaarde

Het bewezen verklaarde levert op: Poging tot doodslag.
Dit feit is strafbaar nu geen omstandigheden aannemelijk zijn geworden die de strafbaarheid uitsluiten.

Strafbaarheid van verdachte

De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat verdachte een beroep toekomt op noodweerexces.
Verdachte werd in de gang van de woning aangevallen door [slachtoffer]. Er ontstaat een worsteling waarbij [slachtoffer] een mes trekt en verdachte in de nek en in de rug tussen de schouderbladen steekt. Verdachte en [slachtoffer] komen op de grond terecht en in het gevecht om het mes valt het mes op de grond. Verdachte pakt dat mes en steekt [slachtoffer] tweemaal in het lichaam. Verdachte deed dat om te voorkomen dat [slachtoffer] hem opnieuw zou gaan steken met de kans op een fatale afloop.
Naar het standpunt van de officier van justitie was geen sprake van een noodweersituatie meer op grond waarvan verdachte zich mocht verdedigen; het mes dat [slachtoffer] in handen had was immers op de grond terecht gekomen waarna verdachte het heeft opgepakt om vervolgens [slachtoffer] te steken. Verdachte en [slachtoffer] bevonden zich nog in de gang in de woning en verdachte was ernstig gewond geraakt en was daardoor verzwakt. Gelet op die omstandigheden kon verdachte zich feitelijk echter niet aan de situatie -die zich in een zeer kort tijdsbestek heeft afgespeeld- onttrekken zonder te vrezen opnieuw te worden gestoken door [slachtoffer]. Die omstandigheden hebben bij verdachte een dusdanige hevige gemoedsbeweging teweeg gebracht dat hij [slachtoffer] tweemaal in het lichaam steekt. Naar het standpunt van de officier van justitie is dat handelen in die situatie proportioneel te achten en komt verdachte een beroep toe op noodweerexces. Verdachte dient daarom te worden ontslagen van alle rechtsvervolging.
De raadsman heeft aangevoerd dat verdachte een beroep toekomt op noodweer dan wel noodweerexces.
Verdachte heeft [slachtoffer] gestoken nadat verdachte door [slachtoffer] in de nek en rug was gestoken. In die situatie is sprake van een ogenblikkelijke wederrechtelijke aanranding door [slachtoffer] en was verdachte genoodzaakt zich tegen die aanval te verdedigen.
Nadat tijdens de worsteling het mes op de grond was gevallen pakt verdachte het mes en steekt daarmee [slachtoffer] tot tweemaal toe in het lichaam.
Naar het standpunt van de raadsman is dat handelen van verdachte proportioneel te achten.
Bij verdachte was sprake van een hevige gemoedsbeweging die ontstond nadat hij door [slachtoffer] was gestoken. Verdachte stak [slachtoffer] om hem ervan te weerhouden opnieuw te gaan steken.
Daar komt bij dat het incident slechts een aantal seconden heeft geduurd en verdachte daardoor feitelijk geen mogelijkheid had zich aan de situatie te onttrekken nadat hij was gestoken. Verdachte kon dat bovendien niet omdat hij nog door [slachtoffer] werd vastgehouden. Verdachte zag daarom geen andere uitweg dan [slachtoffer] te steken.
Naar het standpunt van de raadsman moet verdachte worden ontslagen van alle rechts-vervolging.
De rechtbank overweegt het volgende.
De rechtbank gaat op grond van het dossier en met name op grond van de verklaringen van verdachte en [naam 1] uit van de volgende gang van zaken.
Verdachte bevindt zich met [naam 1] en [naam 2] in de woning en [slachtoffer], die daar ook verblijft, komt op een gegeven moment de woning binnen. [slachtoffer] ergert zich er kennelijk aan dat de fiets van verdachte in de gang staat. [slachtoffer] gooit vervolgens de fiets van verdachte naar buiten. Verdachte gaat naar de voordeur en spreekt [slachtoffer] aan op het feit dat hij de fiets naar buiten heeft gegooid. Als reactie geeft [slachtoffer] verdachte een schop en pakt daarna een mes uit zijn broek. Verdachte pakt [slachtoffer] vervolgens vast om te voorkomen dat hij wordt gestoken. [slachtoffer] steekt verdachte vervolgens in de nek en in de rug. In die worsteling komen [slachtoffer] en verdachte te vallen en doordat verdachte [slachtoffer] bij de polsen pakt valt het mes op de grond. Verdachte pakt vervolgens het mes en steekt [slachtoffer] tweemaal in het lichaam. Verdachte wilde daarmee voorkomen dat hij door [slachtoffer] opnieuw zou worden gestoken met mogelijk een dodelijke afloop.
De rechtbank is van oordeel dat voldoende vast staat dat verdachte door [slachtoffer] werd aangevallen met een mes in een gang van een woning. De aanval met het mes door [slachtoffer] gebeurde voor verdachte onverwachts. Voor verdachte was op dat moment sprake van een noodweersituatie. Hij moest zich onder de gegeven omstandigheden tegen die aanval verdedigen. In de worsteling die op de aanval volgt wordt verdachte door [slachtoffer] gestoken en komen verdachte en [slachtoffer] ten val en valt het mes op enig moment uit de hand van [slachtoffer]. Op dat moment is in feite de aanval van [slachtoffer] gestopt en daarmee ook de noodsituatie waartegen verdachte zich moest verdedigen. Verdachte pakt echter het mes meteen van de grond op en steekt direct daarop [slachtoffer] tweemaal in het lichaam. Dat disproportionele steken door verdachte moet naar het oordeel van de rechtbank gezien worden als het handelen als gevolg van een hevige gemoedsbeweging. Verdachte was net daarvoor onverwachts aangevallen met een mes en tot tweemaal toe gestoken in zeer kwetsbare delen van zijn lichaam. Aannemelijk is dat hij dacht dat hij opnieuw door [slachtoffer] zou kunnen worden gestoken en die omstandigheid heeft mede bijgedragen aan het ontstaan van de hevige gemoedsbeweging. Daar komt bij dat verdachte en [slachtoffer] zich in de beperkte ruimte van de gang op de grond bevonden toen verdachte het mes kon pakken en het hele voorval zich in een zeer kort tijdsbestek heeft afgespeeld.
Gelet op wat hiervoor is aangegeven is de rechtbank van oordeel dat verdachte [slachtoffer] heeft gestoken als gevolg van een hevige gemoedsbeweging en daarmee komt verdachte een beroep toe op noodweerexces. Dat leidt er toe dat verdachte moet worden ontslagen van alle rechtsvervolging.

Toepassing van wetsartikelen

De rechtbank heeft gelet op de artikelen 45 en 287 van het Wetboek van Strafrecht, zoals deze artikelen golden ten tijde van het bewezen verklaarde.

Uitspraak

De rechtbank

Verklaart het primair ten laste gelegde bewezen, te kwalificeren en strafbaar zoals voormeld, maar verdachte daarvoor niet strafbaar.
Ontslaat verdachte ter zake van alle rechtsvervolging.
Dit vonnis is gewezen door mr. H.H.A. Fransen, voorzitter, mr. M.A.M. Wolters en mr. M.A.A. van Capelle, rechters, bijgestaan door D.C. Witvoet, griffier, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van deze rechtbank op 21 december 2018.
Mr. Van Capelle is buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.