ECLI:NL:RBNNE:2018:5330

Rechtbank Noord-Nederland

Datum uitspraak
21 december 2018
Publicatiedatum
20 december 2018
Zaaknummer
18/017235-18
Instantie
Rechtbank Noord-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Op tegenspraak
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Medeplegen van hennepteelt en diefstal van elektriciteit in woning

Op 21 december 2018 heeft de Rechtbank Noord-Nederland uitspraak gedaan in de zaak tegen de verdachte, die beschuldigd werd van het medeplegen van het aanwezig hebben van hennepplanten en het medeplegen van diefstal van elektriciteit. De verdachte had zijn woning ter beschikking gesteld voor de teelt van hennepplanten, waarbij de politie op 3 januari 2017 in de kruipruimte van de woning een kwekerij met 768 hennepplanten aantrof. Daarnaast was er sprake van illegale elektriciteitsafname ten behoeve van de hennepkwekerij. De rechtbank oordeelde dat de verdachte zich schuldig had gemaakt aan beide feiten, maar sprak hem vrij van het primair ten laste gelegde telen van hennepplanten, omdat zijn rol niet groter was dan het ter beschikking stellen van zijn woning. De rechtbank legde een taakstraf van 180 uren en een voorwaardelijke gevangenisstraf van 6 maanden op. De rechtbank overwoog dat de verdachte bijdroeg aan de illegale handel in softdrugs en dat het illegaal aftappen van elektriciteit gevaarlijke situaties met zich meebracht. De verdachte had geen eerdere veroordelingen voor vergelijkbare feiten, wat in zijn voordeel werd meegewogen. De rechtbank baseerde de straf op landelijke oriëntatiepunten voor straftoemeting, waarbij de diefstal van elektriciteit niet was verdisconteerd in de uitgangspunten.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-NEDERLAND

Afdeling strafrecht
Locatie Leeuwarden
parketnummer 18/017235-18
Vonnis van de meervoudige kamer voor de behandeling van strafzaken d.d. 21 december 2018 in de zaak van het openbaar ministerie tegen de verdachte

[verdachte] ,

geboren op [geboortedatum] 1973 te [geboorteplaats],
wonende te [straatnaam] , [woonplaats] .
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting van 11 december 2018.
De verdachte is verschenen, bijgestaan door mr. H.M. Terpstra, advocaat te Leeuwarden. Het openbaar ministerie is ter terechtzitting vertegenwoordigd door L. Lübbers.

Tenlastelegging

Aan verdachte is ten laste gelegd dat:
1.
hij op of omstreeks 3 januari 2017 te [pleegplaats] , gemeente De Fryske Marren tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, opzettelijk heeft geteeld en/of bereid en/of bewerkt en/of verwerkt, in elk geval opzettelijk aanwezig heeft gehad (in een pand aan de [straatnaam] ) een hoeveelheid van (in totaal) ongeveer 768 hennepplanten, althans een groot aantal hennepplanten en/of delen daarvan, in elk geval een hoeveelheid van meer dan 30 gram van een materiaal bevattende hennep, zijnde hennep een middel vermeld op de bij de Opiumwet behorende lijst II;
subsidiair althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou kunnen leiden:
een of meer onbekend gebleven personen op of omstreeks 3 januari 2017 te [pleegplaats] , gemeente De Fryske Marren tezamen en in vereniging met (een) ander(en), althans alleen,
opzettelijk heeft/hebben geteeld en/of bereid en/of bewerkt en/of verwerkt, in elk geval opzettelijk aanwezig heeft/hebben gehad (in een pand aan [straatnaam] ) een hoeveelheid van (in totaal) ongeveer 768 hennepplanten, althans een groot aantal hennepplanten en/of delen daarvan, in elk geval (telkens) een hoeveelheid van meer dan 30 gram van een materiaal bevattende hennep, zijnde hennep een middel vermeld op de bij de Opiumwet behorende lijst II, tot en/of bij het plegen van welk(e) misdrijf/misdrijven verdachte op of omstreeks 3 januari 2017 te [pleegplaats] , gemeente De Fryske Marren, in elk geval in Nederland, meermalen, althans eenmaal (telkens) opzettelijk gelegenheid en/of middelen en/of inlichtingen heeft verschaft en/of opzettelijk behulpzaam is geweest, door aan die onbekend gebleven persoon/personen voornoemd pand voor de teelt/het kweken van hennepplanten ter beschikking te stellen;
2.
hij op of omstreeks 3 januari 2017 te [pleegplaats] , gemeente De Fryske Marren tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, met het oogmerk van
wederrechtelijke toe-eigening in/uit een pand aan de [straatnaam] heeft weggenomen een hoeveelheid elektrische energie, in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan [benadeelde partij] , in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en/of zijn mededaders, waarbij verdachte en/of zijn mededaders zich de toegang tot de plaats van het misdrijf hebben verschaft en/of die/dat weg te nemen elektrische energie onder zijn/haar/hun bereik hebben gebracht door middel van verbreking, door de zegels van de hoofdaansluitkast te verwijderen/verbreken;
subsidiair althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou kunnen leiden:
een of meer onbekend gebleven personen op of omstreeks 3 januari 2017 te [pleegplaats] , gemeente De Fryske Marren tezamen en in vereniging met (een) ander(en), althans alleen,
met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening heeft weggenomen een hoeveelheid elektrische energie, in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan [benadeelde partij] , in elk geval aan een ander of anderen dan aan die onbekend gebleven personen en/of aan verdachte, bij en/of tot het plegen van welk misdrijf verdachte op of omstreeks 3 januari 2017 te [pleegplaats] , gemeente De Fryske Marren in elk geval in Nederland, opzettelijk behulpzaam is geweest en/of opzettelijk gelegenheid, middelen en/of inlichtingen heeft verschaft, door voornoemd pand en/of de elektriciteitsmeter van dat pand voor de diefstal van elektrische energie ter beschikking te stellen;

Beoordeling van het bewijs

Standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft veroordeling gevorderd voor het onder 1. subsidiair en
2. subsidiair ten laste gelegde. De officier van justitie heeft vrijspraak gevorderd van het onder 1. primair en 2. primair ten laste gelegde. Zij heeft daartoe aangevoerd dat verdachte alleen zijn woning ter beschikking heeft gesteld, zodat niet het medeplegen van telen van hennep en diefstal van stroom maar wel de medeplichtigheid daaraan kan worden bewezen.
Standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft betoogd dat verdachte moet worden vrijgesproken van het ten laste gelegde, omdat de woning onrechtmatig is binnen getreden. Zij heeft daartoe aangevoerd dat de verdenking volgt uit een telefoontje van een onbekend gebleven medewerker van [benadeelde partij] . Dit telefoontje is vergelijkbaar met een MMA-melding. Uit rechtspraak van de Hoge Raad blijkt dat TCI-informatie en MMA-meldingen voldoende concreet en specifiek dienen te zijn. Voornoemde melding van [benadeelde partij] is niet voldoende concreet en specifiek en voldoet niet aan deze eis. Er is dan ook sprake van een onherstelbaar vormverzuim in de zin van artikel 359a Wetboek van Strafvordering en dit vormverzuim moet leiden tot bewijsuitsluiting. Subsidiair verzoekt de raadsvrouw het standpunt van de officier van justitie over de bewezenverklaring te volgen.
Oordeel van de rechtbank
Ten aanzien van het betoog van de raadsvrouw dat de woning onrechtmatig binnen is getreden overweegt de rechtbank het volgende.
Naar het oordeel van de rechtbank was het binnentreden in de woning van verdachte niet onrechtmatig. De telefonische melding bij de politie was afkomstig van een met name genoemd bedrijf en een met de code M04 aangeduide medewerker. Hoewel de fraudespecialist van [benadeelde partij] niet met naam wordt genoemd in het proces-verbaal, betreft het geen anonieme getuige. De verbalisanten die de woning zijn binnengetreden hebben dat overigens gedaan in gezelschap van de medewerker van [benadeelde partij] aangeduid als M04. Er is dus direct contact geweest tussen hen voorafgaand aan en tijdens het binnentreden van de woning. De rechtbank acht de melding van [benadeelde partij] controleerbaar en betrouwbaar. De door [benadeelde partij] verstrekte informatie is bovendien voldoende concreet en specifiek om de verdenking op te baseren. Er is immers naar aanleiding van een melding over spanningsverlies in een straat in [pleegplaats] een netmeting gedaan waarbij een 12-uurs patroon is ontdekt. Bij een controle in de straat van huis tot huis werd de aandacht gevestigd op het adres van verdachte omdat de medewerker van [benadeelde partij] niet in de woning werd gelaten om de meterkast te controleren. De rechtbank verwerpt het verweer van de raadsvrouw.
De rechtbank past de volgende bewijsmiddelen toe die de voor de bewezenverklaring redengevende feiten en omstandigheden bevatten zoals hieronder zakelijk weergegeven.
1. De door verdachte ter zitting van 11 december 2018 afgelegde verklaring, voor zover inhoudend:
Het klopt dat ik, samen met anderen, op 3 januari 2017 in mijn woning aan de [straatnaam] te [pleegplaats] 768 hennepplanten aanwezig heb gehad. In de nazomer van 2013 heb ik met twee jongens gesproken over het ter beschikking stellen van ruimte in mijn woning voor het kweken van hennepplanten. In het najaar van 2013 kwamen er andere jongens die de kruipruimte onder mijn woning hebben uitgegraven en een hennepkwekerij hebben ingericht. In januari 2014 was de eerste oogst. Deze oogst is geript. In juli/augustus 2015 is de hennepkwekerij opnieuw door deze jongens ingericht en in oktober 2015 was de eerste oogst. Deze opbrengst was voor hen in verband met de kosten van de investering. In januari 2016 is er weer geoogst. Van deze oogst heb ik een bedrag rond de € 8.000,00 ontvangen. Dit was de eerste keer dat ik geld ontving. In april 2016, juli 2016 en oktober 2016 is er steeds geoogst. Voor elke oogst kreeg ik steeds € 8.000,00. Ik heb in totaal € 32.000,00 ontvangen. De laatste oogst is in januari 2017 door de politie opgerold. De jongens verzorgden de hennepplanten en ik liet ze steeds binnen in mijn woning of legde de sleutel voor ze neer.
De stroom voor de hennepkwekerij werd illegaal afgetapt. Dit was ook door die jongens aangelegd. Zij vertelden mij dat zij de verzegeling hadden verbroken en dat de stroomvoorziening buiten de meter om ging.
2. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van bevindingen d.d. 19 juli 2017, opgenomen op pagina 78 en verder van het dossier van Politie Noord-Nederland met nummer PL0100-2017003685 d.d. 23 januari 2018, inhoudende als verklaring van verbalisanten [verbalisant 1] en [verbalisant 2] :
Op het adres [straatnaam] te [pleegplaats] , binnen de gemeente de Fryske Marren, staat ingeschreven [verdachte] . Deze woning werd op 3 januari 2017 betreden. Het bleek dat op genoemd adres een hennepkwekerij aanwezig was. Er was een hennepkwekerij aanwezig in een uitgegraven ruimte onder de woning, verdeeld over 2 ruimten. In ruimte A stonden 384 hennepplanten. In kweekruimte B stonden 384 hennepplanten. Ik constateerde, gezien de waargenomen uiterlijke kenmerken, kleur en vorm en daarnaast de herkenbare geur, dat de aangetroffen planten hennepplanten betroffen.
3. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van aangifte d.d. 12 januari 2017, opgenomen op pagina 51 e.v. van voornoemd dossier, inhoudend als verklaring van aangever [medewerker] , namens [benadeelde partij] :
De fraudespecialist M04 constateerde op 3 januari 2017 aan de [straatnaam] te [pleegplaats] verboden handelingen aan de elektriciteitsinstallatie en zag dat de zegels van de hoofdaansluitkast waren verbroken. Hij zag dat aan de onderzijde van de zekeringhouders een illegale elektriciteitsaansluiting was gemaakt en dat deze aansluiting buiten de elektriciteitsmeter om liep naar de hennepplantage en deze voorzag van elektriciteit.
4. De rechtbank acht het een feit van algemene bekendheid dat de plaats [pleegplaats] is gelegen in de gemeente De Fryske Marren.
Ten aanzien van het standpunt van de officier van justitie en de raadsvrouw dat niet kan worden bewezen dat verdachte het onder 1. en 2. ten laste gelegde feit heeft medegepleegd overweegt de rechtbank het volgende.
De rechtbank stelt voorop dat de betrokkenheid aan een strafbaar feit als medeplegen kan worden bewezenverklaard indien is komen vast te staan dat bij het begaan daarvan sprake is geweest van een voldoende nauwe en bewuste samenwerking.
Uit de bewijsmiddelen leidt de rechtbank met betrekking tot de betrokkenheid van verdachte bij het tenlastegelegde het volgende af.
Feit 1
Verdachte heeft ermee ingestemd dat de medeverdachten hennepplanten zouden gaan telen in de kelder van zijn woning. Verdachte was ervan op de hoogte dat de medeverdachten in het najaar van 2013 de kruipruimte onder zijn woning hebben uitgegraven en ook daadwerkelijk een hennepkwekerij zijn gaan inrichten in die kruipruimte. Verdachte wist ook dat de medeverdachten in de periode daarna daadwerkelijk hennepplanten zijn gaan telen in die kruipruimte en dat er meerdere malen is geoogst. Verdachte had de beschikkingsmacht over de hennepplanten, nu deze niet alleen in de kelder/kruipruimte van zijn woning stonden, maar verdachte in die periode ook in die woning woonde. Daarbij komt dat de medeverdachten geen sleutel van de woning hadden en verdachte hen dus telkens de toegang tot de woning moest verschaffen.
Op grond van het voorgaande oordeelt de rechtbank dat sprake is geweest van een voldoende nauwe en bewuste samenwerking tussen verdachte en zijn medeverdachten gericht op het opzettelijk aanwezig hebben van hennepplanten. Daarmee acht de rechtbank het tenlastegelegde medeplegen van het opzettelijk aanwezig hebben van hennepplanten bewezen.
De rechtbank acht niet bewezen dat sprake was van een voldoende nauwe en bewuste samenwerking tussen verdachte en de medeverdachten gericht op het eveneens onder
1. primair ten laste gelegde telen, bereiden, bewerken en/of verwerken van hennepplanten. Daartoe overweegt zij dat uit de bewijsmiddelen niet blijkt dat de rol van verdachte in de hennepkwekerij groter is geweest dan het ter beschikking stellen van zijn woning. Dit brengt de rechtbank tot de conclusie dat uit de bewijsmiddelen niet blijkt dat ten aanzien van het ten laste gelegde telen, bereiden, bewerken en/of verwerken van de hennepplanten sprake is geweest van een gezamenlijke uitvoering, noch dat de bijdrage van verdachte aan deze handelingen van voldoende gewicht is. Daarom zal de rechtbank verdachte daarvan vrij spreken.
Feit 2
Uit de bewijsmiddelen blijkt dat verdachte wist dat de elektriciteit voor de hennepkwekerij op een illegale wijze werd afgetapt. Verdachte was er van op de hoogte dat de medeverdachten de verzegeling in de meterkast hadden verbroken en dat de stroomvoorziening ten behoeve van de hennepkwekerij buiten de meter om werd afgenomen. Dit is een langere periode zo doorgegaan. Op grond van de samenhang tussen de hennepteelt en de diefstal van elektriciteit oordeelt de rechtbank dat er sprake is geweest van een voldoende nauwe en bewuste samenwerking tussen verdachte en zijn medeverdachten gericht op de diefstal van elektriciteit. Daarmee acht de rechtbank het onder 2. primair ten laste gelegde medeplegen van diefstal van elektriciteit wettig en overtuigend bewezen.

Bewezenverklaring

De rechtbank acht het onder 1. primair en 2. primair wettig en overtuigend bewezen, met dien verstande dat:
1. primair
hij op 3 januari 2017 te [pleegplaats] , gemeente De Fryske Marren tezamen en in vereniging met anderen, opzettelijk aanwezig heeft gehad in een pand aan de [straatnaam] een hoeveelheid van in totaal 768 hennepplanten, zijnde hennep een middel vermeld op de bij de Opiumwet behorende lijst II;
2. primair
hij op 3 januari 2017 te [pleegplaats] , gemeente De Fryske Marren tezamen en in vereniging met anderen, met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening in een pand aan de [straatnaam] heeft weggenomen een hoeveelheid elektrische energie, toebehorende aan [benadeelde partij] , waarbij verdachte en zijn mededaders zich de toegang tot de plaats van het misdrijf hebben verschaft en de weg te nemen elektrische energie onder hun bereik hebben gebracht door middel van verbreking, door de zegels van de hoofdaansluitkast te verbreken.
Verdachte zal van het meer of anders ten laste gelegde worden vrijgesproken, aangezien de rechtbank dat niet bewezen acht.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. Verdachte is daardoor niet geschaad in de verdediging.

Strafbaarheid van het bewezen verklaarde

Het bewezen verklaarde levert op:
1. primair medeplegen van opzettelijk handelen in strijd met het in artikel 3, onder C,
van de Opiumwet gegeven verbod.
2. primair diefstal door twee of meer verenigde personen waarbij de schuldige het weg
te nemen goed onder zijn bereik heeft gebracht door middel van verbreking.
Deze feiten zijn strafbaar nu geen omstandigheden aannemelijk zijn geworden die de strafbaarheid uitsluiten.

Strafbaarheid van verdachte

De rechtbank acht verdachte strafbaar nu niet van enige strafuitsluitingsgrond is gebleken.

Strafmotivering

Vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat verdachte ter zake het onder 1. subsidiair en
2. subsidiair ten laste gelegde wordt veroordeeld tot een taakstraf voor de duur van 180 uren, subsidiair 90 dagen hechtenis en een voorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van zes maanden, met een proeftijd van twee jaren.
Standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft primair vrijspraak bepleit; subsidiair heeft de raadsvrouw zich op het standpunt gesteld dat de door de officier van justitie geëiste straf passend is.
Oordeel van de rechtbank
Bij de bepaling van de straf heeft de rechtbank rekening gehouden met de aard en de ernst van het bewezen en strafbaar verklaarde, de omstandigheden waaronder dit is begaan, de persoon van verdachte zoals deze naar voren is gekomen uit het onderzoek ter terechtzitting, het uittreksel uit de justitiële documentatie, alsmede de vordering van de officier van justitie en het pleidooi van de raadsvrouw.
De rechtbank heeft in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen.
Verdachte heeft zijn woning in [pleegplaats] gedurende een langere periode ter beschikking van anderen gesteld om hennep te telen. Op 3 januari 2017 heeft de politie in de uitgegraven kruipruimte van deze woning een kwekerij aangetroffen met in totaal 768 hennepplanten.
Door zo te handelen heeft verdachte bijgedragen aan het in stand houden van de illegale handel in softdrugs en de daarmee gepaard gaande criminaliteit. Hij heeft zich daarbij enkel laten leiden door zijn wens om op een eenvoudige manier in korte tijd veel geld te verdienen. Verdachte heeft zich daarnaast schuldig gemaakt aan het medeplegen van diefstal van elektriciteit ten behoeve van de hennepkwekerij. Door het illegaal aftappen van elektriciteit wordt niet alleen de elektriciteitsmaatschappij financieel benadeeld, maar dit leidt vaak ook tot gevaarlijke situaties, zoals kortsluiting en brand.
Uit het uittreksel uit de justitiële documentatie blijkt dat verdachte niet eerder is veroordeeld voor vergelijkbare strafbare feiten.
Op grond van de door de rechtbank gehanteerde landelijke oriëntatiepunten voor straftoemeting is het uitgangspunt voor het telen van 500-1000 planten oplegging van een taakstraf van 180 uren en een voorwaardelijke gevangenisstraf van twee maanden. Dit oriëntatiepunt gaat uit van het min of meer bedrijfsmatig of in ieder geval met een zekere professionaliteit kweken van hennepplanten in ruimtes zoals een (woon)huis, loods of andere soortgelijke ruimte met als kennelijk doel de verkoop van de geoogste planten. Hiervan is in dit geval sprake. In dat oriëntatiepunt is de diefstal van elektriciteit niet verdisconteerd.
Op grond van de hiervoor genoemde feiten en omstandigheden acht de rechtbank de door de officier van justitie gevorderde onvoorwaardelijke taakstraf van 180 uren en een voorwaardelijke gevangenisstraf van zes maanden passend en zij zal deze straf overnemen.

Toepassing van wetsartikelen

De rechtbank heeft gelet op de artikelen 14a, 14b, 14c, 22c, 22d, 47, 57 en 311 van het Wetboek van Strafrecht en de artikelen 3 en 11 van de Opiumwet, zoals deze artikelen golden ten tijde van het bewezen verklaarde.

Uitspraak

De rechtbank

Verklaart het onder 1. primair en 2. primair ten laste gelegde bewezen, te kwalificeren en strafbaar zoals voormeld en verdachte daarvoor strafbaar.
Verklaart niet bewezen hetgeen aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan het bewezen verklaarde en spreekt verdachte daarvan vrij.
Veroordeelt verdachte tot:

een taakstraf voor de duur van 180 uren.

Beveelt dat voor het geval de veroordeelde de taakstraf niet naar behoren verricht, vervangende hechtenis voor de duur van 90 dagen zal worden toegepast.
Beveelt dat de tijd door de veroordeelde vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en/of voorlopige hechtenis doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde taakstraf geheel in mindering zal worden gebracht naar de maatstaf van 2 uren per dag inverzekeringstelling/voorlopige hechtenis.

Een gevangenisstraf voor de duur van zes maanden.

Bepaalt dat deze gevangenisstraf niet zal worden ten uitvoer gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten, op grond dat de veroordeelde zich voor het einde van een proeftijd, welke hierbij wordt vastgesteld op twee jaren, aan een strafbaar feit heeft schuldig gemaakt.
Dit vonnis is gewezen door mr. N.A. Vlietstra, voorzitter, mr. K. Post en mr. C.A.J. Tuinstra, rechters, bijgestaan door C. Vellinga-Terpstra, griffier, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van deze rechtbank op 21 december 2018.
Mrs. Post en Tuinstra zijn buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.