ECLI:NL:RBNNE:2018:5332

Rechtbank Noord-Nederland

Datum uitspraak
21 december 2018
Publicatiedatum
20 december 2018
Zaaknummer
18/017235-18 ontneming
Instantie
Rechtbank Noord-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Op tegenspraak
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verplichting tot betaling van ontneming van wederrechtelijk verkregen voordeel uit hennepplanten

In deze zaak heeft de Rechtbank Noord-Nederland op 21 december 2018 uitspraak gedaan in een ontnemingsprocedure tegen een veroordeelde die betrokken was bij het medeplegen van het aanwezig hebben van hennepplanten. De rechtbank heeft de veroordeelde de verplichting opgelegd tot betaling van een geldbedrag van € 30.624,54 aan de staat, ter ontneming van het wederrechtelijk verkregen voordeel. Dit bedrag is vastgesteld op basis van de verklaring van de veroordeelde, die aangaf in totaal € 32.000,00 te hebben ontvangen uit de hennepkwekerij, waarbij hij ook kosten voor illegaal afgenomen elektriciteit in mindering heeft gebracht.

De officier van justitie had eerder een vordering ingediend tot ontneming van een hoger bedrag van € 204.351,30, maar de rechtbank oordeelde dat de verklaring van de veroordeelde geloofwaardig was en dat het door hem betaalde bedrag van € 1.375,46 voor elektriciteitskosten in direct verband stond met het strafbare feit. De rechtbank heeft de vordering van de officier van justitie niet volledig gevolgd, maar heeft de ontneming vastgesteld op het lagere bedrag van € 30.624,54.

De rechtbank heeft gelet op artikel 36e van het Wetboek van Strafrecht en heeft de beslissing genomen na een behandeling ter terechtzitting op 11 december 2018, waarbij de veroordeelde en zijn advocaat aanwezig waren. De uitspraak is gedaan door een meervoudige kamer, bestaande uit drie rechters, en is openbaar uitgesproken.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-NEDERLAND

Afdeling strafrecht
Locatie Leeuwarden
parketnummer 18/017235-18
beslissing van de meervoudige kamer d.d. 21 december 2018 op een vordering van de officier van justitie tot ontneming van wederrechtelijk verkregen voordeel
in de zaak tegen

[veroordeelde] ,

geboren op [geboortedatum] 1973 te [geboorteplaats] ,
wonende te [straatnaam] , [woonplaats] .

Procesverloop

De officier van justitie heeft d.d. 26 november 2018 schriftelijk gevorderd dat de rechtbank het bedrag vast zal stellen waarop het wederrechtelijk verkregen voordeel als bedoeld in artikel 36e, vijfde lid, van het Wetboek van Strafrecht, wordt geschat en dat de rechtbank aan voornoemde veroordeelde de verplichting zal opleggen tot betaling aan de staat van een bedrag van € 204.351,30 ter ontneming van het wederrechtelijk verkregen voordeel dat voortvloeit uit de zaak met parketnummer 18/017235-18.
De behandeling heeft plaatsgevonden ter terechtzitting van 11 december 2018. Veroordeelde is verschenen, bijgestaan door mr. H.M. Terpstra, advocaat te Leeuwarden. Het openbaar ministerie is ter terechtzitting vertegenwoordigd door mr. L. Lübbers.

Bewijsmiddelen

De rechtbank baseert de schatting van het wederrechtelijk verkregen voordeel op het volgende bewijsmiddel:
1. De door veroordeelde op de terechtzitting van 11 december 2018 afgelegde verklaring, voor zover inhoudende:
Ik had afgesproken dat ik 25% als vergoeding zou krijgen, maar dat heb ik nooit gehad. In januari 2014 was de eerste oogst. Deze oogst is geript. In juli/augustus 2015 is de hennepkwekerij opnieuw door deze jongens ingericht en in oktober 2015 was de eerste oogst. Deze opbrengst was voor hen in verband met de kosten van de investering. In januari 2016 is er weer geoogst. Van deze oogst heb ik een bedrag van in totaal rond de € 8.000,00 ontvangen. Dit was de eerste keer dat ik geld ontving. In april 2016, juli 2016 en oktober 2016 is er steeds geoogst. Voor elke oogst kreeg ik € 8.000,00. Ik heb in totaal € 32.000,00 ontvangen. De laatste oogst is in januari 2017 door de politie opgerold. De nota van [benadeelde partij] van € 5.375,46 heb ik betaald. Om de nota te kunnen betalen heb ik € 4.000,00 van mevrouw [naam] gekregen. De rest van het bedrag heb ik zelf bijgelegd.

Beoordeling

Standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft de vordering gehandhaafd. Zij heeft daartoe aangevoerd dat de vordering is gebaseerd op standaardberekeningen en dat daarbij is uitgegaan van tien oogsten in de jaren 2014, 2015 en 2016. Volgens veroordeelde zou hij 25% van de opbrengst ontvangen. De officier van justitie acht de verklaring van veroordeelde dat er minder oogsten zijn geweest en dat hij € 8.000,00 per oogst heeft ontvangen, ongeloofwaardig.
Standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft gesteld dat het te ontnemen wederrechtelijk verkregen voordeel moet worden vastgesteld op een bedrag van ten hoogste € 26.624,64. Daartoe heeft zij aangevoerd dat de berekening van de officier van justitie niet overeenkomt met de werkelijke situatie. Uit het dossier blijkt onvoldoende dat er sprake zou zijn geweest van tien oogsten. Veroordeelde heeft in totaal € 32.000,00 verdiend aan de hennepkwekerij. Uit de bankafschriften van veroordeelde in het dossier blijkt dat hij de nota van [benadeelde partij] op 25 januari 2017 heeft betaald, ter hoogte van € 5.375,46. Omdat de factuur ontbreekt, kan geen onderscheid worden gemaakt tussen directe en indirecte kosten. Het gehele bedrag van de factuur dient om die reden als kostenpost van het voordeel te worden afgetrokken.
Oordeel van de rechtbank
De rechtbank heeft veroordeelde bij vonnis van 21 december 2018 in de zaak met parketnummer 18/017235-18 veroordeeld ter zake medeplegen van opzettelijk handelen in strijd met een in artikel 3, onder C, van de Opiumwet gegeven verbod.
Naar het oordeel van de rechtbank is op grond van de inhoud van het wettig bewijsmiddel komen vast te staan dat de veroordeelde voordeel heeft verkregen door middel van of uit de baten van dit strafbare feit. De rechtbank ziet onvoldoende aanleiding om te twijfelen aan de verklaring van veroordeelde dat hij in totaal € 32.000,00 heeft ontvangen.
Gelet op het voorgaande neemt de rechtbank de verklaring van veroordeelde als uitgangspunt voor de schatting van het wederrechtelijk verkregen voordeel.
Uit de aangifte van [benadeelde partij] d.d. 12 januari 2017 blijkt dat [benadeelde partij] aan veroordeelde in totaal € 5.375,46 in rekening heeft gebracht voor onder meer het illegaal afnemen van elektriciteit ten behoeve van de hennepkwekerij. Veroordeelde heeft de nota van [benadeelde partij] betaald. Veroordeelde heeft, om het bedrag te kunnen voldoen, € 4.000,00 van zijn vriendin gekregen. Het resterende bedrag van € 1.375,46 heeft veroordeelde zelf voldaan.
De rechtbank is van oordeel dat het door veroordeelde betaalde bedrag van € 1.375,46 ter vergoeding van de illegaal afgenomen elektriciteit ten behoeve van de hennepkwekerij in direct verband staat met het bewezenverklaarde feit. Daarom zal de rechtbank dit bedrag als kosten in mindering brengen op de door veroordeelde ontvangen vergoeding voor de hennepkwekerij in zijn woning.
Het voorgaande levert de volgende berekening op:
ontvangen vergoeding € 32.000,00
door veroordeelde betaalde elektriciteitskosten € 1.375,46
------------- -
wederrechtelijk verkregen voordeel € 30.624,54
De rechtbank komt aldus tot het oordeel dat veroordeelde € 30.624,54 voordeel heeft genoten. De betalingsverplichting voor dat bedrag wordt aan veroordeelde opgelegd.

Toepassing van de wetsartikelen

De rechtbank heeft gelet op artikel 36e van het Wetboek van Strafrecht.

Beslissing

Stelt het bedrag waarop het wederrechtelijk verkregen voordeel wordt geschat vast op
€ 30.624,54.
Legt [veroordeelde] voornoemd de verplichting op tot betaling van een geldbedrag van
€ 30.624,54 (zegge: dertigduizend zeshonderdenvierentwintig euro en vierenvijftig eurocent) aan de staat ter ontneming van het wederrechtelijk verkregen voordeel.
Deze uitspraak is gegeven door mr. N.A. Vlietstra, voorzitter, mr. K. Post en
mr. C.A.J. Tuinstra, rechters, bijgestaan door C. Vellinga-Terpstra, griffier, en uitgesproken ter openbare terechtzitting op 21 december 2018.
Mrs. Post en Tuinstra zijn buiten staat deze beslissing mede te ondertekenen.