ECLI:NL:RBNNE:2018:5349

Rechtbank Noord-Nederland

Datum uitspraak
21 december 2018
Publicatiedatum
21 december 2018
Zaaknummer
18/112997-18
Instantie
Rechtbank Noord-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Op tegenspraak
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling van een man uit de Sovjet Unie wegens mensensmokkel van een Moldavisch gezin

De rechtbank Noord-Nederland, locatie Groningen, heeft op 21 december 2018 een 31-jarige man uit de Sovjet Unie veroordeeld tot een gevangenisstraf van zes maanden, waarvan drie maanden voorwaardelijk, wegens mensensmokkel. De man werd beschuldigd van het smokkelen van een Moldavisch gezin over de Duits-Nederlandse grens. De rechtbank achtte bewezen dat de verdachte, tegen betaling, het gezin in een bestelbus van Duitsland naar Ter Apel in Nederland had vervoerd, terwijl hij wist of ernstige redenen had te vermoeden dat hun toegang tot Nederland wederrechtelijk was.

Tijdens de rechtszaak, die op 13 december 2018 plaatsvond, was de verdachte niet aanwezig, maar zijn advocaat, mr. A. Petrescu, was wel aanwezig en verklaarde dat hij tot de verdediging was gemachtigd. Het openbaar ministerie werd vertegenwoordigd door mr. T.H. Pitstra. De tenlastelegging was gewijzigd en betrof de hulp aan de slachtoffers bij het verkrijgen van toegang tot Nederland. De rechtbank oordeelde dat de verdachte had moeten weten dat de familie geen geldige verblijfspapieren had, vooral gezien het feit dat hij hen naar een asielzoekerscentrum had gebracht.

De verdediging voerde aan dat er vormfouten waren gemaakt in het onderzoek en dat de verdachte handelde vanuit humanitaire motieven. De rechtbank verwierp deze argumenten en oordeelde dat de verdachte niet had voldaan aan zijn onderzoeksplicht. De rechtbank achtte het bewezen dat de verdachte de familie had geholpen bij hun wederrechtelijke toegang tot Nederland en dat hij dit deed uit winstbejag, aangezien hij hen had laten betalen voor de reis. De rechtbank legde een gevangenisstraf op, deels voorwaardelijk, om de verdachte te ontmoedigen in de toekomst mensen zonder geldige documenten te vervoeren. Tevens werd een deel van het in beslag genomen geld verbeurd verklaard.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-NEDERLAND

Afdeling strafrecht
Locatie Groningen
parketnummer 18/112997-18
Vonnis van de meervoudige kamer voor de behandeling van strafzaken d.d. 21 december 2018 in de zaak van het openbaar ministerie tegen de verdachte

[verdachte] ,

geboren op [geboortedatum] te [geboorteplaats] ,
niet als ingezetene ingeschreven in de basisregistratie personen en zonder bekende woon- of verblijfplaats in Nederland.
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting van de meervoudige kamer van 13 december 2018.
Verdachte niet verschenen; wel is verschenen mr. A. Petrescu, advocaat te Amsterdam, die verklaard heeft uitdrukkelijk tot de verdediging te zijn gemachtigd.
Het openbaar ministerie is ter terechtzitting vertegenwoordigd door mr. T.H. Pitstra.

Tenlastelegging

Aan verdachte is, na wijziging van de tenlastelegging, ten laste gelegd dat:
hij op of omstreeks 8 juni 2018 te Ter Apel, gemeente Westerwolde, althans in Nederland en/of in Duitsland, een ander of anderen, te weten [slachtoffer 1] en/of [slachtoffer 2] en/of [slachtoffer 3] en/of [slachtoffer 4] , behulpzaam is geweest bij het zich verschaffen van toegang tot Nederland en/of doorreis door Duitsland en/of hen daartoe gelegenheid heeft verschaft, immers heeft hij, verdachte, die [slachtoffer 1] , en/of [slachtoffer 2] , en/of [slachtoffer 3] en/of [slachtoffer 4] , in een bestelbus, althans een voertuig, vanuit Duitsland naar Ter Apel in Nederland vervoerd,
terwijl hij, verdachte wist of ernstige redenen had te vermoeden dat die toegang of die doorreis wederrechtelijk was.

Beoordeling van het bewijs

Standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft veroordeling gevorderd voor het ten laste gelegde.
Standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft betoogd dat verdachte moet worden vrijgesproken van het ten laste gelegde. Zij heeft daartoe het volgende aangevoerd.
Er zijn vormfouten in het onderzoek gemaakt. Het is onduidelijk wat er is gebeurd tussen de staandehouding en de aanhouding van verdachte en er is sprake geweest van een onrechtmatige aanhouding en daarop volgend een onrechtmatige inverzekeringstelling.
Binnen de Europese Unie bestaat er vrij verkeer van personen en goederen. Het vervoer van personen is dus niet strafbaar.
Verdachte had geen reden te vermoeden dat dit anders was in het geval van [slachtoffer 1] , [slachtoffer 2] , [slachtoffer 3] en [slachtoffer 4] (hierna: de familie [slachtoffers] ).
Subsidiair heeft de raadsvrouw bepleit dat in geval van een bewezenverklaring verdachte dient te worden ontslagen van alle rechtsvervolging omdat hij handelde vanuit humanitaire motieven.
Oordeel van de rechtbank
De rechtbank past de volgende bewijsmiddelen toe die de voor de bewezenverklaring redengevende feiten en omstandigheden bevatten zoals hieronder zakelijk weergegeven.
1. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van verhoor d.d. 9 juni 2018, opgenomen op pagina 37 e.v. van het dossier van Politie Noord-Nederland met nummer PL0100-2018145244 d.d. 21 augustus 2018, inhoudend als verklaring van verdachte:
O: U bent gisteren aangehouden dicht bij het asielzoekerscentrum ter Apel.
A: Ik ben daar gestopt om een familie af te zetten die ik opgehaald heb in Duitsland in de buurt van Hannover.
V: Hoeveel mensen heb je meegenomen van Duitsland naar Nederland?
A: Een gezin van 4 personen.
V: Waarom heb je de mensen naar Ter Apel gebracht?
A: Zij hebben mij gevraagd of ik ze in Ter Apel af wilde zetten. Ze wilden het risico nemen om naar Nederland te komen en daar een toekomst op te bouwen.
2. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van verhoor d.d. 11 juni 2018, opgenomen op pagina 43 e.v. van voornoemd dossier, inhoudend als verklaring van verdachte:
V: Wij hebben begrepen dat je in Duitsland vier personen hebt opgepikt. Toen ze in het busje stapten, heb je toen documenten van ze gezien?
A: Nee. Dat heb ik niet gezien. Ik dacht dat zij Moldavische paspoorten hadden. Als ik wist dat dat niet zo was had ik ze niet meegenomen.
V: Waarom had je ze dan niet meegenomen?
A: Omdat er problemen zouden ontstaan want dat weet ik nog van de vorige keer. Toen moest ik ook zes uur hier blijven.
V: Op het moment dat ze de bus instapten, heb je ze toen ook gevraagd of je hun paspoorten mocht zien?
A: Nee ik heb dat niet gevraagd.
V: Jij verklaarde in je eerste verhoor dat de personen die je uit Duitsland meenam niets hebben betaald. Hoe kan het dan dat een van die personen heeft verklaard dat ze
70 euro betaalden aan jou. Het gezin heeft dus totaal 280 euro betaald aan jou.
A: Waar is het geld dan.
A: Al mijn geld was 320 euro ongeveer.
V: De vorige keer dat je werd aangehouden had je ook mensen aan boord.
A: Ik breng meestal mensen naar Duitsland. Als ze naar Nederland willen breng ik ze naar Nederland.
3. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van getuigenverhoor d.d. 10 juni 2018, opgenomen op pagina 78 e.v. van voornoemd dossier, inhoudend als verklaring van [slachtoffer 2] :
V: Hoe bent u hier gekomen?
A: Ik ben met de bus gekomen. De man zei gewoon dat we mee konden.
V: Heeft u een paspoort?
A: Al mijn documenten zijn in Duitsland bij de immigratiedienst. Ik heb geen papieren aan de chauffeur laten zien. Hij zei dat hij naar Nederland zou gaan en ook nog andere klanten had. Wij hebben 70 euro per persoon betaald. Wij zijn bij Hannover opgestapt, daar in de buurt.
V: Wat komt u hier doen?
A: We moesten Duitsland verlaten en terug naar Moldavië. Wij hebben daar geen huis, daarom kwamen wij naar Nederland. Wij willen hier asiel aanvragen.
V: Hoe wist de chauffeur dat jullie naar Nederland mochten reizen?
A: Het maakte de chauffeur niet uit.
4. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van verhoor d.d. 11 juni 2018, opgenomen op pagina 69 e.v. van voornoemd dossier, inhoudend als verklaring van medeverdachte [medeverdachte] :
[verdachte] heeft mij meegenomen vanuit Moldavië en ik wilde naar Amsterdam. Ik heb hem 120 euro betaald daarvoor. Die andere mensen hebben ook betaald maar ik weet niet hoeveel. Moldaviërs die zijn visitekaartje hebben bellen hem want hij houdt zich hiermee bezig. Dat is zijn werk.
5. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van bevindingen d.d. 9 juni 2018, opgenomen op pagina 81 van voornoemd dossier, inhoudend als relaas van verbalisant(en):
Wij verbalisanten waren in een onopvallende dienstvoertuig rijdende in de nabijheid van Ter Apel en wilde naar het aanmeldcentrum aldaar. Op de laatste rotonde van de Nulweg vanuit de Viaductkant gezien, zagen wij een grote bestelbus aan de kant staan met de voorzijde van de bestelbus in de richting van de rotonde. Wij zagen dat het voertuig was voorzien van een buitenlands kenteken. Wij zagen dat een manspersoon een fiets kinderfiets aan het uitladen was. Ook zagen wij dat er al tassen en een grote zwarte rolkoffer aan de kant van de weg stonden. Vervolgens kwam er nog een manspersoon, 2 meisjes en een dame bij de tassen staan.
6. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van bevindingen d.d. 20 augustus 2018, opgenomen op pagina 111 van voornoemd dossier, inhoudend als relaas van verbalisant(en):
[slachtoffer 1] had een procedure met betrekking tot zijn verblijfsrecht lopen in Duitsland die hem verblijfsrecht gaf in Duitsland tot 13 juni 2018, maar in Nederland had hij geen recht op verblijf. [slachtoffer 2] had eveneens een procedure met betrekking tot haar verblijfsrecht had lopen in Duitsland en die haar dat verblijfsrecht gaf in Duitsland tot 13 juni 2018, maar in Nederland had zij geen recht op verblijf.
Van beide kinderen, [slachtoffer 3] en [slachtoffer 4] , bleek dat ook Duitse Duldungen aanwezig waren geldig tot 13 juni 2018. Uit bovenstaande blijkt dat bovengenoemd gezin ten tijde van hun inreis naar Nederland geen geldige verblijfstitel voor Nederland had.
Met betrekking tot de hiervoor weergegeven standpunten overweegt de rechtbank het volgende.
De raadsvrouw heeft aangevoerd dat er vormfouten zijn gemaakt in het onderzoek. Nu de raadsvrouw heeft verzuimd een rechtsgevolg aan haar stelling te verbinden, is de rechtbank
niet gehouden een met redenen omklede beslissing op dit verweer te geven. [1]
Ten aanzien van het verweer van de raadsvrouw, inhoudende dat verdachte niet kon of behoefde te weten dat de inreis van de familie [slachtoffers] wederrechtelijk was, overweegt de rechtbank als volgt.
Verdachte heeft een voor hem onbekende familie vanuit Duitsland naar Nederland vervoerd en hen - wetende dat die familie een toekomst in Nederland wilde opbouwen - afgezet nabij de centrale opvanglocatie in Ter Apel voor vreemdelingen die asiel willen aanvragen. Deze reisbestemming geeft op zich reeds grond voor een ernstig vermoeden dat de familie geen geldige verblijfspapieren had. Gelet hierop rustte op verdachte een onderzoeksplicht, waaraan verdachte had kunnen voldoen door bijvoorbeeld de familie [slachtoffers] te vragen om geldige reisdocumenten aan hem te tonen. Dit klemt temeer nu verdachte regelmatig mensen naar Duitsland en Nederland brengt en wist dat er problemen zouden kunnen ontstaan als de personen die hij vervoerde geen paspoort hadden.
Aan die onderzoeksplicht heeft verdachte – in lijn met de verklaring van getuige [slachtoffer 2] , dat het de chauffeur (lees: verdachte) niet uitmaakte of de familie [slachtoffers] gerechtigd was om naar Nederland te reizen – niet voldaan.
Verdachte had gelet op het voorgaande naar het oordeel van de rechtbank ernstige redenen te vermoeden dat de toegang tot Nederland van de familie [slachtoffers] wederrechtelijk was.
Ten aanzien van het verweer van de raadsvrouw inhoudende dat verdachte handelde op humanitaire gronden overweegt de rechtbank als volgt. Op grond van een algemene strafuitsluitingsgrond kan onder omstandigheden het handelen op humanitaire gronden in de weg staan aan de strafbaarheid van de in artikel 197a Sr omschreven mensensmokkel of van de dader daarvan. Daarbij kan worden gedacht aan noodtoestand, waarbij - in het algemeen gesproken - de pleger van het feit, staande voor de noodzaak te kiezen uit onderling strijdige plichten en belangen, de zwaarstwegende heeft laten prevaleren. In bijzondere gevallen zou ook denkbaar kunnen zijn een beroep op psychische overmacht waarvoor sprake moet zijn van een van buiten komende drang waaraan de verdachte redelijkerwijze geen weerstand kon en ook niet behoefde te bieden. [2]
Naar het oordeel van de rechtbank was in het onderhavige geval geen sprake van dergelijke omstandigheden. Uit het dossier volgt geenszins dat verdachte - kort gezegd - een afweging van strijdende plichten en belangen heeft gemaakt of dat er sprake was van overmacht. De rechtbank leidt uit de verklaringen van [slachtoffer 2] en [medeverdachte] af dat verdachte de familie [slachtoffers] enkel heeft vervoerd omdat ze hem hiervoor betaalden.

Bewezenverklaring

De rechtbank acht het ten laste gelegde wettig en overtuigend bewezen, met dien verstande dat:
hij op 8 juni 2018 te Ter Apel, gemeente Westerwolde, en in Duitsland, anderen, te weten [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] en [slachtoffer 3] en [slachtoffer 4] , behulpzaam is geweest bij het zich verschaffen van toegang tot Nederland en hen daartoe gelegenheid heeft verschaft, immers heeft hij, verdachte, die [slachtoffer 1] , en [slachtoffer 2] , en [slachtoffer 3] en [slachtoffer 4] , in een bestelbus vanuit Duitsland naar Ter Apel in Nederland vervoerd,
terwijl hij, verdachte ernstige redenen had te vermoeden dat die toegang wederrechtelijk was.
Verdachte zal van het meer of anders ten laste gelegde worden vrijgesproken, aangezien de rechtbank dat niet bewezen acht.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. Verdachte is daardoor niet geschaad in de verdediging.

Strafbaarheid van het bewezen verklaarde

Het bewezen verklaarde levert op:
Het een ander behulpzaam zijn bij het zich verschaffen van toegang tot Nederland, terwijl hij
weet of ernstige redenen heeft om te vermoeden dat die toegang wederrechtelijk is, meermalen gepleegd.
Dit feit is strafbaar nu geen omstandigheden aannemelijk zijn geworden die de strafbaarheid uitsluiten.

Strafbaarheid van verdachte

De rechtbank acht verdachte strafbaar nu niet van enige strafuitsluitingsgrond is gebleken.

Strafmotivering

Vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat verdachte ter zake van het ten laste gelegde wordt veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van zes maanden, waarvan drie maanden voorwaardelijk met een proeftijd van drie jaren.
Standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft geen strafmaatverweer gevoerd.
Oordeel van de rechtbank
Bij de bepaling van de straf heeft de rechtbank rekening gehouden met de aard en de ernst van het bewezen en strafbaar verklaarde, de omstandigheden waaronder dit is begaan, de persoon van verdachte zoals deze naar voren is gekomen uit het onderzoek ter terechtzitting, het uittreksel uit de justitiële documentatie d.d. 19 september 2018, alsmede de vordering van de officier van justitie en het pleidooi van de raadsvrouw.
De rechtbank heeft in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen.
Verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan mensensmokkel, waarbij hij een Moldavisch gezin van vier personen behulpzaam is geweest bij het zich wederrechtelijk toegang verschaffen tot Nederland.
Verdachte heeft daarmee het overheidsbeleid inzake bestrijding van illegaal verblijf in en illegale toegang tot Nederland doorkruist.
De rechtbank acht voor dit feit in beginsel een onvoorwaardelijke gevangenisstraf gerechtvaardigd.
De rechtbank heeft in aanmerking genomen dat verdachte, blijkens het hem betreffende uittreksel uit de justitiële documentatie, niet eerder is veroordeeld voor soortgelijke strafbare feiten.
De rechtbank slaat bij het bepalen van de hoogte van de op te leggen gevangenisstraf acht op het feit dat het ging om het smokkelen van vier personen en dat verdachte deze personen voor de reis heeft laten betalen en dus uit (enig) winstbejag heeft gehandeld. Nu verdachte voor zijn werk personen en goederen vervoert en regelmatig naar Nederland reist, zal de rechtbank een deel van de gevangenisstraf voorwaardelijk opleggen, teneinde verdachte er in de toekomst van te weerhouden mensen zonder (geldige) verblijfsdocumenten te vervoeren.
De rechtbank acht alles overwegend de oplegging van een gevangenisstraf als gevorderd door de officier van justitie passend en geboden.

Inbeslaggenomen goed

De rechtbank acht € 280,00 van het totale inbeslaggenomen geldbedrag van € 310,00 vatbaar voor verbeurdverklaring nu verdachte dit bedrag heeft verkregen door middel van het bewezenverklaarde is verkregen.
De rechtbank is van oordeel dat de overige € 30,00, moet worden teruggegeven aan verdachte nu het belang van strafvordering zich daartegen niet verzet.

Toepassing van wetsartikelen

De rechtbank heeft gelet op de artikelen 14a, 14b, 14c, 33, 33a, 57 en 197a van het Wetboek van Strafrecht, zoals deze artikelen golden ten tijde van het bewezen verklaarde.

Uitspraak

De rechtbank

Verklaart het ten laste gelegde bewezen, te kwalificeren en strafbaar zoals voormeld en verdachte daarvoor strafbaar.
Verklaart niet bewezen hetgeen aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan het bewezen verklaarde en spreekt verdachte daarvan vrij.
Veroordeelt verdachte tot:

een gevangenisstraf voor de duur van zes maanden.

Bepaalt dat van deze gevangenisstraf
een gedeelte, groot drie maanden, niet zal worden ten uitvoer gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten, op grond dat de veroordeelde zich voor het einde van een proeftijd, die hierbij wordt vastgesteld op drie jaren, aan een strafbaar feit heeft schuldig gemaakt.
Beveelt dat de tijd die de veroordeelde voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en/of voorlopige hechtenis heeft doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf, geheel in mindering zal worden gebracht.

Verklaart verbeurd het in beslag genomen geldbedrag van € 280,00.

Gelast de teruggaveaan verdachte van het in beslag genomen en nog niet teruggegeven geldbedrag van € 30,00.
Dit vonnis is gewezen door mr. M.B. de Wit, voorzitter, mr. O.J. Bosker en mr. J.V. Nolta, rechters, bijgestaan door mr. C.L. van der Woude, griffier, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van deze rechtbank op 21 december 2018.
Mrs. De Wit en Van der Woude zijn buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.