ECLI:NL:RBNNE:2018:5527

Rechtbank Noord-Nederland

Datum uitspraak
6 september 2018
Publicatiedatum
29 januari 2019
Zaaknummer
AWB - 18 _ 210
Instantie
Rechtbank Noord-Nederland
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Weigering maatwerkvoorziening huishoudelijke ondersteuning op basis van Wmo

In deze zaak heeft de Rechtbank Noord-Nederland op 6 september 2018 uitspraak gedaan in een geschil tussen eiseres, een vrouw geboren op 4 maart 1953, en het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Westerwolde. Eiseres had een aanvraag ingediend voor een maatwerkvoorziening voor huishoudelijke ondersteuning, maar werd door verweerder niet in aanmerking gebracht voor deze voorziening. Dit besluit was gebaseerd op het argument dat de ondersteuningsbehoefte van eiseres kon worden ingevuld door gebruik te maken van algemene voorzieningen, zoals een huishoudservice en een was- en strijkservice. Eiseres had eerder een indicatie voor 3 uren huishoudelijke hulp per week, maar dit was teruggebracht naar 2,5 uur per week. Eiseres voerde aan dat de algemene voorzieningen niet toereikend waren en dat zij recht had op een maatwerkvoorziening van 3 uren per week, zoals voorheen. De rechtbank oordeelde dat verweerder op goede gronden had besloten om eiseres niet in aanmerking te brengen voor een maatwerkvoorziening. De rechtbank concludeerde dat de aangeboden compensatie, bestaande uit 2,5 uur huishoudelijke hulp per week en de mogelijkheid om gebruik te maken van de was- en strijkservice, voldoende was en dat er geen medische bezwaren waren om van deze algemene voorzieningen gebruik te maken. Eiseres had niet onderbouwd waarom zij meer hulp nodig had dan was toegekend. De rechtbank verklaarde het beroep ongegrond en wees de proceskostenveroordeling af.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-NEDERLAND

Zittingsplaats Groningen
Bestuursrecht
zaaknummer: LEE 18/210

uitspraak van de meervoudige kamer van 6 september 2018 in de zaak tussen

[naam] , te Veelerveen, eiseres

(gemachtigde: mr. F. Bakker),
en
het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Westerwolde, verweerder
(gemachtigde: A. Bottema).

Procesverloop

Bij besluit van 26 oktober 2015 (het primaire besluit) heeft verweerder eiseres niet in aanmerking gebracht voor een maatwerkvoorziening huishoudelijke ondersteuning.
Bij besluit van 19 april 2016 heeft verweerder het bezwaar van eiseres ongegrond verklaard.
Bij uitspraak van deze rechtbank van 17 januari 2017 (16/2195) is het hiertegen door eiseres ingestelde beroep gegrond verklaard en het besluit van 19 april 2016 vernietigd. Verweerder is opgedragen een nieuw besluit te nemen met inachtneming van de uitspraak.
Bij (nieuw) besluit van 1 december 2017 (het bestreden besluit) heeft verweerder het bezwaar van eiseres ongegrond verklaard.
Eiseres heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld.
Verweerder heeft een verweerschrift ingediend.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 21 juni 2018. Eiseres is vertegenwoordigd door haar gemachtigde. Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigde.

Overwegingen

1. De rechtbank gaat uit van de volgende feiten en omstandigheden.
1.1.
Eiseres, geboren op 4 maart 1953, heeft ziekten van botspierweefsel en bindweefsel ten gevolge van een gecompliceerde sleutelbeenbreuk in 2009. Zij heeft meerdere operaties aan het sleutelbeen en pijnbehandelingen ondergaan. In juni 2017 zijn door een ongeval met een glazen vaas nieuwe beperkingen ontstaan aan het rechteronderbeen.
1.2.
Eiseres heeft op 1 juni 2015 een reactie gegeven op het door verweerder opgestelde ondersteuningsplan, welke is opgevat als een aanvraag voor een maatwerkvoorziening voor huishoudelijke ondersteuning. Bij het primaire besluit heeft verweerder eiseres daarvoor niet in aanmerking gebracht omdat in de ondersteuningsbehoefte van eiseres ten aanzien van de huishoudelijke werkzaamheden kan worden voorzien door gebruik te maken van de voorliggende algemene voorziening in de vorm van een huishoudservice en een was- en strijkservice binnen de gemeente Bellingwedde.
1.3.
Bij de uitspraak van deze rechtbank van 17 januari 2017 is het beroep tegen de ongegrondverklaring van het bezwaar van eiseres tegen het primaire besluit gegrond verklaard en is het besluit op bezwaar vernietigd. De rechtbank heeft overwogen dat het bestreden besluit onzorgvuldig was voorbereid en leed aan een motiveringsgebrek, omdat verweerder niet had gemotiveerd waarom met twee uur huishoudelijke hulp per week (90 minuten voor zwaar huishoudelijk werk en 30 minuten voor licht huishoudelijk werk) een adequate compensatie zou zijn geboden en verweerder niet had aangegeven hoeveel uren eiseres gebruik kon maken van de wasservice en geen onderzoek had verricht naar de financiële consequenties van het besluit voor eiseres.
1.4.
Op 1 december 2017 heeft verweerder een nieuwe beslissing op bezwaar genomen. Daartegen heeft eiseres op 4 januari 2018 beroep ingesteld.
2. Bij het bestreden besluit is het bezwaar van eiseres ongegrond verklaard. Daaraan is een medisch advies van SCIOPENG van 28 juli 2017 ten grondslag gelegd en is de financiële situatie van eiseres betrokken. Geconcludeerd is dat bij eiseres beperkingen aanwezig zijn op grond waarvan huishoudelijke hulp en wasverzorging noodzakelijk is en waarvoor in het verleden ook een indicatie voor 3 uren huishoudelijke hulp is verleend, welke op 9 november 2016 door de Centrale Raad van Beroep (CRvB) nog als passend is aangemerkt. Medisch gezien bestaat geen grond om aan te nemen dat vanaf 1 april 2015 de huishoudservice van 2 ½ uur per week, met daarbij de was- en strijkservice, niet passend dan wel onvoldoende zou zijn. De recent -in juni 2017- opgetreden beperkingen worden niet bij deze beoordeling betrokken. Tevens heeft verweerder geen financiële redenen aanwezig geacht op grond waarvan eiseres geen gebruik zou kunnen maken van de algemene voorzieningen, nu voor de huishoudservice geen eigen bijdrage van haar wordt gevergd en het bedrag van € 6,- per krat voor de was- en strijkservice een toelaatbaar bedrag wordt geacht.
3.
Eiseres heeft aangevoerd dat de algemene voorziening van de huishoudservice van de gemeente Bellingwedde voor haar ontoereikend dan wel niet passend is. Zij meent daarom dat zij recht heeft op een maatwerkvoorziening huishoudelijke ondersteuning en wel voor
3 uren per week, zoals dat ook gold voor 1 april 2015, en niet voor 2,5 uur per week. Het bestreden besluit mist volgens eiseres een medische onderbouwing, nu het onderzoek van SCIOPENG zeer beperkt is geweest en het rapport veel te beknopt. Eiseres heeft zoveel beperkingen dat zij aanzienlijk meer -en andere- hulp nodig heeft dan via een algemene voorziening gerealiseerd kan worden. Vanwege haar psychische beperkingen is het voorts nodig dat zij hulp krijgt van iemand die zij volledig vertrouwt, te weten van haar zoon en schoondochter. Duidelijk is volgens eiseres dat er maatwerk moet komen en dat eiseres recht heeft op een persoonsgebonden budget (pgb) waaruit zij haar zoon en schoondochter kan betalen voor de hulp die zij verlenen.
4. De rechtbank overweegt het volgende.
4.1.
Ingevolge artikel 2.3.1, van de Wmo draagt het college er zorg voor dat aan personen die daarvoor in aanmerking komen een maatwerkvoorziening wordt verstrekt.
Ingevolge artikel 2.3.2, vierde lid, van de Wmo onderzoekt het college:
de behoeften, persoonskenmerken en de voorkeuren van de cliënt;
de mogelijkheden om op eigen kracht of met gebruikelijke hulp zijn zelfredzaamheid of zijn participatie te verbeteren of te voorzien in zijn behoefte aan beschermd wonen of opvang;
de mogelijkheden om met mantelzorg of hulp van andere personen uit zijn sociale netwerk te komen tot verbetering van zijn zelfredzaamheid of zijn participatie of te voorzien in zijn behoefte aan beschermd wonen of opvang;
e behoefte aan maatregelen ter ondersteuning van de mantelzorger van de cliënt;
de mogelijkheden om met gebruikmaking van een algemene voorziening of door het verrichten van maatschappelijk nuttige activiteiten te komen tot verbetering van zijn zelfredzaamheid of zijn participatie, onderscheidenlijk de mogelijkheden om met gebruikmaking van een algemene voorziening te voorzien in zijn behoefte aan beschermd wonen of opvang;
….
….
Ingevolge artikel 2.3.5, derde lid, van de Wmo beslist het college tot verstrekking van een maatwerkvoorziening ter compensatie van de beperkingen in de zelfredzaamheid of participatie die de cliënt ondervindt, voor zover de cliënt deze beperkingen naar het oordeel van het college niet op eigen kracht, met gebruikelijke hulp, met mantelzorg of met hulp van andere personen uit zijn sociale netwerk dan wel met gebruikmaking van algemene voorzieningen kan verminderen of wegnemen.
Ingevolge artikel 8, tweede lid, aanhef en onder a, van de verordening Wmo gemeente Bellingwedde 2015 komt een cliënt in aanmerking voor een maatwerkvoorziening
ter compensatie van de beperkingen in de zelfredzaamheid of participatie die de cliënt ondervindt, voor zover de cliënt deze beperkingen naar het oordeel van het college niet op eigen kracht, met gebruikelijke hulp, met mantelzorg of met hulp van andere personen uit zijn sociale netwerk dan wel met gebruikmaking van algemeen gebruikelijke voorzieningen of algemene voorzieningen kan verminderen of wegnemen. De maatwerkvoorziening levert, rekening houdend met de uitkomsten van het in artikel 5 bedoelde onderzoek, een passende bijdrage aan het realiseren van een situatie waarin de cliënt in staat wordt gesteld tot zelfredzaamheid of participatie en zo lang mogelijk in de eigen leefomgeving kan blijven.
4.2.
Naar aanleiding van voornoemde uitspraak van deze rechtbank van 17 januari 2017 heeft verweerder op 2 juni 2017 medisch advies gevraagd aan SCIOPENG inzake de meest passende voorziening voor eiseres en het benodigde aantal uren ondersteuning. De medisch adviseur H.J. Dijkstra heeft zijn bevindingen neergelegd in een rapport van 28 juli 2017. Daarin is geconstateerd dat beperkingen bestaan in het locomotore functioneren, recent toegenomen door een ongeval in huis, en dat sprake is van beperking ten aanzien van de zware huishoudelijke taken, de lichte huishoudelijke taken (hoog en laag en een belangrijk deel van de onderhoudstaken op romphoogte) en het grootste deel van de was verzorging. Tevens is eiseres beperkt in energetische zin vanwege cardiale problematiek. Verder is geconstateerd dat eiseres zelf de regie kan voeren en dat er medisch gezien geen reden is om aan te nemen dat de huishoudelijke hulp door een vertrouwd persoon moet worden geboden en niet door een reguliere Thuiszorgorganisatie. Desgevraagd ter zitting heeft de gemachtigde van eiseres niet nader geconcretiseerd waarom het onderzoek van Sciopeng niet deugdelijk zou zijn geweest. De rechtbank is van oordeel dat met het rapport de problematiek van eiseres voldoende inzichtelijk is gemaakt en dat haar beperkingen goed in beeld zijn gebracht.
4.3.
De rechtbank stelt vast dat eiseres tot 1 april 2015 een indicatie had voor 3 uren huishoudelijke hulp per week, waarbij 90 minuten is berekend voor zwaar huishoudelijke taken, 60 minuten voor licht huishoudelijke taken en 30 minuten voor de was verzorging. De rechtbank stelt voorts vast dat deze indicatie op 9 november 2016 voldoende is geacht door de CRvB. Eiseres heeft aangevoerd dat het aantal uren per week niet teruggebracht had mogen worden naar 2,5 uren per week huishoudelijke ondersteuning en dat zij het aantal uren wil behouden zoals dat was voor 1 april 2015, derhalve 3 uren per week.
De rechtbank constateert dat verweerder in het bestreden besluit heeft uitgelegd hoe de aangeboden compensatie is opgebouwd en wat de financiële consequenties zijn voor eiseres. In de eerder toegekende huishoudelijke hulp van 3 uren per week was 30 minuten opgenomen voor de was verzorging. De thans toegekende 2 ½ uren huishoudelijke ondersteuning is exclusief de was- en strijkservice, waarvoor eerder 30 minuten is geïndiceerd. Door gebruik te kunnen maken van de algemene voorziening was- en strijkservice wordt de was verzorging thans losgekoppeld van de geïndiceerde huishoudelijke verzorging, hetgeen betekent dat eiseres nog steeds hetzelfde aantal uren per week huishoudelijke ondersteuning ontvangt als voor 1 april 2015. Eiseres heeft niet onderbouwd waarom zij meer en andere hulp nodig heeft dan aan haar is toegekend. Zo heeft zij niet aangegeven welke werkzaamheden binnen het aantal toegekende uren niet kunnen worden uitgevoerd. Naar het oordeel van de rechtbank is verweerder er terecht van uitgegaan dat 2 ½ uur huishoudelijke hulp per week, exclusief de was verzorging, volstaat nu dit feitelijk neerkomt op een continuering van de omvang van de huishoudelijk hulp van voor 1 april 2015.
Ten aanzien van een door eiseres noodzakelijk geachte maatwerkvoorziening in de vorm van een pgb volgt de rechtbank verweerder dat niet is gebleken dat de algemene voorzieningen (huishoudservice en was- en strijkservice) in het geval van eiseres ongepast dan wel ontoereikend zouden zijn. Daarbij betrekt de rechtbank dat uit voornoemd onderzoek van SCIOPENG niet is gebleken van medische bezwaren om van deze algemene voorzieningen gebruik te maken. Dat eiseres vanwege psychische problemen aangewezen zou zijn op hulp door een vertrouwd persoon (zoon en/of schoondochter) is niet objectief medisch onderbouwd.
Tenslotte heeft verweerder naar het oordeel van de rechtbank voldoende inzichtelijk gemaakt dat voor eiseres geen financiële belemmeringen bestaan voor het gebruik van de algemene voorzieningen, nu voor eiseres gezien haar financiële draagkracht geen eigen bijdrage wordt verlangd en de kosten van de was- en strijkservice een bedrag van € 6,- per krat geldt, zoals is vastgesteld in artikel 8, onder b, van de verordening Wmo van de gemeente Westerwolde.
5. Gezien het voorgaande is de rechtbank van oordeel dat verweerder terecht en op goede gronden eiseres niet in aanmerking heeft gebracht voor een maatwerkvoorziening.
6. Het beroep is ongegrond.
7. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.
Beslissing
De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. K. Wentholt, voorzitter, en mr. dr. A.M. Klingenberg en mr. H. van der Werff, leden, in aanwezigheid van mr. M.H. Bolhuis, griffier. De beslissing is in het openbaar uitgesproken op 6 september 2018.
griffier voorzitter
Afschrift verzonden aan partijen op:

Rechtsmiddel

Tegen deze uitspraak kan binnen zes weken na de dag van verzending daarvan hoger beroep worden ingesteld bij de Centrale Raad van Beroep. Als hoger beroep is ingesteld, kan bij de voorzieningenrechter van de hogerberoepsrechter worden verzocht om het treffen van een voorlopige voorziening.