Op 25 april 2018 heeft de Rechtbank Noord-Nederland, zittingsplaats Groningen, uitspraak gedaan in een wrakingsprocedure. Verzoeker heeft op 2 april 2018 een verzoek tot wraking ingediend tegen mr. R.L. Vucsán, de behandelend bestuursrechter in verschillende procedures waarin verzoeker als partij betrokken was. Mr. Vucsán heeft op 13 april 2018 laten weten niet in de wraking te berusten. De rechtbank heeft het verzoek tot wraking beoordeeld aan de hand van artikel 8:15 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb).
De rechtbank overweegt dat een rechter uit hoofde van zijn aanstelling wordt vermoed onpartijdig te zijn, tenzij er uitzonderlijke omstandigheden zijn die wijzen op vooringenomenheid. Verzoeker moet concrete feiten en omstandigheden aanvoeren die objectief rechtvaardigen dat er sprake is van vooringenomenheid. In dit geval heeft verzoeker geen dergelijke feiten of omstandigheden aangedragen.
Daarom heeft de rechtbank besloten verzoeker kennelijk niet-ontvankelijk te verklaren in zijn wrakingsverzoek. De procedures waarin mr. Vucsán als rechter optreedt, worden voortgezet in de stand waarin zij zich bevonden ten tijde van het indienen van het wrakingsverzoek. De rechtbank heeft deze beslissing openbaar uitgesproken en medegedeeld aan de betrokken partijen.