ECLI:NL:RBNNE:2018:5614
Rechtbank Noord-Nederland
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Verzoek tot verhuizing van een minderjarige naar het buitenland en de rol van de Raad voor de Kinderbescherming
In deze zaak verzoekt een vader toestemming om zijn 16-jarige dochter, C, te laten verhuizen naar Nieuw-Zeeland en haar hoofdverblijf bij hem vast te stellen. De rechtbank is ambtshalve bekend met de voorgeschiedenis van de echtscheiding tussen de ouders, waarbij de dochter in het verleden geen contact met haar vader wilde. Recentelijk heeft C echter aangegeven bij haar vader te willen wonen, wat aanleiding geeft tot het verzoek van de vader. Tijdens de zitting op 6 december 2018 is C gehoord, en zij bevestigt haar wens om bij haar vader te gaan wonen. De rechtbank besluit dat er een onderzoek door de Raad voor de Kinderbescherming noodzakelijk is om te beoordelen of de verhuizing in het belang van C is. De rechtbank wijst op de ingrijpende gevolgen van een verhuizing naar het buitenland en benadrukt dat de wens van C, hoewel belangrijk, niet doorslaggevend is. De zaak wordt aangehouden in afwachting van het rapport en advies van de Raad, en de behandeling zal worden voortgezet op een nog nader te bepalen zitting eind maart 2019.