Uitspraak
RECHTBANK NOORD-NEDERLAND
1.De procedure
20 maart 2018;
17 april 2018;
2.De verdere beoordeling
3.De beslissing
€ 117,00 aan vast recht en € 240,00 aan salaris gemachtigde;
Rechtbank Noord-Nederland
In deze civiele procedure heeft de kantonrechter op 12 juni 2018 uitspraak gedaan in een zaak tussen een besloten vennootschap, hierna te noemen [eisers], en een gedaagde partij, h.o.d.n. DMW Business, hierna te noemen [gedaagde]. De procedure volgde op een bewijsopdracht die in een tussenvonnis van 17 oktober 2017 aan [eisers] was verstrekt. [Eisers] diende te bewijzen dat er een overeenkomst was gesloten met [gedaagde] voor het laden van een caravan op een aanhanger.
[Eisers] heeft twee getuigen gehoord, waaronder zichzelf als partijgetuige. De kantonrechter heeft vastgesteld dat [eisers] in haar bewijsopdracht is geslaagd. De verklaringen van de getuigen ondersteunden de stelling dat er een overeenkomst tot stand was gekomen. [Gedaagde] heeft afgezien van het oproepen van getuigen in contra-enquête en heeft enkel schriftelijk gereageerd, wat niet voldoende was om het bewijs van [eisers] te ontkrachten.
De kantonrechter heeft de vordering van [eisers] tot betaling van de openstaande factuur van € 211,75 toegewezen, evenals de gevorderde wettelijke handelsrente en buitengerechtelijke incassokosten. [Gedaagde] is veroordeeld in de proceskosten. De uitspraak is uitvoerbaar bij voorraad.