ECLI:NL:RBNNE:2018:5625

Rechtbank Noord-Nederland

Datum uitspraak
12 juni 2018
Publicatiedatum
29 mei 2019
Zaaknummer
6048971 CV EXPL 17-4232
Instantie
Rechtbank Noord-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vordering tot betaling van openstaande factuur en toewijzing van bewijsopdracht in civiele procedure

In deze civiele procedure heeft de kantonrechter op 12 juni 2018 uitspraak gedaan in een zaak tussen een besloten vennootschap, hierna te noemen [eisers], en een gedaagde partij, h.o.d.n. DMW Business, hierna te noemen [gedaagde]. De procedure volgde op een bewijsopdracht die in een tussenvonnis van 17 oktober 2017 aan [eisers] was verstrekt. [Eisers] diende te bewijzen dat er een overeenkomst was gesloten met [gedaagde] voor het laden van een caravan op een aanhanger.

[Eisers] heeft twee getuigen gehoord, waaronder zichzelf als partijgetuige. De kantonrechter heeft vastgesteld dat [eisers] in haar bewijsopdracht is geslaagd. De verklaringen van de getuigen ondersteunden de stelling dat er een overeenkomst tot stand was gekomen. [Gedaagde] heeft afgezien van het oproepen van getuigen in contra-enquête en heeft enkel schriftelijk gereageerd, wat niet voldoende was om het bewijs van [eisers] te ontkrachten.

De kantonrechter heeft de vordering van [eisers] tot betaling van de openstaande factuur van € 211,75 toegewezen, evenals de gevorderde wettelijke handelsrente en buitengerechtelijke incassokosten. [Gedaagde] is veroordeeld in de proceskosten. De uitspraak is uitvoerbaar bij voorraad.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-NEDERLAND

Afdeling Privaatrecht
Locatie Assen
zaak-/rolnummer: 6048971 \ CV EXPL 17-4232
vonnis van de kantonrechter van 12 juni 2018
in de zaak van
de besloten vennootschap
[naam 1] B.V.,
hierna te noemen: [eisers] ,
gevestigd te [woonplaats] ,
eisende partij,
gemachtigde: mr. H.W. Meijer, werkzaam bij Florijn Incasso B.V.,
tegen
[gedaagde] , h.o.d.n. DMW Business,
hierna te noemen: [gedaagde] ,
wonende te [postcode] ) [woonplaats] , [adres] ,
gedaagde partij,
procederende in persoon.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
- het tussenvonnis van 17 oktober 2017, waarvan de inhoud als hier herhaald en ingelast moet worden beschouwd;
- akte uitlating bewijslevering aan de zijde van [eisers] op de rol van 14 november 2017;
- het proces-verbaal van getuigenverhoor van 20 februari 2018;
- de conclusie na getuigenverhoor aan de zijde van [gedaagde] op de rol van 6 maart 2018;
- de antwoordconclusie na getuigenverhoor aan de zijde van [eisers] op de rol van
20 maart 2018;
- de conclusie na getuigenverhoor aan de zijde van [eisers] op de rol van 20 maart 2018;
- de antwoordconclusie na getuigenverhoor aan de zijde van [gedaagde] op de rol van
17 april 2018;
1.2.
Ten slotte is vonnis bepaald.

2.De verdere beoordeling

2.1.
In het tussenvonnis van 17 oktober 2017 heeft de kantonrechter [eisers] toegelaten tot het bewijs van haar stelling dat zij in juli 2016 met [gedaagde] een overeenkomst heeft gesloten tot het uitvoeren van de werkzaamheden, bestaande uit het laden van een caravan op een aanhanger.
2.2.
[eisers] heeft in het kader van het aan haar opgedragen bewijs een tweetal getuigen gehoord. Tijdens de enquête is [eisers] zelf als partij-getuige gehoord en de werknemer van [eisers] , [naam 2] (hierna: [naam 2] ), is als getuige gehoord.
2.3.
Door partij-getuige [eisers] is, voor zover voor de bewijslevering van belang, verklaard:
Op de dag dat de caravan van [gedaagde] is opgeladen op een aanhanger werd ik 's middags op mijn kantoor gebeld door een persoon die zich [gedaagde] noemde. Deze persoon vroeg mij of ik onmiddellijk een caravan op een aanhanger wilde laden in Zuidlaren. Ik zei toen dat ik dat niet onmiddellijk zou kunnen doen. Hij vroeg vervolgens naar de prijs. Ik noemde een bedrag van € 70,00 per uur exclusief BTW. Deze persoon reageerde toen dat hij dat duur vond en dat hij gewend was aan een bedrag van € 50,00 per uur. Ik zei toen dat hij dan maar naar een ander moest gaan. Dat wilde hij niet en uiteindelijk vroeg hij mij de caravan zo spoedig mogelijk op te laden voor het door mij genoemde bedrag.
(…)
Vervolgens is één van mijn werknemers toch nog dezelfde middag naar Zuidlaren gegaan om de caravan op een aanhanger te zetten. Ik laat u een weekrapport zien van mijn werknemer [naam 3] waaruit blijkt dat hij om 16.00 uur is vertrokken en om 18.00 uur weer terug was. De caravan is geladen op het adres Camping Tienelsweg 35 Zuidlaren.
Ik ken de heer [gedaagde] niet. Ik heb hem alleen telefonisch gesproken. In datzelfde telefoongesprek heeft hij mij de adresgegevens genoemd waar de factuur naartoe gestuurd kon worden. Dat was het adres van DMW Business, onder welke naam [gedaagde] handelt. (…)
2.4.
Door [naam 2] is verklaard:
Ik werk op het bedrijf van [naam 1] als planner. Gewoonlijk neem ik de telefoon aan, maar in het onderhavige geval was ik even ergens mee bezig en heeft [naam 1] de telefoon aangenomen. Ik heb het gesprek deels aangehoord.
Ik begreep dat het ging om het opladen van een caravan. Dat paste ons op dat moment niet zo goed omdat wij het nogal druk hadden. Omdat het klusje toch moest worden gedaan heb ik vervolgens onze shovel-machinist, [naam 3] , opgebeld met de vraag of hij in Zuidlaren een caravan op een aanhanger wilde plaatsen. En dat is ook gebeurd.
Ik heb de betreffende persoon niet zelf aan de telefoon gehad, maar ik hoorde [naam 1] de gegevens van die persoon opvragen en ook het adres waar de factuur naartoe zou moeten. Dat bleek een adres te zijn onder een bedrijfsnaam. (…)
2.5.
Hoewel daartoe in de gelegenheid gesteld heeft [gedaagde] afgezien van het oproepen van getuigen in contra-enquête en heeft enkel een tweetal conclusies na getuigenverhoor in het geding gebracht. Nu [gedaagde] heeft afgezien van contra-enquête zijn er aan de kant van [gedaagde] geen verklaringen afgelegd die de door de getuigen van [eisers] onder ede afgelegde verklaringen kunnen weerleggen.
2.6.
De kantonrechter blijft bij hetgeen is overwogen en beslist in het tussenvonnis. De kantonrechter zal thans beoordelen of [eisers] in het leveren van het haar opgedragen bewijs is geslaagd. Hierbij wordt vooropgesteld dat [eisers] partijgetuige is als bedoeld in artikel 164 lid 2 Rv. Dit brengt mee dat zijn verklaring omtrent de door hem te bewijzen feiten geen bewijs in het voordeel van [eisers] kan opleveren, tenzij deze verklaring strekt ter aanvulling van onvolledig bewijs. Hiervan is alleen sprake als er aanvullende bewijzen voorhanden zijn die zodanig sterk zijn en zodanig essentiële punten betreffen dat zij de partijgetuigenverklaring voldoende geloofwaardig maken.
2.7.
In de verklaring geeft [naam 2] aan dat hij bij [eisers] in de ruimte was toen het telefoongesprek tussen [eisers] en [gedaagde] plaatsvond. Verder geeft [naam 2] in zijn verklaring aan dat de caravan door medewerker [naam 3] is geladen op de aanhanger en [eisers] tijdens het telefoongesprek heeft opgeschreven dat de factuur voor het laden van de caravan op de aanhanger naar een bedrijf moet worden opgestuurd. Partij-getuige [eisers] heeft in zijn verklaring de genoemde afspraken die [naam 2] noemt bevestigd en een aanvulling gegeven op de verklaring van [naam 2] , namelijk dat [gedaagde] telefonisch contact heeft opgenomen met [eisers] en de opdracht heeft gegeven om de caravan op de aanhanger te laden. Vervolgens heeft [eisers] , zoals [naam 2] ook heeft verklaard, aangegeven dat een medewerker van hem de caravan heeft opgeladen. Voornoemd telefoongesprek tussen partijen en dat de werkzaamheden zijn uitgevoerd, is door [gedaagde] niet betwist. Verder ondersteunt de verklaring van [eisers] de verklaring van [naam 2] nu ook [eisers] in zijn verklaring aangeeft dat er adresgegevens van het bedrijf van [gedaagde] zijn doorgegeven waar de factuur naartoe kon worden gestuurd. Deze verklaring van [eisers] ondersteunt daarmee op krachtige wijze de verklaring van [naam 2] en is aanvullend bewijs als genoemd in artikel 164 lid 2 Rv.
2.8.
Naar aanleiding van bovenstaande verklaringen is de kantonrechter er voldoende van overtuigd dat er tussen partijen een overeenkomst tot stand is gekomen en [gedaagde] de opdracht heeft gegeven om de caravan op de aanhanger te laden. [gedaagde] heeft afgezien van een contra-enquête en alleen schriftelijk gereageerd en de stellingen betwist. De juistheid van deze schriftelijke reacties van [gedaagde] zijn niet te controleren en deze schriftelijke stukken van [gedaagde] , afgezet tegen de verklaringen aan de kant van [eisers] , zijn onvoldoende. Met enkel zijn blote ontkenningen heeft [gedaagde] het door [eisers] geleverde bewijs niet kunnen ontkrachten.
2.9.
Het voorgaande leidt tot de conclusie dat [eisers] in haar bewijsopdracht is geslaagd. Zoals reeds in rechtsoverweging 4.4 van het tussenvonnis is geoordeeld leidt dit ertoe dat de vordering van [eisers] betreffende de betaling van de openstaande factuur van 15 juli 2016 ten bedrage van € 211,75 wordt toegewezen.
2.10.
Ten aanzien van de door [eisers] gevorderde wettelijke handelsrente is door [gedaagde] geen afzonderlijk verweer gevoerd en deze zal dan ook als onbetwist en op de wet gegrond worden toegewezen.
2.11.
[eisers] heeft voldoende gesteld en onderbouwd dat buitengerechtelijke incassowerkzaamheden zijn verricht. De gevorderde buitengerechtelijke kosten zullen worden toegewezen overeenkomstig het bedrag van de wettelijke staffel zoals vermeld in artikel 2 van het Besluit vergoeding voor buitengerechtelijke incassokosten, zijnde € 40,00.
2.12.
[gedaagde] zal, als de in het ongelijk gestelde partij, worden veroordeeld in de kosten van deze procedure aan de zijde van [eisers] . De proceskosten aan de zijde van [eisers] worden begroot op € 100,00 aan getuigentaxe, € 83,51 aan dagvaardingskosten, € 117,00 aan vast recht en een bedrag van € 240,00 (4 x € 60,00) aan salaris gemachtigde.

3.De beslissing

De kantonrechter:
3.1.
veroordeelt [gedaagde] om aan [eisers] te betalen € 263,61 te vermeerderen met de wettelijke handelsrente over € 211,75 vanaf 1 juni 2018 tot aan de dag van volledige betaling;
3.2.
veroordeelt [gedaagde] tot betaling van de proceskosten, tot deze uitspraak aan de zijde van [eisers] begroot op € 100,00 aan getuigentaxe, € 83,51 aan dagvaardingskosten,
€ 117,00 aan vast recht en € 240,00 aan salaris gemachtigde;
3.3.
verklaart dit vonnis uitvoerbaar bij voorraad;
Dit vonnis is gewezen door de kantonrechter mr. A. van der Meer en in het openbaar uitgesproken op 12 juni 2018.
typ/conc: 33514/aw
coll: