ECLI:NL:RBNNE:2018:5667

Rechtbank Noord-Nederland

Datum uitspraak
25 februari 2018
Publicatiedatum
13 augustus 2020
Zaaknummer
6874869 CV EXPL 18-3767
Instantie
Rechtbank Noord-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Tussenuitspraak
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Koopovereenkomst van een paard met verborgen gebreken en de gevolgen van non-conformiteit

In deze zaak gaat het om een geschil tussen een eiser en een gedaagde over de koop van een paard, genaamd 'Enola'. De eiser, vertegenwoordigd door mr. S.A. Wensing, heeft het paard op 26 november 2017 gekocht van de gedaagde, vertegenwoordigd door mr. F.Y. de Reus. Na de aankoop heeft de eiser geconstateerd dat het paard niet aan de verwachtingen voldeed, omdat het leed aan chronische hoefbevangenheid, een verborgen gebrek dat niet bij de aankoop was opgemerkt. De eiser heeft het paard laten onderzoeken door verschillende dierenartsen, die bevestigden dat het paard met deze aandoening was behept. De eiser heeft vervolgens de koopovereenkomst ontbonden op grond van artikel 7:22 BW, dat betrekking heeft op verborgen gebreken. De gedaagde heeft echter betwist dat er sprake was van een non-conform paard en heeft aangevoerd dat de eiser niet tijdig heeft geklaagd. De kantonrechter heeft geoordeeld dat de eiser tijdig heeft geklaagd en dat er voldoende bewijs is dat het paard bij de levering al behept was met de aandoening. De gedaagde is opgedragen tegenbewijs te leveren tegen het vermoeden dat het paard ten tijde van de levering met het gebrek was behept. De zaak is verwezen naar een rolzitting voor verdere uitlating door partijen.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-NEDERLAND

Afdeling Privaatrecht
Locatie Groningen
zaak-/rolnummer: 6874869 \ CV EXPL 18-3767
Vonnis van de kantonrechter d.d. 20 november 2018
inzake
[eiser],
wonende te [adres] ,
eiseres,
gemachtigde: mr. S.A. Wensing,
tegen
de besloten vennootschap
[gedaagde] ,
gevestigd te [adres] ,
gedaagde,
gemachtigde: mr. F.Y. de Reus,
Partijen zullen hierna [eiser] en [gedaagde] worden genoemd.
PROCESGANG
De bij vonnis van 19 juni 2018 gelaste comparitie is gehouden op 2 oktober 2018. Partijen ( [gedaagde] vertegenwoordigd door [naam 1] , directeur [gedaagde] , [naam 2] en [naam 3] , medewerker bij [gedaagde] ) en hun gemachtigden zijn ter zitting verschenen, waar zij hun wederzijdse standpunten (nader) uiteen hebben gezet. Van het verhandelde is door de griffier aantekening gehouden. Nadat partijen er niet in waren geslaagd een schikking te bereiken is de behandeling gesloten en uitspraak bepaald op heden.
OVERWEGINGEN

1.De vaststaande feiten

1.1
Als gesteld en erkend, dan wel niet (gemotiveerd) weersproken, alsmede op grond van de in zoverre onbetwiste inhoud van de overgelegde producties staat het volgende vast.
1.2
[gedaagde] heeft op 30 oktober 2017 het paard 'Enola' via de website www.marktplaats.nl te koop aangeboden. De volgende advertentietekst is gebruikt:
'(…) Wij bieden deze knappe merrie te koop aan. Wij hebben twee merrie veulens van haar gehad waar we heel blij mee zijn. (…)
Enola heeft haar veulens zonder problemen op de wereld gezet en zorgt goed voor ze. Ze heeft in de sport gelopen tot ze 6 jaar was en toen liep ze Z2 hierna is ze voor de fokkerij gebruikt. Ze wordt makkelijk drachtig, nu niet drachtig aangezien we te laat in het seizoen waren en ook de hengsten keuze bij de koper willen laten.
Merrie beweegt goed is gezond en zonder gebreken.
Röntgenologisch goedgekeurd op 17-07-2017!
Prok predikaat en sport predicaat
de niro x tango
8 jaar oud
Kwpn
Z2 Nivo (…)
Prijs € 9.000,00 (…)'
1.3
Het paard is in eerste instantie verkocht aan een derde. Voorafgaand aan de koop heeft de betreffende koper op 4 november 2017 een keuring laten uitvoeren. In het keuringsrapport van dierenarts [naam 4] is het volgende opgenomen:
'(…) Zijn er tijdens de keuring bevindingen gedaan mogelijk wijzend op ondeugden?ja/ nee (Indien ja: Details ) (…)'
1.4
Die koopovereenkomst is uiteindelijk ontbonden wegens stalondeugden.
1.5
[gedaagde] heeft het paard wederom op de website www.marktplaats.nl te koop aangeboden. Aan de advertentie is toegevoegd dat het paard stalondeugden heeft. De prijs is verlaagd van € 9.000,00 naar € 5.250,00.
1.6
Op 26 november 2017 heeft [eiser] het paard bezichtigd, proefgereden, het paard gekocht en meegenomen. In de koopovereenkomst is het volgende opgenomen:
' (…)
Betreft: Aankoop Paard
Naam Paard Enola (…)
Keuringen: Röntgen 17-01-2017 en Klinisch 04-11-2017 goed gekeurd
Aankoopbedrag: € 4.750,00 (…)
Bij de aankoop is de koper op de hoogte gesteld van eventuele opmerkingen.
[gedaagde] is hierdoor niet meer aansprakelijk te stellen.
Opmerkingen:
Bij de aankoop is de koper op de hoogste gesteld dat de merrie (enola) de afgelopen 2 jaar is ingezet als fokmerrie en dat tijdens en na deze fokperiode niet meer is bereden.
Bij aankoop is de koper op de hoogte gesteld van het stalgebrek (stalondeugden) "boxlopen, stallopen".
De merrie "Enola" heeft vandaag 26-11-2017 de stal in goede gezondheid verlaten. (…)'
1.7
Op 30 november 2017 heeft [eiser] het paard door een dierenarts laten onderzoeken wegens het niet-nageeflijk willen lopen. De dierenarts heeft geen afwijkingen geconstateerd.
1.8
Op 5 februari 2018 heeft [eiser] het volgende WhatsAppbericht aan [gedaagde] verstuurd:
'Beste [naam 3] , het blijkt nu dat enola een zenuwprobleem heeft in de hals waardoor ze niet meer rad loopt en vanaf de aankoop nooit aan de teugel heeft kunnen lopen. Ik heb haar ruim de tijd gegeven om op conditie en kracht te komen en dergelijke maar het wordt niet beter. De dierenarts heeft mij verteld dat dit een verborgen gebrek is die al aanwezig was op het moment van de koop. Hij heeft haar namelijk daags na de aankoop al op de foto gezet vanwege het niet nageeflijk willen lopen. Vandaag heeft hij het zenuwprobleem ontdekt omdat er geen verbetering is. Zijn jullie bereid om haar terug te nemen of hier over te praten over de telefoon. Groetjes [eiser] (…)
1.9
[eiser] heeft het volgende WhatsAppbericht op 6 februari 2018 aan [gedaagde] verstuurd:
'(…) Ik ga haar laten behandelen in de kliniek in Utrecht. Als blijkt dat deze zenuwaandoening niet of niet binnen enkele weken te genezen is dan zal ik de koopovereenkomst ontbinden op grond van artikel 7:22BW. (…)'
1.1
Op 8 maart 2018 heeft dierenarts [naam 5] het paard onderzocht. Naar aanleiding van het onderzoek heeft [naam 5] de volgende verklaring opgesteld:
'algemeen- anamnese: vervolgoz naar FD Utrecht en metecam (NSAID's): paard knapte klinisch op met pijnstelling (…)
nu röntgen LV en RV:
-LV en RV lichte kanteling hoefbeen en nieuwvorming punt hoefbeen "hoedenrand"
diagnose: beiderzijds chronische hoefbevangenheid
advies/therapie: prognose voor de sport (rijpaard): dubieus tot slecht
Gezien de rontgenbeelden en de wisselende kreupelheidsklachten vanaf aanschaf, is dit m.i. antedateerbaar tot voor de aanschaf. (…)'
1.11
[eiser] heeft op 8 maart 2018 het volgende WhatsAppbericht aan [gedaagde] verstuurd:
'Eindelijk zijn ze er achter wat enola heeft. Niemand verwachte het kennelijk, maar enola is chronisch hoefbevangen in beide voorhoeven. Dit maakt haar ongeschikt als rijpaard. Ik wil daarom, met pijn in mijn hart, de koop ontbinden. Ik wil een afspraak maken om haar terug te brengen. Groet [eiser] .'
1.12
[gedaagde] heeft op 8 maart 2018 de volgende reactie gegeven op het WhatsAppbericht.
' Zij was bij ons röntgenologisch goed gekeurd ook waren de rapporten en foto's te zien! Ook hebben wij aan gegeven dat herkeuring mogelijk was. Tevens is ze ook klinisch bij ons goed gekeurd ook dit is mee gegeven bij het moment van aankoop! Wanneer er sprake is van hoefbevangenheid was ze niet hier ook niet klinisch goedgekeurd! Tevens is ze in 2017 gekeurd voor het prok certificaat en dat ook bevonden!'
en
Wij vinden het erg spijtig, echter wil ik er u op attenderen dat ze te koop en verkocht is als fokmerrie, ook staat deze details in het contract genoteerd, wij hebben hem naar eer en geweten afgeleverd!
1.13
[eiser] heeft op 12 maart 2018 de volgende brief aan [gedaagde] verstuurd:
'(…) Op maart 2018 is door de dierenarts de heer [naam 5] een verborgen gebrek geconstateerd. Enola heeft aan beide voorhoeven chronische hoefbevangenheid. Genezing is niet meer mogelijk. Zij is hierdoor sowieso niet geschikt als rijpaard maar ook niet als fokmerrie. Immers, dit paard lijdt pijn en heeft substantieel verhoogd risico op een nieuwe aanval van acute hoefbevangenheid met de dood als gevolg.
Vanwege het geconstateerde verborgen gebrek ontbind ik hierbij de koopovereenkomst op grond van artikel 7:22 BW. (…)'
1.14
Op 5 april 2018 heeft dierenarts [naam 6] op verzoek van [eiser] röntgenfoto's van het paard beoordeeld. [naam 6] heeft het volgende geschreven:
´(…) Conclusie: hoefbevangenheid met een chronisch karakter.
Mij is tevens verzocht andere röntgenbeelden zonder label te beoordelen.
Het betrof twee maal een LM opname met de aanduiding R en L. Hierop was er ook een hoederand te zien. De verbreding van de witte lijn was op deze opnamen minder evident en gezien het ontbreken van calibratie niet te objectiveren. (…)'
1.15
Dierenarts [naam 7] heeft op 5 mei 2018 op verzoek van [gedaagde] de volgende dierenartsverklaring opgesteld:
´(…) Betreft:Enola(…)
Ondergetekende, [naam 7] , paardenarts te Klijndijk en Bears verklaart röntgenopnamen te hebben gezien van bovengenoemde merrie gemaakt op 17 januari 2017 door Arts en Dier te Klijndijk en röntgenopnamen gemaakt op 3 december 2014 door Paardenkliniek Wolvega.
Op beide röntgenonderzoeken is m.b.t. de ondervoeten dezelfde stand en vorm zichtbaar van het hoefbeen.
Van een chronische hoefbevangenheid met dito klinische gevolgen is m.i. absoluut geen sprake. (…)'
1.16
Op 14 mei 2018 is het paard opgenomen in een dierenkliniek.
1.17
[gedaagde] is door [eiser] in de gelegenheid gesteld om een contra-expertise te laten uitvoeren. [gedaagde] heeft geen gebruik gemaakt van die gelegenheid.
1.18
Op 15 mei 2018 is het paard geëuthanaseerd.

2.De vorderingen en het verweer

2.1
[eiser] vordert - voor zoveel mogelijk uitvoerbaar bij voorraad - om:
I. primair de tussen partijen gesloten overeenkomst te ontbinden ingevolge voormelde gronden en [gedaagde] te veroordelen tot betaling, tegen behoorlijk bewijs van kwijting, aan [eiser] de som van € 8.059,15, te vermeerderen met de interesten vanaf 26 maart 2018 tot aan de dag van algehele voldoening;
II. subsidiair de tussen partijen gesloten overeenkomst geheel of gedeeltelijk te vernietigen ingevolge voormelde gronden en [gedaagde] te veroordelen tot betaling, tegen behoorlijk bewijs van kwijting, aan [eiser] de som van € 8.059,15, te vermeerderen met de interesten vanaf 26 maart 2018 tot aan de dag van algehele voldoening;
III. [gedaagde] te veroordelen tot betaling, tegen behoorlijk bewijs van kwijting, aan [eiser] de kosten zoals hiervoor genoemd onder I e.v. op te maken bij staat en te vereffenen volgens de wet, te vermeerderen met de interesten vanaf 26 maart 2018 tot aan de dag van algehele voldoening;
IV. [gedaagde] te veroordelen in de buitengerechtelijke incassokosten;
V. [gedaagde] te veroordelen in de kosten van dit geding.
2.2
[eiser] legt - samengevat weergegeven - aan haar vordering ten grondslag dat [gedaagde] haar een non-conform paard in de zin van artikel 7:17 BW heeft geleverd omdat het paard is gediagnostiseerd met chronische hoefbevangenheid en daardoor niet kan worden gebruikt voor het doel waarvoor het paard is gekocht, namelijk om op te rijden. Het gebrek heeft zich binnen een half jaar na de koop geopenbaard. Omdat [eiser] een consument is wordt daarom vermoed - gelet op artikel 7:18 lid 2 BW - dat het gebrek bij de levering van het paard reeds aanwezig was. [eiser] mocht - dan wel kan - vanwege de non-conformiteit overgaan tot ontbinding van de koopovereenkomst. Naast terugbetaling van het aankoopbedrag van € 4.750,00 vordert [eiser] betaling van de kosten ten behoeve van de stalling en de verzorging van het paard. De stallingskosten worden begroot op € 200,00 per maand en de verzorgingskosten op € 350,00 per maand. Daarnaast vordert [eiser] betaling van de kosten van het medisch onderzoek.
2.3
[gedaagde] voert verweer tegen de vorderingen en concludeert tot niet-ontvankelijkheid van [eiser] in haar vorderingen dan wel tot afwijzing daarvan. Hiertoe heeft zij - verkort weergegeven - aangevoerd dat zij geen non-conform paard aan [eiser] heeft verkocht. Er was geen sprake van een gebrek. Als er al een gebrek was, stond dat bovendien niet in de weg om het paard als fokmerrie, waarvoor zij is gekocht, te gebruiken. Verder voert [gedaagde] aan dat [eiser] niet tijdig heeft geklaagd en dat zij niet aan haar onderzoeksplicht heeft voldaan. Tot slot voert [gedaagde] aan dat als er al sprake was van een gebrek, dit gebrek volgens [gedaagde] te gering was om over te gaan tot ontbinding van de koopovereenkomst.
2.4
Op de stellingen van partijen zal hierna bij de beoordeling - voor zover van belang - nader in worden gegaan.

3.De beoordeling

3.1
[eiser] legt aan haar vordering ten grondslag dat het paard niet beantwoordde aan de overeenkomst in de zin van artikel 7:17 BW omdat het paard behept was met chronische hoefbevangenheid.
3.2
In artikel 7:17 BW is bepaald dat de afgeleverde zaak aan de overeenkomst moet beantwoorden. Een zaak beantwoordt niet aan de overeenkomst indien zij, mede gelet op de aard van de zaak en de mededelingen die de verkoper over de zaak heeft gedaan, niet de eigenschappen bezit die de koper op grond van de overeenkomst mocht verwachten. De koper mag verwachten dat de zaak de eigenschappen bezit die voor een normaal gebruik daarvan nodig zijn en waarvan hij de aanwezigheid niet behoefde te betwijfelen, alsmede de eigenschappen die nodig zijn voor een bijzonder gebruik dat bij de overeenkomst is voorzien.
De koper kan zich er evenwel niet op beroepen dat de zaak niet aan de overeenkomst beantwoordt wanneer hem dit ten tijde van het sluiten van de overeenkomst bekend was of redelijkerwijs bekend kon zijn. In artikel 7:18 lid 2 BW is bepaald dat bij een consumentenkoop wordt vermoed dat de zaak bij aflevering niet aan de overeenkomst heeft beantwoord, indien de afwijking van het overeengekomene zich binnen een termijn van zes maanden na aflevering openbaart, tenzij de aard van de zaak of de aard van de afwijking zich daartegen verzet. De kantonrechter stelt vast dat er in onderhavig geval sprake is van een consumentenkoop in de zin van artikel 7:5 BW, hetgeen [gedaagde] evenmin ter discussie heeft gesteld.
3.3
Het meest verstrekkende verweer van [gedaagde] is dat als er al sprake is van een non-conform paard, [eiser] niet tijdig heeft geklaagd en daarom geen beroep meer kan doen op artikel 7:17 BW. Hiertoe voert zij aan dat het paard kennelijk vanaf de levering op 28 november 2017 niet aan de overeenkomst heeft beantwoord omdat [eiser] het paard op 30 november 2017 door een dierenarts heeft laten onderzoeken, maar dat [eiser] pas op 5 februari 2018 heeft geklaagd.
3.4
De kantonrechter overweegt dat ingevolge artikel 7:23 lid 1 BW heeft te gelden dat de koper geen beroep op non-conformiteit kan doen, indien hij de koper daarvan niet binnen bekwame tijd nadat hij dit ontdekt of redelijkerwijs had behoren te ontdekken, kennis heeft gegeven. Bij een consumentenkoop - zoals in onderhavig geval - moet de kennisgeving binnen een bekwame tijd na de ontdekking geschieden, waarbij een kennisgeving binnen een termijn van twee maanden na de ontdekking tijdig is. Voornoemd artikel is bedoeld om de verkoper voor late en moeilijk meer te betwisten klachten te beschermen, in die zin dat de verkoper erop moet kunnen rekenen dat de koper die meent dat de verrichte prestatie niet aan de overeenkomst beantwoordt hij dit gaat onderzoeken. Indien blijkt dat de prestatie niet aan de overeenkomst beantwoordt, dient koper dit zo spoedig mogelijk aan de verkoper mededeelt.
3.5
In dit geval heeft te gelden dat [eiser] weliswaar op 30 november 2017 het paard heeft laten onderzoeken door een dierenarts, maar zij onweersproken heeft gesteld dat dát onderzoek gericht was op het niet-nageeflijk lopen en eventueel daarmee samenhangende hals-klachten. De dierenarts heeft geen afwijkingen geconstateerd waardoor er voor [eiser] geen aanleiding bestond om op dat moment te klagen bij [gedaagde] . [eiser] heeft het paard in februari 2018 nogmaals laten onderzoeken. Op 8 maart 2018 is volgens [eiser] door dierenarts [naam 5] chronische hoefbevangenheid geconstateerd. Dat is het moment waarop [eiser] bekend is geworden met het gebrek en vanaf dat moment is de klachttermijn begonnen te lopen. [eiser] heeft [gedaagde] op 8 maart 2018 op de hoogte gesteld van het gebrek. De kantonrechter is van oordeel dat [eiser] voldoende voortvarend te werk is gegaan en dat zij door [gedaagde] op 8 maart 2018 op de hoogte te stellen van de chronische hoefbevangenheid, zij tijdig heeft geklaagd.
3.6
Partijen zijn verder in geschil over de vraag of er sprake is van een gebrek. Het paard was volgens [eiser] behept met (chronische) hoefbevangenheid. Op grond van de overeenkomst mocht zij verwachten dat zij een gezond en braaf paard had gekocht dat geschikt was als rijpaard, aldus [eiser] . Ter onderbouwing van haar stelling dat het paard behept was met chronische hoefbevangenheid heeft [eiser] verklaringen van twee dierenartsen overgelegd. Volgens [eiser] blijkt uit de verklaring van dierenarts [naam 5] van 8 maart 2018 dat het paard behept was met chronische hoefbevangenheid. Dierenarts [naam 6] is volgens [eiser] op 5 april 2018 na bestudering van röntgenbeelden eveneens tot die conclusie gekomen. [gedaagde] betwist dat het paard behept was met hoefbevangenheid en verwijst hierbij naar een verklaring van dierenarts [naam 7] . Naar het oordeel van de kantonrechter is de door [gedaagde] overgelegde verklaring van dierenarts [naam 7] niet relevant omdat hij - zo blijkt uit zijn verklaring van 5 mei 2018 - alleen de foto's van december 2014 en januari 2017 heeft beoordeeld. Dat dierenarts [naam 7] de röntgenfoto's van maart 2018 eveneens heeft beoordeeld zoals [gedaagde] heeft aangevoerd, is naar het oordeel van de kantonrechter niet gebleken. Het door [gedaagde] gevoerde verweer dat de door dierenarts [naam 5] genomen röntgenfoto's niet kunnen worden gekoppeld aan het paard Enola en dat de foto's niet op de juiste wijze zijn genomen, acht de kantonrechter onvoldoende om de juistheid van de verklaringen van [naam 5] en [naam 6] in twijfel te trekken. De kantonrechter is van oordeel dat [eiser] voldoende heeft onderbouwd dat het paard in maart 2018 behept was met chronische hoefbevangenheid.
3.7
Verder heeft [gedaagde] aangevoerd dat [eiser] niet mocht verwachten dat zij het paard als rijpaard kon gebruiken. Volgens [gedaagde] is het paard als fokmerrie gekocht. De tussen partijen gerezen discussie of het paard als rijpaard of fokmerrie is gekocht, is naar het oordeel van de kantonrechter niet meer van belang. [eiser] had ook bij een fokmerrie niet hoeven te verwachten dat het paard zo erg behept was met hoefbevangenheid dat euthanasie noodzakelijk zou zijn. Het door [gedaagde] gevoerde verweer dat niet vaststaat dat het paard wegens hoefbevangenheid is geëuthanaseerd, zal als onvoldoende onderbouwd worden gepasseerd. Hiervoor is redengevend dat [eiser] [gedaagde] op 14 mei 2018 in de gelegenheid heeft gesteld om een contra-expertise uit te voeren. [gedaagde] heeft van die gelegenheid geen gebruik gemaakt en aangegeven dat er een beslissing moet worden genomen voor het welzijn van het paard. De redenen die zij aanvoert voor het niet uitvoeren van een contra-expertise, vallen naar het oordeel van de kantonrechter in haar risicosfeer en kan zij niet aan [eiser] tegenwerpen.
3.8
Voor een geslaagd beroep op ontbinding van de koopovereenkomst wegens non-conformiteit is eveneens vereist dat [eiser] haar onderzoeksplicht niet heeft verzaakt. [gedaagde] voert aan dat [eiser] niet aan haar onderzoeksplicht heeft voldaan. Zij voert daartoe aan dat op het paard al enkele jaren niet was gereden en [gedaagde] geen actuele informatie had over het rijden en de lichamelijke geschiktheid van het paard daartoe. Volgens [gedaagde] had [eiser] een keuring moeten laten uitvoeren. [eiser] heeft dit weersproken. De kantonrechter volgt [gedaagde] niet in haar stelling dat [eiser] niet aan haar onderzoeksplicht heeft voldaan. In de betreffende advertentie op marktplaats waarop [eiser] heeft gereageerd, is opgenomen dat het paard röntgenologisch was gekeurd per 7 juli 2017 (ter zitting bleek dit 17 januari 2017 te zijn), het paard zonder problemen twee veulens op de wereld heeft gezet, de merrie goed beweegt, gezond is en geen gebreken heeft. Daarnaast heeft [eiser] onweersproken gesteld dat tijdens het proefrijden geen afwijkingen zichtbaar waren. Tegen die achtergrond had van [eiser] redelijkerwijs niet hoeven te worden verwacht dat zij nader (röntgenologisch) onderzoek zou (laten) verrichten.
3.9
Ten slotte moet voor een geslaagd beroep op artikel 7:17 BW de vraag worden beantwoord of het paard ten tijde van de levering aan de overeenkomst beantwoordde. In dit geval betekent dit dat de vraag moet worden beantwoord of de chronische hoefbevangenheid
tijde van de levering op 28 november 2017 aanwezig was. [eiser] stelt daartoe dat dit het geval was en verwijst daarbij naar het in artikel 7:18 lid 2 BW bepaalde bewijsvermoeden. [gedaagde] voert aan dat chronische hoefbevangenheid kan zijn ontstaan door de hoeveelheid en soort voer dat [eiser] het paard heeft gegeven. Op de röntgenologische keuring was niets te zien en ten tijde van de aflevering had het paard geen klachten, aldus [gedaagde] .
3.1
De kantonrechter overweegt dat bij een consumentenkoop, zoals in onderhavig geval, ingevolge artikel 7:18 lid 2 BW heeft te gelden dat wordt vermoed dat het paard bij levering niet aan de overeenkomst beantwoordt, indien het gebrek zich binnen zes maanden na levering openbaart. In dit geval is het paard op 26 november 2017 geleverd en heeft het gebrek zich op 8 maart 2018 geopenbaard en is het paard op 15 mei 2018 overleden. Het gebrek heeft zich derhalve binnen zes maanden na de aflevering geopenbaard. Het bewijsvermoeden van voornoemd artikel is daarom van toepassing. Dit betekent dat het moet worden vermoed dat het paard ten tijde van de levering behept was met chronische hoefbevangenheid. De kantonrechter zal [gedaagde] in de gelegenheid stellen om het tegendeel te bewijzen (vgl. hof Arnhem 2 mei 2006, ECLI:NL:GHARN:2006:AX6541 en hof Amsterdam 23 november 2010, ECLI:NL:GHAMS:2010:BP5515). Het enkel ontzenuwen van voornoemd bewijsvermoeden is onvoldoende.
3.11
De zaak zal naar de hierna te noemen rolzitting worden verwezen, op welke zitting [gedaagde] te kennen kan geven of en hoe zij aan de bewijsopdracht wenst te voldoen. Deze uitlating kan schriftelijk worden gedaan. Voor het geval [gedaagde] getuigen wenst te laten horen, dient zij alsdan de namen van de te horen getuigen op te geven alsmede de verhinderdata in de periode van twee maanden volgende op die rolzitting. [eiser] dient op deze rolzitting (schriftelijk) haar verhinderdata in deze periode op te geven. Indien een getuigenverhoor dient plaats te vinden, zal op die zitting een datum voor het verhoor worden vastgesteld.
3.12
houdt iedere verdere beslissing aan.
BESLISSING
De kantonrechter:
4.1
draagt [gedaagde] op tegenbewijs te leveren tegen het vermoeden dat het paard ten tijde van de levering op 26 november 2017 behept was met het gebrek 'chronische hoefbevangenheid';
4.2
verwijst de zaak naar de rolzitting van dinsdag 18 december 2018 voor uitlating door partijen als bedoeld in overweging 3.11;
4.3
bepaalt dat voor de uitlating door partijen en het mogelijk te houden getuigenverhoor in beginsel geen uitstel zal worden verleend;
4.4
houdt iedere verdere beslissing aan.
Aldus gewezen door mr. M.A.B. Faber-Siermann, kantonrechter, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van 20 november 2018 in tegenwoordigheid van de griffier.
c 412