Vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft geconcludeerd dat verdachte in verminderde mate toerekenbaar is. Zij heeft gevorderd dat verdachte ter zake van het in de zaken met de parketnummers 18/730300-17 en 18/730306-17 ten laste gelegde wordt veroordeeld tot een onvoorwaardelijke gevangenisstraf van 24 maanden en daarnaast de maatregel van terbeschikkingstelling met voorwaarden. Voor wat betreft de voorwaarden verwijst zij naar het maatregelenrapport van de reclassering. Tevens vordert zij op grond van artikel 38 lid 6 Wetboek van Strafrecht de dadelijke uitvoerbaarheid van de
terbeschikkingstelling met voorwaarden. De officier van justitie wijst erop dat het onder parketnummer 18/730306-17 ten laste gelegde feit een verkrachting betreft, een misdrijf dat een ongelimiteerde TBS toelaat. Zij meent met de reclassering dat de risico’s op het onttrekken aan voorwaarden hoger zijn wanneer verdachte in het kader van een voorwaardelijk strafdeel een klinische behandeling ondergaat, waardoor het recidiverisico niet voldoende verkleind wordt.
Standpunt van de verdediging
De raadsman heeft gepleit voor vrijspraak van het onder parketnummer 18/730300-17 ten laste gelegde. Met betrekking tot parketnummer 18/730306-17 is de raadsman van mening dat een onvoorwaardelijke gevangenisstraf gelijk aan het voorarrest recht doet aan het ten laste gelegde feit. De benodigde klinische behandeling van 1 jaar van verdachte dient vorm te krijgen door het stellen van bijzondere voorwaarden in het kader van een voorwaardelijke gevangenisstraf. Een TBS met voorwaarden is niet proportioneel. Tegen een dadelijke uitvoerbaarheid bestaat geen bezwaar.
Oordeel van de rechtbank
Bij de bepaling van de op te leggen straf en maatregel heeft de rechtbank rekening gehouden met de aard en de ernst van de bewezen en strafbaar verklaarde feiten, de omstandigheden waaronder deze zijn begaan, de persoon van verdachte zoals deze naar voren is gekomen uit het onderzoek op de terechtzitting en de over hem opgemaakte rapportages, het hem betreffende uittreksel uit de
justitiële documentatie, alsmede de vordering van de officier van justitie en het pleidooi van de raadsman.
De rechtbank heeft in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen.
Verdachte heeft een willekeurige jonge vrouw die met haar hond aan het wandelen was in een park onverhoeds benaderd en een mes op haar keel gezet. Hierna heeft hij op verschillende manieren haar lichamelijke integriteit op ernstige wijze aangetast door haar te dwingen diverse seksuele handelingen te ondergaan. Zij heeft daarbij in doodsangst verkeerd. Verdachte heeft zonder op enige wijze rekening te houden met het slachtoffer zijn eigen seksuele behoeften bevredigd. Eerder die dag had verdachte speed gebruikt, waardoor hij nog meer ontremd raakte en zijn seksuele fantasieën op het slachtoffer botvierde. Verdachte toont nauwelijks inzicht in de motieven van zijn gedrag, en vermijdt (tot op heden) verklaringen te vinden, die ertoe kunnen leiden dat hij ander gedrag gaat vertonen.
Het slachtoffer heeft in haar schriftelijke slachtofferverklaring aangegeven dat de verkrachting haar leven veranderd heeft. Haar onbevangenheid is van haar afgenomen en zij is zich veel bewuster geworden van de gevaren en risico’s van het leven.
Naast hetgeen de rechtbank hiervoor onder het kopje strafbaarheid van verdachte heeft overwogen, houden de voormelde rapportages van de psychiater en de psycholoog in dat hun aanbevelingen met betrekking tot verdachte overeenstemmen, en als volgt luiden:
Een klinische behandeling van verdachte is nodig om de matige tot hoge recidivekans verder te verkleinen. Procesdiagnostiek is nodig om inzicht te krijgen in de problematiek. Vermijding door verdachte dient te worden tegengegaan om te kunnen komen tot zelfinzicht, en een betere stressregulatie en gedragscontrole. Verschillende emotioneel belastende en pijnlijke issues moeten worden blootgelegd en dat is op dit moment ambulant niet haalbaar. Een klinisch behandeltraject zal zeker een jaar in beslag nemen, waarna beoordeeld zal moeten worden of verdachte voldoende vooruitgang heeft geboekt om een ambulant kader te kunnen starten met resocialiseren. Geadviseerd wordt om de behandeling aan verdachte op te leggen in het kader van een TBS met voorwaarden. In dit kader kan behandeling beter worden gegarandeerd dan in een voorwaardelijk strafkader, waarbij er te veel ruimte is voor verdachte om zich te onttrekken aan de behandeling of toch heimelijk zich in te laten met risicovol gedrag (bijvoorbeeld speedgebruik, niet open en eerlijk zijn). Verwacht wordt dat verdachte zich zal houden aan de behandelvoorwaarden, om zo een onvoorwaardelijke TBS te voorkomen.
Uit het reclasseringsadvies van 31 december 2017 blijkt dat verdachte op veel fronten zijn leven goed op orde had. Hij is gehuwd, had werk en geen schulden. Daarnaast kropt hij ook zijn frustraties, gedachten en gevoelens op. Praten hierover vindt hij moeilijk. Masturberen en speedgebruik zijn voor hem een oplossing. Hij is gestopt met het gebruiken van medicatie tegen ADHD en in plaats hiervan gebruikt hij speed. Het middelengebruik is een criminogene factor. Het recidiverisico wordt als matighoog ingeschat, indien verdachte niet behandeld wordt en geen handvatten aangereikt krijgt om zijn gedrag te veranderen en zijn innerlijke drang te beheersen. Als verdachte inzicht krijgt in zichzelf en zijn drijfveren, leert om te gaan met zijn gevoelens van onrust, frustratie, macht-onmacht en seksuele ongeremdheid, acht de reclassering de kans op recidive lager. Geadviseerd wordt om TBS met voorwaarden op te leggen, naast een onvoorwaardelijke gevangenisstraf.
Uit het maatregelenrapport van 4 april 2018 blijkt dat de reclassering zich aansluit bij de beide pro Justitia rapporteurs om verdachte in het kader van een TBS met voorwaarden klinisch op te nemen. Een TBS met voorwaarden biedt meer waarborgen en de beste garantie voor een goede behandeling/begeleiding. Verdachte staat open voor een klinische opname in het kader van een TBS met voorwaarden. De reclassering verwacht dat verdachte zich zal houden aan de voorwaarden en dat met hem een goede behandelrelatie kan worden opgebouwd. De reclassering schat de risico’s op onttrekken aan voorwaarden hoger in wanneer verdachte in het kader van een voorwaardelijk strafdeel een klinische behandeling opgelegd krijgt. Bovendien is de duur van de behandeling moeilijk in te schatten, waardoor het risico bestaat dat er bij laatstgenoemde strafmodaliteit onvoldoende tijd zal zijn.
De rechtbank heeft voorts kennis genomen van het verdachte betreffende uittreksel uit de justitiële documentatie, waaruit blijkt dat hij in 2016 onherroepelijk is veroordeeld voor overtreding van de Opiumwet tot een taakstraf van 100 uren, waarvan 50 uren voorwaardelijk met een proeftijd van 3 jaren. Verdachte bevond zich derhalve ten tijde van het ten laste gelegde feit in een lopende proeftijd. Tevens heeft hij in 2017 een strafbeschikking voldaan.
De rechtbank is met de deskundigen van oordeel dat het matig tot hoge risico aanwezig is dat verdachte opnieuw gelijksoortige delicten zal plegen, wanneer hij zonder behandeling te hebben ondergaan weer op straat komt te staan. Daarom is de rechtbank van oordeel dat verdachte een gevaar is voor de algemene veiligheid van personen.
Voorts is de rechtbank op grond van deze omstandigheden van oordeel dat de algemene veiligheid van personen eist dat verdachte voor langere duur wordt begeleid, zoals de psychiater en de psycholoog hebben geadviseerd, en ook dat verdachte wordt behandeld voor zijn stoornissen.
De rechtbank is van oordeel dat die behandeling dient plaats te vinden in een gesloten setting, zoals ook is geadviseerd, omdat een ambulante behandeling verdachte te veel vrijheden biedt en de maatschappij daardoor onvoldoende wordt beveiligd.
Indien de verplichting tot het ondergaan van een klinische behandeling wordt opgelegd als bijzondere voorwaarde bij een voorwaardelijke straf, bestaat de mogelijkheid dat verdachte deze of een andere voorwaarde overtreedt en dit tot gevolg heeft dat de voorwaardelijke straf ten uitvoer wordt gelegd. In dat geval zouden de bijzondere voorwaarden komen te vervallen en zou verdachte, na het uitzitten van zijn straf, onbehandeld en zonder begeleiding terugkeren in de maatschappij. De rechtbank acht dit risico onaanvaardbaar, te meer omdat de rapporten van de psychiater en de psycholoog, alsmede van de reclassering, aangeven dat moeilijk in te schatten is hoelang het klinische traject zal dienen te duren, en verdachte door zijn vermijdingsgedrag wellicht zal willen ontsnappen aan de behandeling.
Gelet op de ernst van het delict, het geconstateerde recidiverisico, de ernst van de problematiek van verdachte en hetgeen de rechtbank hiervoor overigens heeft overwogen, is zij van oordeel dat de maatschappij alleen voldoende kan worden beveiligd indien verdachte wordt begeleid en klinisch wordt behandeld in het kader van de maatregel van terbeschikkingstelling.
Aan de voorwaarden voor het opleggen van deze maatregel is voldaan. Verdachte is onderzocht door een psychiater en een psycholoog en, zoals de rechtbank hiervoor heeft overwogen, blijkt uit hun rapportages dat bij verdachte tijdens het begaan van de bewezen verklaarde feiten sprake was van een gebrekkige ontwikkeling en een ziekelijke stoornis van zijn geestvermogens. Het door verdachte begane feit is een misdrijf waarop naar de wettelijke omschrijving een gevangenisstraf van 12 jaar is gesteld. Voorts is de rechtbank van oordeel dat de veiligheid van anderen, dan wel de algemene veiligheid van personen of goederen de oplegging van de maatregel eist.
Gelet op het voorgaande zal de rechtbank verdachte de maatregel van terbeschikkingstelling opleggen. De rechtbank zal niet bevelen dat verdachte van overheidswege wordt verpleegd. Wel zal de rechtbank ter bescherming van de veiligheid van anderen dan wel de algemene veiligheid van personen of goederen, de na te noemen voorwaarden stellen betreffende het gedrag van verdachte. Verdachte heeft zich bereid verklaard de voorwaarden na te leven.
De totale duur van de terbeschikkingstelling is niet gemaximeerd, nu de maatregel wordt opgelegd ter zake van een misdrijf dat gericht is tegen of gevaar veroorzaakt voor de onaantastbaarheid van het lichaam van één of meer personen.
De rechtbank zal bevelen dat de terbeschikkingstelling met voorwaarden dadelijk uitvoerbaar is.
De rechtbank is van oordeel dat, gelet op de ernst van het feit naast de maatregel van terbeschikkingstelling een forse gevangenisstraf dient te worden opgelegd. De oriëntatiepunten van de LOVS hanteren voor soortgelijke feiten een onvoorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van 24 maanden.
Gelet op de verminderde toerekeningsvatbaarheid van verdachte, de omstandigheid dat verdachte na de detentie naar verwachting nog gedurende langere tijd klinisch zal worden opgenomen en de omstandigheid dat de rechtbank het wenselijk acht dat niet al te lang met de behandeling wordt gewacht, zal de rechtbank de gevangenisstraf beperken tot 18 maanden.