Uitspraak
RECHTBANK NOORD-NEDERLAND
2. [verzoeker 2] ,
1.De verdere procedure
2.De tussenbeschikking van 14 november 2017
3.De feiten
4.De vorderingen van [verzoekers] en het verweer van Aegean
primairop de artikelen 5 lid 1 (c), 7 lid 1 (b) en 8 lid 1 (a) van Verordening (EG) 261/2004 van 11 februari 2004 tot vaststelling van gemeenschappelijke regels inzake compensatie en bijstand aan luchtreizigers bij instapweigering en annulering of langdurige vertraging van vluchten (hierna: Verordening 261/2004) en
subsidiairop het Verdrag van Montréal.
primairbestreden dat Verordening 261/2004 in dit geval van toepassing is, omdat:
5.Bevoegdheid kantonrechter en toepasselijkheid Verordening 261/2004
6.Prejudiciële vragen
behalve wat het recht op terugbetaling betreft indien dit recht bestaat krachtens Richtlijn 90/134 EEG betreffende pakketreizen, met inbegrip van vakantiepakketten en rondreispakketten".