Geconstateerd is dat bij [slachtoffer] op 11 mei 2016 sprake was van een subduraal hematoom over de bolling van de linkerhersenhelft en een dunne film subduraal bloed over de bolling van de rechterhersenhelft, een enigszins wijkende breuk in het wandbeen aan de linkerzijde van de schedel en een geringe weke delen (spier/huid aan buitenzijde schedel) zwelling aan de linkerkant van het hoofd. Op 23 mei 2016 is een toename van het subduraal hematoom over de bolling van de rechterhersenhelft waargenomen.
De aanwezigheid van subduraal bloed kan leiden tot prikkeling van de hersenschors waardoor epileptische aanvallen kunnen worden uitgelokt. In dit geval was bij het kind de epilepsie meest waarschijnlijk het gevolg van prikkeling van de hersenschors door de bloedingen in het hoofd. Voor een andere oorzaak van de epilepsie (zoals een stofwisselingsziekte of structurele afwijkingen in de hersenen) werden geen aanwijzingen gevonden. Er is geen wetenschappelijke onderbouwing dat epilepsie leidt tot de subdurale bloedingen.
Bij aankomst van de ambulance om 11.31 uur op 23 mei 2016 was sprake van een klinische noodsituatie met een encefalopathisch beeld met een bedreigde ademhaling, verminderd bewustzijn en herhaald optredende epileptische aanvallen. Er werd een toename van het subdurale hematoom gezien, met name langs de rechter hersenhelft. Deze toename kan het gevolg zijn geweest van een recidief bloeding (bloeding in een eerdere bloeding) of een nieuwe bloeding (buiten een eerdere bloeding). Er is in dit geval sprake van een trauma na de geboorte als oorzaak van de subdurale bloeding.
Een nieuwe bloeding kan ontstaan door lichamelijke aandoeningen en trauma (een voorval waarbij letsel ontstaat). Als er, zoals in casu het geval is, geen aanwijzingen worden gevonden voor een verklarende aandoening vormt trauma de enige waarschijnlijke verklaring. Er is in dit geval sprake van een trauma na de geboorte als oorzaak van de subdurale bloeding.
Een recidief bloeding kan optreden als gevolg van een spontane bloeding in een eerdere bloeding of in een hersenvochtcollectie als restant van een eerdere bloeding, als gevolg van een gering en mogelijk niet waargenomen contacttrauma en door een ernstig trauma op basis van een acceleratie-deceleratietrauma of een contacttrauma. Als bij een recidief bloeding sprake is van acute ernstige neurologische symptomen/afwijkingen, pleit dit tegen een spontane recidief bloeding of een recidief bloeding op basis van een minimaal trauma. Daarbij worden namelijk bij lichamelijk en beeldvormend onderzoek gewoonlijk geen aanwijzingen gevonden voor nieuwe hersenschade. Kinderen met een recidief bloeding met ernstige neurologische symptomen hebben deze recidief bloeding opgelopen door een nieuw "significant brain trauma". Bij [slachtoffer] was sprake van een klinische noodsituatie. Haar ademhaling was bedreigd, waarvoor ze beademd werd, en ze was niet aanspreekbaar. Later kreeg ze een epileptische aanval waarbij trekkingen waren waar te nemen. Een acute verslechtering van de neurologische status van kinderen bij wie de schedelnaden nog niet gesloten zijn, is op basis van een recidief bloeding na een gering trauma onwaarschijnlijk of zelfs niet voorkomend. Indien bij [slachtoffer] sprake was van een recidief bloeding, zal ze deze bloeding, gelet op de ernst van de neurologische symptomen, hebben opgelopen door een nieuw substantieel trauma.
Epileptische aanvallen kunnen leiden tot een verminderde ademhaling als gevolg van verminderde hersenstamactiviteit ten tijde van en kort na een epileptische aanval. Dat echter de ademhaling dusdanig bedreigd was (op het moment dat klinisch geen trekkingen (meer) zichtbaar waren) dat beademing noodzakelijk was, kent ondergetekende niet uit eigen ervaringen bij (jonge) kinderen in de post-ictale fase (fase na een epileptische aanval). Bovendien werd het ziekenhuis ook een post-ictaal meisje gezien en op dat moment was de ademhaling normaal. Ook werd bij het kind nieuwe schade in het hoofd, namelijk een duidelijke toename van het subduraal hematoom rechts gezien. Bij een spontane recidief bloeding of een recidief bloeding op basis van een minimaal trauma worden bij lichamelijk en beeldvormend onderzoek gewoonlijk geen aanwijzingen gevonden voor nieuwe hersenschade.
Volgens mijn mening en expertise is de toename van het subduraal hematoom in combinatie met de klinische noodsituatie waarschijnlijker na een recidief bloeding of een nieuwe bloeding, beide na een ernstig trauma (repeterend acceleratie-deceleratie trauma, een contacttrauma of een combinatie van beide) dan het gevolg van een recidief bloeding (spontaan of na een gering trauma), al dan niet in combinatie met een epileptische aanval.
Op 20 mei werd [slachtoffer] nog gezien door medische professionals. Op die dag werd ze in goede klinische toestand uit het ziekenhuis ontslagen. Op videobeelden van 21 mei gemaakt door ouders is een meisje te zien zonder op dat moment duidelijke afwijkingen. Op 23 mei sliep het meisje nog toen moeder wegging. Om 11.23 uur werd door vader een 112 melding gedaan. Om 11.31 uur bij aankomst van de ambulance werd een klinische noodsituatie vastgesteld door de ambulancemedewerker. Er was sprake van een bedreigde ademhaling, een verminderd bewustzijn en later van een epileptische aanval. Op basis van voorgaande gegevens kan worden geconcludeerd dat de schade die geleid heeft tot de ontwikkelingen van de klinische verschijnselen die op 23 mei 2016 reden vormden om medische hulp te zoeken meest waarschijnlijk kort (minuten) voor het optreden van de klinische noodsituatie zijn ontstaan.
De bevindingen zijn niet passend als gevolg van accidenteel één of meerdere malen het nekje niet goed ondersteunen of een kind te hard heen en weer wippen in een wipstoeltje. Een voor de bevindingen passend accidenteel trauma, zoals een val van hoogte of een verkeersongeval, werd niet gemeld. Schudden kan leiden tot subdurale bloeduitstortingen. Een ziekte als oorzaak voor deze combinatie van bevindingen kan worden uitgesloten. De bevindingen gedaan op en na 23 mei 2016 kunnen niet zonder meer worden toegeschreven aan de periode rond 8 mei 2016.
De bevindingen zijn veel waarschijnlijker wanneer sprake was van een trauma dan wanneer er sprake was van een aandoening.
De bevindingen zijn veel waarschijnlijker wanneer er sprake was van een trauma na de geboorte dan wanneer er sprake was van trauma voor of tijdens de geboorte.
De bevindingen zijn veel waarschijnlijker het gevolg van handelen van iemand anders dan het gevolg van handelen van het kind zelf.
De bevindingen zijn niet het gevolg van handelingen passend bij de normale omgang met een kind.