RECHTBANK NOORD-NEDERLAND
Afdeling strafrecht
Locatie Groningen
parketnummer 18/820395-17
parketnummer vordering na voorwaardelijke veroordeling 18/830131-15
Vonnis van de meervoudige kamer voor de behandeling van strafzaken d.d. 22 februari 2018 in de zaak van het openbaar ministerie tegen de verdachte
[verdachte],
geboren op [geboortedatum] 1996 te [geboorteplaats],
wonende te [straatnaam], [woonplaats],
thans gedetineerd te PI Leeuwarden.
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting van
8 februari 2018.
Verdachte is verschenen, bijgestaan door mr. K.M.S. Bal, advocaat te Rotterdam. Het openbaar ministerie is ter terechtzitting vertegenwoordigd door mr. S.E. Eijzenga.
Tenlastelegging
Aan verdachte is ten laste gelegd dat:
1. parketnummer 18.820395-17)
hij op of omstreeks 5 augustus 2017 te Groningen met een ander of anderen, op
of aan de openbare weg, te weten de Rijksweg, openlijk in vereniging geweld
heeft gepleegd tegen [slachtoffer 1] en/of [slachtoffer 2], welk geweld bestond uit het
meermalen, althans eenmaal, (telkens):
- slaan en/of schoppen in/op/tegen het gezicht en/of hoofd en/of (een ander
deel van) het lichaam van die [slachtoffer 1] en/of
- slaan en/of schoppen in/op/tegen het gezicht en/of hoofd en/of (een ander
deel van) het lichaam van die [slachtoffer 2] en/of
- ten val brengen en/of laten vallen van die [slachtoffer 1] en/of die [slachtoffer 2],
terwijl het door hem, verdachte, gepleegde geweld enig lichamelijk letsel, te
weten:
- een of meer wonden en/of kneuzingen aan/in het gezicht en/of een gekneusde
schouder van die die [slachtoffer 1] en/of
- een of meer wonden en/of kneuzingen aan/in het gezicht en/of een gekneusde
wijsvinger en/of enkel en/of knie van die [slachtoffer 2]
2. ( parketnummer 18.830357-16)
hij op of omstreeks 29 september 2016, in de gemeente Appingedam,
[slachtoffer 3] en/of [slachtoffer 4], allen brigadier van politie Eenheid
Noord-Nederland, en/of [slachtoffer 5], hoofdagent van politie Landelijke Eenheid
en/of [slachtoffer 6], brigadier van politie Landelijke Eenheid,
heeft bedreigd met verkrachting en/of met feitelijke aanranding van de
eerbaarheid en/of met enig misdrijf tegen het leven gericht en/of met zware
mishandeling, immers heeft verdachte voornoemde [slachtoffer 3], [slachtoffer 4],
[slachtoffer 5] en/of [slachtoffer 6], dreigend de woorden toe te voegen "Ik vermoord jullie"
en/of "Ik ga jullie verkrachten" en/of "Als ik straks vrij ben dan weet ik
jullie te vinden. Ik schiet jullie allemaal dood en ik verkracht jullie" en/of
"Ik maak jullie af" en/of "ik steek jullie neer" en/of "ik neuk jullie
kinderen in de kont", althans (telkens) woorden van gelijke dreigende aard of
strekking;
3. ( parketnummer 18.830357-16)
hij op of omstreeks 29 september 2016, in de gemeente Appingedam, zich met
geweld en/of bedreiging met geweld, heeft verzet tegen (een) ambten(a)ar(en),
[slachtoffer 5], hoofdagent van politie Landelijke Eenheid en/of [slachtoffer 6],
brigadier van politie Landelijke Eenheid, werkzaam in de rechtmatige
uitoefening van zijn/hun bediening, door te duwen en/of te trekken in een
richting tegengesteld aan die, waarin die ambtena(a)r(en) verdachte
trachtte(n) te geleiden,
terwijl dit misdrijf en/of de daarmede gepaard gaande feitelijkheden enig
lichamelijk letsel, te weten letsel aan (rechter)knie, (rechter)scheenbeen
en/of (linker)pols bij die [slachtoffer 5] ten gevolge heeft gehad;
4. ( parketnummer 18.830357-16)
hij op of omstreeks 29 september 2016, in de gemeente Appingedam, als
bestuurder van een motorrijtuig (personenauto) heeft gereden op de/een weg,
(onder meer) de Delfzijlsterweg, zonder dat aan hem door de daartoe bevoegde
autoriteit, als bedoeld in artikel 116 lid 1 van de Wegenverkeerswet 1994 een
rijbewijs was afgegeven voor de categorie van motorrijtuigen, waartoe dat
motorrijtuig behoorde;
5. ( parketnummer 18.830357-16)
hij op of omstreeks 29 september 2016, in de gemeente Groningen, in elk geval
in Nederland, als degene tegen wie verdenking was gerezen als bestuurder van
een personenauto te hebben gehandeld in strijd met artikel 8 van de
Wegenverkeerswet 1994, terwijl het vermoeden bestond dat hij onder invloed van
een andere in artikel 8, eerste lid van genoemde wet bedoelde stof dan
alcoholhoudende drank verkeerde, nadat hij de door een opsporingsambtenaar aan
hem gevraagde toestemming tot het verrichten van een bloedonderzoek, als
bedoeld in artikel 8, tweede lid, aanhef en onder b van genoemde wet, niet had
verleend, geen gevolg heeft gegeven aan een aan hem gegeven bevel van een
hulpofficier van justitie of een daartoe bij regeling van de Minister van
Justitie aangewezen ambtenaar van politie, zich aan dat bloedonderzoek te
onderwerpen en/of geen medewerking daaraan heeft verleend.
Beoordeling van het bewijs
Standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft veroordeling voor de onder 1, 2, 3, 4 en 5 ten laste gelegde feiten gevorderd. Ten aanzien van het onder 1 ten laste gelegde heeft de officier van justitie aangevoerd dat een bewezenverklaring kan volgen met uitzondering van het deel “enig letsel ten gevolge hebbend” aangezien het toebrengen van het letsel niet specifiek aan een bepaalde handeling is te koppelen. Openlijk geweld kan wettig en overtuigend worden bewezen.
Gelet op de bekennende verklaring van verdachte kunnen de onder 2 en 3 ten laste gelegde bedreiging en verzet bij de aanhouding worden bewezen.
Uit het relaas van verbalisanten blijkt dat verdachte bij zijn aanhouding aan de bestuurderskant uit de auto is gekomen, zodat moet worden aangenomen dat hij de auto heeft bestuurd. Verdachte heeft verklaard dat hij niet in het bezit is van een rijbewijs zodat het onder 4 ten laste gelegde rijden zonder rijbewijs kan worden bewezen. Het vermoeden van rijden onder invloed was gerechtvaardigd. Ook het onder 5 ten laste gelegde weigeren van een bloedonderzoek kan worden bewezen.
Standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft betoogd dat verdachte moet worden vrijgesproken van het onder 4 ten laste gelegde. Zij heeft daartoe aangevoerd dat- gelet op de ontkenning van verdachte dat hij de bestuurder van het voertuig was - voor dit feit geen bewezenverklaring kan volgen.
Met betrekking tot het onder 1 ten laste gelegde heeft de raadsvrouw bepleit dat ten aanzien van het “enig letsel ten gevolge hebbend” geen bewezenverklaring kan volgen. Daarnaast heeft de raadsvrouw gesteld dat het slachtoffer [slachtoffer 1] niet tegen zijn hoofd is geschopt. Voor het overige van het onder 1, 2, 3 en 5 kan een bewezenverklaring volgen.
ten aanzien van het onder 1 ten laste gelegde
De rechtbank volstaat ten aanzien van het hierna onder 1 bewezen verklaarde met een opgave van de bewijsmiddelen overeenkomstig het bepaalde in artikel 359, derde lid tweede volzin, van het Wetboek van Strafvordering, nu verdachte het hierna bewezen verklaarde duidelijk en ondubbelzinnig heeft bekend.
Deze opgave luidt als volgt:
1. de door verdachte op de terechtzitting van 8 februari 2018 afgelegde verklaring;
2. een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van aangifte d.d. 5 augustus 2017, opgenomen op pagina 40 e.v. van het dossier van de politie Noord-Nederland met nummer 2017207865 d.d. 30 augustus 2017, inhoudende als verklaring van [slachtoffer 1]:
3. een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van aangifte d.d. 5 augustus 2017, opgenomen op pagina 102 e.v. van voornoemd dossier, inhoudende de verklaring van [slachtoffer 2]:
4. een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van bevindingen d.d. 7 augustus 2018, opgenomen op pagina 78 e.v. van voornoemd dossier, inhoudende als relaas van verbalisant:
5. een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van verhoor getuige d.d. 6 augustus 2017, opgenomen op pagina 71 e.v. van voornoemd dossier, inhoudende als verklaring van [getuige].
De rechtbank is van oordeel dat op grond van voornoemde bewijsmiddelen kan worden bewezen dat verdachte openlijk in vereniging geweld heeft gepleegd tegen personen. Uit de bewijsmiddelen blijkt dat verdachte in het openbaar deel uitmaakte van een groep en dat hij een significante bijdrage heeft geleverd aan het (door die groep) gepleegde geweld.
De rechtbank overweegt voorts dat het toegebrachte letsel niet aan één verdachte of één specifieke handeling worden toegerekend en daarom zal dit deel van de tenlastelegging uit de bewezenverklaring worden gestreept.
ten aanzien van het onder 2 ten laste gelegde
De rechtbank past de volgende bewijsmiddelen toe die de voor de bewezenverklaring redengevende feiten en omstandigheden bevatten zoals hieronder zakelijk weergegeven.
6. de door verdachte op de terechtzitting van 8 februari 2018 afgelegde verklaring, voor zover inhoudende:
Ik heb bij de aanhouding dreigende woorden gesproken. Ik heb "Ik maak jullie af" gezegd. Ik heb tegen die vrouwelijke agent gezegd: "Heb je wel eens een zwarte lul gehad?".
7. een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van aangifte d.d. 29 september 2016, opgenomen op pagina 53 e.v. van de politie Noord-Nederland met nummer 2016298909 d.d. 19 oktober 2016, inhoudende als verklaring van [slachtoffer 3]:
De man verzette zich hevig. De man schreeuwde en krijste. Ik hoorde dat de man meerdere keren riep: "ik vermoord jullie!" , of woorden van gelijke strekking. Ook hoorde ik de man op een gegeven moment roepen: "mevrouw, he lekker ding. Ik ga jullie verkrachten", of woorden van gelijke strekking. Ik hoorde dat de man nogmaals schreeuwde: "ik ga je vermoorden" of woorden van gelijke strekking.
8. een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van aangifte d.d. 29 september 2016, opgenomen op pagina 57 e.v. van voornoemd dossier, inhoudende als verklaring van [slachtoffer 4]:
Ik, verbalisant [slachtoffer 4] hoorde de verdachte meerdere malen de volgende uitspraken zeggen: "Ik vermoord jullie", "Als ik straks vrij ben dan weet ik jullie te vinden", "Ik schiet jullie allemaal dood" en "ik verkracht jullie". Tevens hoorde ik de verdachte hierbij "he mevrouw, ik verkracht jullie" zeggen. Ik hoorde de verdachte zeggen "ik pak je zoon". Ik voelde mij niet prettig bij deze bedreigingen.
9. een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van aangifte d.d. 29 september 2016, opgenomen op pagina 61 e.v. van voornoemd dossier, inhoudende als verklaring van [slachtoffer 5]:
Toen ik met de aangehouden verdachte [verdachte] op de grond belande, begon hij mij ook te bedreigen met de woorden: "Ik maak jullie af", "Ik schiet jullie dood", Ik steek jullie neer". Hij riep dit meermaals. Ook riep hij nog andere woorden maar de exacte woorden weet ik niet meer.
10. en naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van aangifte d.d. 29 september 2016, opgenomen op pagina 64 e.v. van voornoemd dossier, inhoudende als verklaring van [slachtoffer 6]:
Toen ik in de directe nabijheid bevond hoorde ik [verdachte] schreeuwen: "Ik maak jullie af", "Ik schiet jullie dood", Ik steek jullie neer" en "Ik zweer het". Deze woorden herhaalde hij zeker een keer of vier. Ook gebruikte hij andere bewoordingen maar wel met dezelfde strekking. Ik weet zeker dat als [verdachte] de kans kreeg hij deze bedreigingen tegen mij ten uitvoer wilde brengen. Toen ik collega [slachtoffer 5] ondersteunde om de transportboeien aan te leggen om [verdachte] zijn pols, hoorde ik [verdachte] op een luide en voor iedereen verstaanbare toon schreeuwen: "Ik neuk jullie kinderen in de kont", "Ik pak jullie vrouw" en "Ik zweer het je", ik hoorde dat hij dit meerdere keren schreeuwde.
11. een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal d.d. 3 oktober 2016, opgenomen op pagina 68 e.v. van voornoemd dossier, inhoudende het relaas van verbalisanten:
Wij zagen op 29 september 2016 dat het voertuig stopte ter hoogte van perceel [straatnaam] te Appingedam.
De rechtbank overweegt bij dit feit dat verdachte ter zitting heeft verklaard dat hij wel dreigende woorden heeft gesproken. Nu de in de tenlastelegging opgenomen bewoordingen door meerdere aangevers zijn gehoord kan een bewezenverklaring volgen voor alle in de tenlastelegging opgenomen bedreigingen.
ten aanzien van het onder 3 ten laste gelegde
De rechtbank volstaat ten aanzien van het hierna onder 3 bewezen verklaarde met een opgave van de bewijsmiddelen overeenkomstig het bepaalde in artikel 359, derde lid tweede volzin, van het Wetboek van Strafvordering, nu verdachte het hierna bewezen verklaarde duidelijk en ondubbelzinnig heeft bekend.
Deze opgave luidt als volgt:
12. de verklaring van verdachte afgelegd ter terechtzitting van 8 februari 2018;
13. een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van bevindingen d.d. 29 september 2016, opgenomen op pagina 27 e.v. van voornoemd proces-verbaal, inhoudende als relaas van verbalisanten;
14. een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal d.d. 3 oktober 2016, opgenomen op pagina 68 e.v. van voornoemd dossier, inhoudende het relaas van verbalisanten.
ten aanzien van het onder 4 ten laste gelegde
De rechtbank past de volgende bewijsmiddelen toe die de voor de bewezenverklaring redengevende feiten en omstandigheden bevatten zoals hieronder zakelijk weergegeven.
15. de door verdachte op de terechtzitting van 8 februari 2018 afgelegde verklaring, voor zover inhoudende:
Ik ben inderdaad degene die daar toen is aangehouden.
16. een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van verhoor verdachte d.d. 29 september 2016, opgenomen op pagina 42 e.v. van voornoemd dossier, inhoudende als verklaring van [verdachte]:
V: Wat voor een auto heb je?
A: Ik heb zelf geen auto. Ik pak altijd de auto van mijn scharrel.
V: Is dit ook de auto waarin je vannacht bent aangetroffen door de collega's?
A: Ja.
V: Wat voor rijbewijs heb jij?
A: Wat voor rijbewijs. Geen.
17. een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal d.d. 3 oktober 2016, opgenomen op pagina 68 e.v. van voornoemd dossier, inhoudende het relaas van verbalisanten:
Wij zagen dat het voertuig stopte ter hoogte van perceel [straatnaam] te Appingedam. Ten einde te voorkomen dat deze bestuurder uit zijn auto kon wegvluchten en zich aan zijn aanhouding te onttrekken hebben wij ons dienstvoertuig kort bij
de bestuurdersportier geplaatst. Ik, verbalisant [slachtoffer 5], (chauffeur dienstvoertuig) stapte uit mijn auto en liep naar de auto van de verdachte. Ik zag dat de bestuurder toch uit zijn voertuig kroop. Op dat moment heb ik gezegd dat de bestuurder was aangehouden. (…) De verdachte gaf op te zijn genaamd: Achternaam: [verdachte], Voornamen: [verdachte].
18. een schriftelijk stuk d.d. 29 september 2016, opgenomen op pagina 72 van voornoemd dossier inhoudende een uitdraai van het Centraal Rijbewijzen Register waaruit blijkt dat aan verdachte geen rijbewijs is afgegeven.
De rechtbank is van oordeel dat uit de relatering van verbalisanten voldoende duidelijk naar voren komt dat verdachte heeft gereden aangezien zij hebben gezien dat hij degene was die - als bestuurder - uit de auto kroop en vervolgens is aangehouden. De verklaring van verdachte, dat hij niet degene was die heeft gereden, acht de rechtbank om die reden niet geloofwaardig.
ten aanzien van het onder 5 ten laste gelegde
De rechtbank volstaat ten aanzien van het hierna onder 5 bewezen verklaarde met een opgave van de bewijsmiddelen overeenkomstig het bepaalde in artikel 359, derde lid tweede volzin, van het Wetboek van Strafvordering, nu verdachte het hierna bewezen verklaarde duidelijk en ondubbelzinnig heeft bekend.
Deze opgave luidt als volgt:
19. de verklaring van verdachte afgelegd ter terechtzitting van 8 februari 2018;
20. een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal d.d. 3 oktober 2016, opgenomen op pagina 68 e.v. van voornoemd dossier, inhoudende het relaas van verbalisanten;
21. een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van aanhouding d.d. 29 september 2016, opgenomen op pagina 12 e.v. van voornoemd dossier, inhoudende als relaas van verbalisanten.
Bewezenverklaring
De rechtbank acht het onder 1, 2, 3, 4 en 5 ten laste gelegde wettig en overtuigend bewezen, met dien verstande dat:
1. parketnummer 18.820395-17)
hij op 5 augustus 2017 te Groningen met een ander op de openbare weg, te weten de Rijksweg, openlijk in vereniging geweld heeft gepleegd tegen [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2], welk geweld bestond uit het meermalen, telkens:
- slaan tegen het hoofd en/of een ander deel van het lichaam van die [slachtoffer 1] en
- slaan en schoppen tegen hoofd en/of een ander deel van het lichaam van die [slachtoffer 2] en
- ten val brengen van die [slachtoffer 1] en die [slachtoffer 2];
2. ( parketnummer 18.830357-16)
hij op 29 september 2016 in de gemeente Appingedam [slachtoffer 3] en [slachtoffer 4], allen brigadier van politie Eenheid Noord-Nederland, en [slachtoffer 5], hoofdagent van politie Landelijke Eenheid en [slachtoffer 6], brigadier van politie Landelijke Eenheid, heeft bedreigd met verkrachting en met enig misdrijf tegen het leven gericht, immers heeft verdachte voornoemde [slachtoffer 3], [slachtoffer 4], [slachtoffer 5] en [slachtoffer 6], dreigend de woorden toe te voegen "Ik vermoord jullie" en "Ik ga jullie verkrachten" en "Als ik straks vrij ben dan weet ik jullie te vinden. Ik schiet jullie allemaal dood en ik verkracht jullie" en "Ik maak jullie af" en "ik steek jullie neer" en "ik neuk jullie kinderen in de kont";
3. ( parketnummer 18.830357-16)
hij op 29 september 2016 in de gemeente Appingedam zich met geweld en bedreiging met geweld, heeft verzet tegen ambtenaren, [slachtoffer 5], hoofdagent van politie Landelijke Eenheid en [slachtoffer 6], brigadier van politie Landelijke Eenheid, werkzaam in de rechtmatige uitoefening van hun bediening, door te duwen en/of te trekken in een richting tegengesteld aan die, waarin die ambtenaren verdachte trachtten te geleiden, terwijl dit misdrijf en de daarmede gepaard gaande feitelijkheden enig lichamelijk letsel, te weten letsel aan (rechter)knie, (rechter)scheenbeen en (linker)pols bij die [slachtoffer 5] ten gevolge heeft gehad;
4. ( parketnummer 18.830357-16)
hij op 29 september 2016 in de gemeente Appingedam als bestuurder van een motorrijtuig (personenauto) heeft gereden op de weg, onder meer de Delfzijlsterweg, zonder dat aan hem door de daartoe bevoegde autoriteit, als bedoeld in artikel 116 lid 1 van de Wegenverkeerswet 1994 een rijbewijs was afgegeven voor de categorie van motorrijtuigen, waartoe dat motorrijtuig behoorde;
5. ( parketnummer 18.830357-16)
in Nederland, als degene tegen wie verdenking was gerezen als bestuurder van een personenauto te hebben gehandeld in strijd met artikel 8 van de Wegenverkeerswet 1994, terwijl het vermoeden bestond dat hij onder invloed van een andere in artikel 8, eerste lid van genoemde wet bedoelde stof dan alcoholhoudende drank verkeerde, nadat hij de door een opsporingsambtenaar aan hem gevraagde toestemming tot het verrichten van een bloedonderzoek, als bedoeld in artikel 8, tweede lid, aanhef en onder b van genoemde wet, niet had verleend, geen gevolg heeft gegeven aan een aan hem gegeven bevel van een
hulpofficier van justitie of een daartoe bij regeling van de Minister van Justitie aangewezen ambtenaar van politie, zich aan dat bloedonderzoek te onderwerpen en/of geen medewerking daaraan heeft verleend.
Verdachte zal van het meer of anders ten laste gelegde worden vrijgesproken, aangezien de rechtbank dat niet bewezen acht.
Strafbaarheid van het bewezen verklaarde
Het bewezen verklaarde levert op: