Uitspraak
RECHTBANK NOORD-NEDERLAND
[verdachte],
Tenlastelegging
Beoordeling van het bewijs
8 februari 2016, opgenomen op pagina 176 e.v. van voornoemd dossier, inhoudende de verklaring van [verdachte]:
Rechtbank Noord-Nederland
Op 26 februari 2018 heeft de Rechtbank Noord-Nederland uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die beschuldigd werd van ontuchtige handelingen met twee minderjarigen. De zaak kwam voor de meervoudige kamer van de rechtbank in Groningen, waar de verdachte, geboren in 1985, werd bijgestaan door zijn advocaat, mr. M.C. van Linde. Het openbaar ministerie was vertegenwoordigd door mr. S.E. Eijzenga. De tenlastelegging omvatte ontuchtige handelingen met twee slachtoffers, die op het moment van de feiten jonger waren dan zestien jaar. De rechtbank heeft de zaak behandeld op basis van getuigenverklaringen en bewijsstukken, waaronder aangiften en verhoren van de verdachte.
De rechtbank oordeelde dat het onder 2 ten laste gelegde niet wettig en overtuigend bewezen kon worden, en sprak de verdachte daarvan vrij. Echter, het onder 1 ten laste gelegde werd wel bewezen verklaard. De rechtbank concludeerde dat de verdachte in de periode van 17 januari 1999 tot en met 2002 ontuchtige handelingen heeft gepleegd met het slachtoffer, dat toen nog geen zestien jaar oud was. De rechtbank legde de verdachte een jeugddetentie op van vier maanden, met bijzondere voorwaarden, waaronder een ambulante behandeling en toezicht door de reclassering. De rechtbank hield rekening met de persoonlijke omstandigheden van de verdachte en de ernst van de feiten, en besloot het jeugdstrafrecht toe te passen, gezien de leeftijd van de verdachte ten tijde van de feiten.