ECLI:NL:RBNNE:2018:746

Rechtbank Noord-Nederland

Datum uitspraak
22 februari 2018
Publicatiedatum
6 maart 2018
Zaaknummer
6467440
Instantie
Rechtbank Noord-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Beschikking
Rechters
  • E.Th. Zwart-Sneek
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vernietiging ontslag op staande voet en afwijzing ontbindingsverzoek in arbeidsovereenkomst

In deze zaak heeft de kantonrechter zich gebogen over het verzoek van [verzoekster] om het ontslag op staande voet door Oranje Nutrition te vernietigen en om betaling van achterstallig loon. [verzoekster] heeft een verzoek ingediend om het ontslag op staande voet, gegeven op 18 september 2017, te vernietigen. Zij betwist dat er sprake was van een dringende reden voor het ontslag en stelt dat zij recht heeft op loon over de maand oktober 2017. De kantonrechter heeft vastgesteld dat het ontslag op staande voet niet rechtsgeldig was, omdat Oranje Nutrition niet voldoende heeft onderbouwd dat [verzoekster] te weinig uren heeft gewerkt en dat zij zonder toestemming een gesprek heeft opgenomen. De kantonrechter heeft geoordeeld dat er geen dringende reden was voor het ontslag en heeft het verzoek van [verzoekster] om vernietiging van het ontslag toegewezen. Daarnaast heeft de kantonrechter geoordeeld dat de arbeidsovereenkomst tussen partijen voortduurt en dat [verzoekster] recht heeft op loon over oktober 2017, inclusief wettelijke verhoging en rente. Het verzoek van Oranje Nutrition om de arbeidsovereenkomst te ontbinden is afgewezen, omdat de gronden voor ontbinding onvoldoende waren onderbouwd. De proceskosten zijn voor rekening van Oranje Nutrition, die grotendeels in het ongelijk is gesteld.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-NEDERLAND

Afdeling Privaatrecht
Locatie Leeuwarden
zaaknummers: 6467440 AR VERZ 17-122 en 6507291 AR VERZ 17-134
beschikking van de kantonrechter ex artikel 7:671b BW d.d. 22 februari 2018
[verzoekster],
wonende te [woonplaats] ,
verzoekende partij in de zaak van de verzoeken,
verwerende partij in de zaak van de (voorwaardelijke) tegenverzoeken,
procederende met toevoeging,
gemachtigde: mr. J.M. Stevers,
tegen
de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
ORANJE NUTRITION B.V.,
gevestigd te Heerenveen,
verwerende partij in de zaak van de verzoeken,
verzoekende partij in de zaak van de (voorwaardelijke) tegenverzoeken,
gemachtigde: mr. E. Bosscher.
Partijen zullen hierna [verzoekster] en Oranje Nutrition worden genoemd.

1.Het procesverloop

1.1.
[verzoekster] heeft een verzoek gedaan om het door Oranje Nutrition gegeven ontslag op staande voet te vernietigen en Oranje Nutrition te veroordelen tot betaling van (achterstallig) loon, ingekomen ter griffie op 15 november 2017. Dit verzoek is bij de rechtbank geregistreerd onder nummer 6467440 AR VERZ 17-122.
1.2.
Daarnaast heeft [verzoekster] een, met het voormelde verzoek samenhangend, (voorwaardelijk) verzoek gedaan om Oranje Nutrition te veroordelen tot betaling van een vergoeding wegens het niet nakomen van de zogenoemde aanzegverplichting, ingekomen ter griffie op 1 december 2017. Dit verzoek is bij de rechtbank geregistreerd onder nummer 6507291 AR VERZ 17-134.
1.3.
Oranje Nutrition heeft op 4 januari 2018 in beide zaken één (gezamenlijk) verweerschrift ingediend, tevens houdende (voorwaardelijke) tegenverzoeken in zaak 6467440 AR VERZ 17-122.
1.4.
Op 10 januari 2018 heeft in de zaken een gecombineerde zitting plaatsgevonden. De griffier heeft aantekeningen gemaakt van wat partijen ter toelichting van hun standpunten naar voren hebben gebracht. Voorafgaand aan de zitting heeft Oranje Nutrition bij faxbericht van 9 januari 2018 nog stukken toegezonden. Tijdens de zitting heeft [verzoekster] haar verzoek in zaak 6467440 AR VERZ 17-122 verminderd, in die zin dat zij het gevorderde achterstallige loon heeft verminderd tot het maandsalaris over oktober 2017.
1.5.
De zaken zijn ter zitting aangehouden om partijen de gelegenheid te geven om hun geschillen in beide procedures in onderling overleg op te lossen. Bij brief van 24 januari 2018 heeft de gemachtigde van [verzoekster] meegedeeld dat het overleg is mislukt en is de kantonrechter verzocht om een beschikking te geven in beide procedures. De beschikkingen zijn vervolgens bepaald op heden.

2.De feiten

2.1.
Oranje Nutrition is een onderneming gericht op de productie van - met name - babymelkpoeder, voornamelijk voor de Chinese markt. De onderneming is nog niet operationeel en heeft ook nog geen eigen bedrijfspand. Algemeen directeur van Oranje Nutrition is de heer [A.] (hierna: [A.] ).
2.2.
Op 16 augustus 2016 hebben [verzoekster] en [A.] een schriftelijke overeenkomst getekend waarin onder het opschrift "Arbeidsovereenkomst bepaalde tijd" staat, voor zover hier van belang:
Artikel 1: Indiensttreding
De werknemer treedt voor bepaalde tijd en wel van
01 oktober 2016 t/m 01 oktober 2017in dienst bij werkgever. De arbeidsovereenkomst geldt voor
1jaar.
Let op: deze overeenkomst zal van rechtswege eindigen op 01 oktober 2017 zonder dat er daarvoor opzegging is vereist.
Voorts staat in de arbeidsovereenkomst dat [verzoekster] de functie van Productontwikkelaar krijgt tegen een salaris van € 4.280,-- bruto per maand.
2.3.
Op 29 april 2017 is tussen partijen opnieuw een arbeidsovereenkomst voor bepaalde tijd opgemaakt. In deze overeenkomst staat, voor zover hier van belang:
Artikel 1: Indiensttreding
De werknemer treedt voor bepaalde tijd en wel van
01 mei 2017 t/m 01 oktober 2018in dienst bij werkgever. De arbeidsovereenkomst geldt voor
1jaar.
Let op: deze overeenkomst zal van rechtswege eindigen op 01 oktober 2017 zonder dat er daarvoor opzegging is vereist.
In de arbeidsovereenkomst staat voorts dat het salaris € 4.324,-- bruto per maand bedraagt.
2.4.
Op 18 september 2017 is [verzoekster] door Oranje Nutrition op staande voet ontslagen. Bij brief van dezelfde datum heeft Oranje Nutrition dit schriftelijk aan [verzoekster] bevestigd. In deze brief is onder meer het volgende vermeld:
De redenen voor het ontslag zijn, zoals wij u ook op 18 september ontslag opstaande voet hebben meegedeeld: 1. Op basis van de arbeidsovereenkomst moet u 40 uur per week op locatie van ons kantoor in Heerenveen werken. In de periode juni, juli, augustus en september heeft u maar 16 uur of minder per week gewerkt. 2. In [F.] heeft u tijdens een vergadering met een klant een voice opname gedaan zonder onze toestemming. (…)
Wij hebben u eerder in totaal 3 keer over uw gedrag gewaarschuwd. U heeft gelegenheid gehad uw kant van het verhaal te vertellen. Maar dit heeft niet geleid tot enige verbetering van uw gedrag. (…)
Deze redenen vormen elk afzonderlijk maar ook in samenhang een dringende reden voor dit ontslag op staande voet. (…)
2.5.
De gemachtigde van [verzoekster] heeft bij brief van 29 september 2017 aangegeven dat [verzoekster] zich niet kan verenigen met het ontslag op staande voet en dat zij zich ter beschikking stelt om haar werkzaamheden te verrichten.
2.6.
Medio oktober 2017 heeft de heer [B.] , werkzaam bij het bedrijf [C.] in Zwolle (hierna: [C.] ), een brief aan [A.] geschreven. Daarin schrijft hij onder meer het volgende:
Op jouw verzoek ontvang je bij deze een opgave van het aantal dagen dat mevrouw [verzoekster] in de periode [F.] t/m augustus 2017 bij ons aanwezig is geweest.
Omdat zij niet in dienst of ingehuurd is geweest door [C.] hebben wij van haar geen actieve aanwezigheidsregistratie. De hieronder opgesomde dagen zijn dan ook naar eer en geweten zo goed mogelijk ingeschat (op basis van onder andere besprekingen, aantekeningen, gespreksverslagen, etc.).
[F.] 2017 10 dagen
Juni 2017 15 dagen
Juli 2017 10 dagen
Augustus 2017 12 dagen
2.7.
Op 31 oktober 2017 heeft de heer [D.] , directeur van het bedrijf [E.] te Heerenveen (hierna: [E.] ), een brief aan Oranje Nutrition geschreven. Daarin staat onder meer:
U heeft ons gevraagd of mevrouw [verzoekster] werkzaam is geweest op de Mercurius 22 in Heerenveen. Dat is volgens ons niet het geval geweest. U huurt bij ons op de derde verdieping een kantoor. We hebben deze mevrouw in totaal minder dan 10 keer gezien in de periode van mei -augustus 2017. Er zijn twee manieren om ons pand te betreden. De eerste manier is met een eigen (electronisch) sleutel aan de achterzijde. De tweede manier is door de voordeur langs de receptie. Indien iemand door de voordeur komt moet deze persoon zich melden bij de receptie en wordt deze persoon opgehaald door zijn of haar contactpersoon. Bovengenoemde mevrouw heeft zich niet gemeld bij de receptie en heeft ook geen sleutel.
2.8.
Op 4 januari 2018 heeft [F.] (hierna: [F.] ), werkzaam bij Oranje Nutrition, een verklaring getekend. Daarin staat onder meer:
Hierbij geeft ik een verklaring over de tweede arbeidsovereenkomst van mw. [verzoekster] .
Eind mei 2017 belde mevrouw [verzoekster] me over de verblijfsvergunning van haar dochter. Haar dochter heeft haar MVV door een vergissing niet opgehaald in Beijing. (…) Zonder verblijfsvergunning kon haar dochter haar studie niet afmaken in Nederland. Zij wilde een nieuwe aanvraag voor haar dochter indienen. Ze vertelde me dat ze een nieuwe arbeidsovereenkomst nodig had die rekening houdt met de studietijd van haar dochter. Op verzoek van mevrouw [verzoekster] heb ik de arbeidsovereenkomst aangepast. Meneer [A.] was toen niet in Nederland. Ik heb deze arbeidsovereenkomst als Word bestand naar het hoofd kantoor in China gestuurd. Een aantal dagen later heb ik het getekend terug ontvangen (de handtekening heb ik niet nagekeken). Op 23 [F.] 2017 is er een nieuwe aanvraag voor haar dochter gestart. Zie bijlage 1.
Meneer [A.] heeft nooit de intentie gehad om de arbeidsovereenkomst aan te passen. Deze arbeidsovereenkomst is puur gemaakt om de dochter van mw. [verzoekster] te helpen.
2.9.
Daarnaast heeft [F.] een tweede, ongedateerde en niet getekende, verklaring opgesteld. Daarin staat onder meer:
U heeft mij gevraagd een verklaring af te leggen over het gesprek op 18 september 2017 tussen dhr. [A.] en mw. [verzoekster] .
(…)
Dhr. [A.] heeft aangegeven dat mw. [verzoekster] zonder toestemming in mei 2017 tijdens de bespreking met een klant een geluidsopname had gedaan. Mw. [verzoekster] heeft dit erkend. Het doel van de geluidsopname was om Nederlands te leren. Dhr. [A.] vond dat gedrag niet acceptabel. (…).

3.De verzoeken

in de zaak van het verzoek 6467440 AR VERZ 17-122
3.1.
[verzoekster] verzoekt, na vermindering van haar verzoek, de kantonrechter het ontslag op staande voet te vernietigen en Oranje Nutrition te veroordelen tot betaling van het achterstallig loon over de maand oktober 2017, alsmede tot betaling van de wettelijke verhoging ex artikel 7:625 BW en de wettelijke rente. Voorts verzoekt [verzoekster] Oranje Nutrition te veroordelen in de proceskosten.
3.2.
Aan dit verzoek heeft [verzoekster] - kort en zakelijk weergegeven - ten grondslag gelegd dat geen sprake is van een dringende reden voor ontslag op staande voet. [verzoekster] ontkent dat zij vanaf de aanvang van haar dienstverband op 1 [F.] 2017 16 uur per week of minder heeft gewerkt in plaats van de overeengekomen 40 uur per week. Weliswaar heeft zij een groot deel van het werk niet in Heerenveen verricht, maar dat kwam omdat Oranje Nutrition daar nog geen eigen bedrijfsruimte had en de kantoorruimte bij [E.] voor haar niet altijd toegankelijk was. Pas op 11 september 2017 heeft zij de sleutel ontvangen van het tijdelijke kantoor van Oranje Nutrition in Heerenveen. Zij heeft haar werk daarom met name verricht bij [C.] en ook heeft zij veel thuisgewerkt. Daarnaast ontkent [verzoekster] dat zij een gesprek met een klant heeft opgenomen met haar telefoon. Zij heeft enkel een daarop geïnstalleerd vertaalprogramma gebruikt, omdat het gesprek in het Nederlands werd gevoerd en zij deze taal niet machtig is. Tot slot stelt [verzoekster] zich op het standpunt dat het ontslag op staande voet niet onverwijld is gegeven. [verzoekster] wijst er in dit verband op dat de beweerdelijke geluidsopname ruim 4 maanden voor het ontslag heeft plaatsgevonden en dat het beweerdelijke werkverzuim zich heeft afgespeeld in een periode van ongeveer 3,5 maand. Bovendien heeft zij in het weekend vóór haar ontslag op staande voet via WhatsApp nog contact gehad met [A.] . Deze heeft haar er toen niet op aangesproken dat zij te weinig werkte.
3.3.
[verzoekster] heeft verder het verzoek gedaan om Oranje Nutrition te veroordelen tot betaling van het achterstallige loon over de maanden augustus tot en met oktober 2017. Ter zitting heeft [verzoekster] aangegeven dat Oranje Nutrition inmiddels haar loon tot 1 oktober 2017 heeft betaald en dat zij haar verzoek daarom beperkt tot het salaris over de maand oktober 2017. Wel handhaaft [verzoekster] haar aanspraak op de wettelijke verhoging over het niet tijdig betaalde loon over de maanden augustus en september 2017. [verzoekster] heeft aan dit verzoek - kort samengevat - ten grondslag gelegd dat de eerste arbeidsovereenkomst tussen partijen niet was bedoeld als een echte arbeidsovereenkomst, maar enkel is gesloten ten behoeve van het verkrijgen van een verblijfsvergunning door [verzoekster] . [verzoekster] wijst er in dit verband op dat aan de eerste arbeidsovereenkomst feitelijk ook geen invulling is gegeven. De tweede arbeidsovereenkomst geeft wél de werkelijke bedoeling van partijen weer, aldus [verzoekster] . Ingevolge die arbeidsovereenkomst was zij in oktober 2017 nog steeds in dienst bij Oranje Nutrition en had zij in die maand dus recht op loon.
in zaak van het verzoek 6507291 AR VERZ 17-134
3.4.
[verzoekster] verzoekt de kantonrechter Oranje Nutrition voorwaardelijk, namelijk voor het geval in rechte wordt vastgesteld dat tussen partijen een tijdelijke arbeidsovereenkomst heeft gegolden die is geëindigd op 1 oktober 2017, te veroordelen tot betaling van de aanzegvergoeding als bedoeld in artikel 7:668 lid 3 BW ter grootte van een maandsalaris
(€ 4.280,-- bruto) wegens het niet nakomen van de aanzegverplichting als bedoeld in artikel 7:668 lid 1, onderdeel a, BW.

4.Het verweer en de (voorwaardelijke) tegenverzoeken

in de zaak van het verzoek 6467440 AR VERZ 17-122
4.1.
Oranje Nutrition heeft zich verweerd tegen het verzoek. Zij voert - samengevat - aan dat [verzoekster] op de in de ontslagbrief van 18 september 2017 genoemde gronden terecht op staande voet is ontslagen. [verzoekster] heeft veel minder gewerkt dan waartoe zij contractueel verplicht was. Oranje Nutrition betwist dat de kantoorruimte bij [E.] niet altijd beschikbaar was voor [verzoekster] . Het probleem was echter dat [verzoekster] in [woonplaats] woonde en dat zij van daaruit met het openbaar vervoer naar Zwolle of Heerenveen moest. Hierdoor kon zij geen volledige werkweek draaien en zich niet aan de overeengekomen arbeidstijden (maandag t/m vrijdag van 08:30 tot 17:00 uur) houden, aldus Oranje Nutrition. Verklaringen van [C.] en [E.] ondersteunen dit. Het ontslag is ook onverwijld gegeven. [A.] , die in de periode juni tot september 2017 in China was, is er pas begin september 2017 mee bekend geworden dat [verzoekster] substantieel minder werkte dan was overeengekomen. Toen [verzoekster] vervolgens ook erkende dat zij in [F.] 2017 geluidsopnamen van een bespreking met een klant had gemaakt, heeft Oranje Nutrition haar op staande voet ontslagen.
4.2.
Voor het geval de arbeidsovereenkomst tussen partijen blijkt niet te zijn geëindigd door het aan [verzoekster] op staande voet gegeven ontslag, heeft Oranje Nutrition een aantal tegenverzoeken ingediend.
4.3.
Primair verzoekt Oranje Nutrition bij wijze van tegenverzoek voor recht te verklaren dat partijen zijn overeengekomen dat de arbeidsovereenkomst op 1 oktober 2017 is geëeindigd. Volgens Oranje Nutrition is alleen de eerste arbeidsovereenkomst echt en is de tweede arbeidsovereenkomst alleen maar op verzoek van [verzoekster] opgesteld met als doel om een (nieuwe) verblijfsvergunning voor haar dochter te regelen. De tweede arbeidsovereenkomst is dus een gefingeerde arbeidsovereenkomst waaraan [verzoekster] geen rechten kan ontlenen jegens Oranje Nutrition. Ingevolge de eerste arbeidsovereenkomst eindigt het dienstverband met [verzoekster] op 1 oktober 2017. Overigens kan ook uit de bewoordingen van de tweede arbeidsovereenkomst worden afgeleid dat het de bedoeling van partijen is geweest om hun arbeidsrelatie per 1 oktober 2017 te beëindigen, aldus Oranje Nutrition. Ook in die overeenkomst wordt 1 oktober 2017 immers genoemd als einddatum van de arbeidsovereenkomst.
4.4.
Subsidiair verzoekt Oranje Nutrition bij wijze van tegenverzoek de arbeidsovereenkomst met [verzoekster] op zo kort mogelijke termijn te ontbinden op grond van artikel 7:671b lid 1, onderdeel a, BW, in verbinding met artikel 7:669 lid 3, onderdeel e dan wel g, BW, zonder enige (billijke) vergoeding en met veroordeling van [verzoekster] in de proceskosten. Aan dit verzoek legt Oranje Nutrition ten grondslag dat sprake is van - kort gezegd - verwijtbaar handelen of nalaten van [verzoekster] en een verstoorde arbeidsverhouding, zodanig dat van Oranje Nutrition in redelijkheid niet kan worden gevergd de arbeidsovereenkomst te laten voortduren. Ter onderbouwing wordt verwezen naar het feitencomplex dat heeft geleid tot het ontslag op staande voet. Daarnaast heeft Oranje Nutrition aangegeven dat in de Chinese cultuur respect heel belangrijk is. Nu [verzoekster] zich op 18 september 2017 in hoge mate respectloos tegenover [A.] heeft uitgelaten, is een vruchtbare samenwerking tussen partijen niet meer mogelijk.
4.5.
Meer subsidiair verzoekt Oranje Nutrition bij wijze van tegenverzoek voor recht te verklaren dat partijen zijn overeengekomen dat de arbeidsovereenkomst eindigt op 1 [F.] 2018.
4.6.
[verzoekster] heeft verweer gevoerd met als conclusie dat de kantonrechter Oranje Nutrition niet-ontvankelijk verklaart in haar vorderingen, althans deze afwijst. Op dit verweer zal hierna, voor zover van belang, nader worden ingegaan.
in de zaak van het verzoek 6507291 AR VERZ 17-134
4.7.
Oranje Nutrition verweert zich tegen het verzoek en concludeert tot afwijzing daarvan.

5.De beoordeling

in het verzoek in de zaak 6467440 AR VERZ 17-122
5.1.
Het gaat in deze zaak om de vraag of het ontslag op staande voet moet worden vernietigd en of Oranje Nutrition moet worden veroordeeld tot betaling van achterstallig loon.
5.2.
[verzoekster] heeft het verzoek tijdig ingediend, omdat het is ontvangen binnen twee maanden na de dag waarop de arbeidsovereenkomst is geëindigd.
5.3.
Ingevolge artikel 7:677 lid 1 BW is iedere partij bevoegd de arbeidsovereenkomst onverwijld op te zeggen om een dringende reden, onder onverwijlde mededeling van die reden aan de wederpartij. Ingevolge artikel 7:678 lid 1 BW worden voor de werkgever als dringende redenen beschouwd zodanige daden, eigenschappen of gedragingen van de werknemer, die ten gevolge hebben dat van de werkgever redelijkerwijs niet kan worden gevergd de arbeidsovereenkomst te laten voortduren.
5.4.
Volgens vaste rechtspraak moeten bij de beoordeling van de vraag of sprake is van een dringende reden alle omstandigheden van het geval worden afgewogen, waaronder de aard en de ernst van hetgeen de werkgever als dringende reden aanmerkt, de aard van de dienstbetrekking, de duur ervan en de wijze waarop de werknemer die dienstbetrekking heeft vervuld, alsmede de persoonlijke omstandigheden van de werknemer, zoals zijn leeftijd en de gevolgen die het ontslag op staande voet voor hem zouden hebben. De stelplicht en de bewijslast ten aanzien van het bestaan van een dringende reden liggen bij de werkgever. Tegen deze achtergrond overweegt de kantonrechter als volgt.
5.5.
In de brief van 18 september 2017 waarmee het op die dag gegeven ontslag op staande voet is bevestigd, wordt door Oranje Nutrition als dringende reden genoemd dat [verzoekster] (veel) minder dan het overeengekomen aantal uren werkte en daarnaast dat [verzoekster] zonder haar toestemming een gesprek met een klant heeft opgenomen. De kantonrechter zal beide ontslaggronden hierna bespreken.
5.6.
Ten aanzien van het eerste verwijt aan het adres van [verzoekster] heeft Oranje Nutrition aangevoerd dat [verzoekster] in de periode juni tot en met september 2017 in plaats van 40 uur week slechts 16 uur of minder per week heeft gewerkt. Ter onderbouwing hiervan heeft Oranje Nutrition verklaringen van [C.] en [E.] in het geding gebracht.
5.7.
[verzoekster] bestrijdt dat zij te weinig uren heeft gewerkt. [verzoekster] heeft daartoe aangevoerd dat Oranje Nutrition tot 11 september 2017 nog geen eigen bedrijfslocatie had en dat zij daarom steeds op verschillende locaties werkzaam was, met name bij [C.] en thuis. Zij heeft niet of nauwelijks bij [E.] gewerkt, omdat zij het pand niet inkwam. Zij had namelijk geen sleutel en bij de receptie stond zij niet als werknemer bekend. Via een contactpersoon kon zij toegang krijgen tot haar werkplek, maar die contactpersoon was er niet altijd.
5.8.
In het licht van deze gemotiveerde betwisting door [verzoekster] heeft Oranje Nutrition naar het oordeel van de kantonrechter haar stelling dat [verzoekster] per week maar 16 uur of minder werkte, onvoldoende onderbouwd. De verklaringen van [E.] en [C.] aangaande de aanwezigheid van [verzoekster] bij hun bedrijf zijn onvoldoende om aan te kunnen nemen dat [verzoekster] te weinig werkte. De verklaring van [E.] is nietszeggend, omdat [verzoekster] niet ontkent dat zij daar niet of nauwelijks heeft gewerkt maar stelt dat zij afwisselend bij [C.] of thuis heeft gewerkt. Maar ook de verklaring van [C.] acht de kantonrechter ontoereikend als bewijs dat [verzoekster] te weinig heeft gewerkt. Deze verklaring bevat immers niet meer dan een globale inschatting van het aantal uren dat [verzoekster] in een bepaalde maand bij [C.] aanwezig is geweest zonder concrete data of weken te noemen. In zoverre is deze verklaring niet verifieerbaar, zodat de kantonrechter daaraan niet de waarde kan hechten die Oranje Nutrition daaraan wenst te hechten. Maar ook uitgaande van de juistheid van de verklaring van [C.] , volgt daaruit op zichzelf niet dat [verzoekster] te weinig uren maakte. De resterende uren kan [verzoekster] immers thuis hebben gewerkt, zoals zij gemotiveerd heeft gesteld. Niet gesteld of gebleken is dat het [verzoekster] niet was toegestaan om (deels) thuis te werken en daarnaast heeft Oranje Nutrition geen concrete en verifieerbare gegevens in het geding gebracht waaruit kan worden afgeleid dat van thuiswerken door [verzoekster] geen sprake is of kan zijn geweest.
5.9.
Ten aanzien van het tweede verwijt dat Oranje Nutrition aan [verzoekster] maakt, het zonder toestemming opnemen van een gesprek met een klant, heeft [verzoekster] het verweer gevoerd dat zij het gesprek niet heeft opgenomen maar een vertaalprogramma op haar telefoon heeft gebruikt. In het licht van dit gemotiveerde verweer heeft Oranje Nutrition ook dit verwijt aan het adres van [verzoekster] onvoldoende onderbouwd. Haar verwijzing naar een verklaring van [F.] over het ontslaggesprek tussen [A.] en [verzoekster] , is in dit verband ontoereikend. Naar het oordeel van de kantonrechter is deze (ongetekende) verklaring niet duidelijk, in die zin dat het kan zijn dat [F.] bedoelt te zeggen dat [verzoekster] in het ontslaggesprek zelf heeft erkend een geluidsopname te hebben gemaakt, maar het ook kan zijn dat zij heeft bedoeld te zeggen dat [A.] heeft aangegeven dat [verzoekster] dit (eerder) tegenover hem heeft erkend. Oranje Nutrition biedt op dit punt weliswaar bewijs aan, maar de kantonrechter zal dit aanbod passeren. Ook al zou namelijk komen vast staan dat [verzoekster] in het ontslaggesprek tegenover [A.] heeft erkend dat zij inderdaad een geluidsopname heeft gemaakt, dan geldt dat Oranje Nutrition heeft nagelaten te onderbouwen waarom het maken van een geluidsopname van een gesprek
- waarvan [verzoekster] dus heeft betwist dat dit heeft plaatsgevonden - in dit geval een dringende reden zou opleveren voor ontslag op staande voet. Bewijslevering zal derhalve niet tot een ander oordeel leiden.
5.10.
Uit het voorgaande volgt dat er geen dringende reden was voor het ontslag op staande voet. Het ontslag op staande voet is dan ook niet rechtsgeldig gegeven. De vraag of dit ontslag al dan niet onverwijld is gegeven, behoeft tegen deze achtergrond geen bespreking meer.
5.11.
Uit artikel 7:681 lid 1, onderdeel a, BW volgt dat de kantonrechter op verzoek van de werknemer de opzegging van de arbeidsovereenkomst door de werkgever kan vernietigen, indien de werkgever heeft opgezegd in strijd met artikel 7:671 BW. Omdat hiervoor is geoordeeld dat het ontslag op staande voet niet rechtsgeldig is, zal het verzoek van [verzoekster] om vernietiging van dat ontslag worden toegewezen. Er is immers sprake van een opzegging in strijd met artikel 7:671 BW, zodat er grond is om toepassing te geven aan artikel 7:681 lid 1 BW.
5.12.
Nu het ontslag op staande voet wordt vernietigd, duurde de arbeidsovereenkomst voort en had [verzoekster] in beginsel recht op loon. Partijen houdt echter verdeeld de vraag of de arbeidsovereenkomst inmiddels (van rechtswege) per 1 oktober 2017 is geëindigd. Volgens Oranje Nutrition is alleen de eerste arbeidsovereenkomst echt en betreft de tweede arbeidsovereenkomst een schijnconstructie met de bedoeling om een (nieuwe) verblijfsvergunning voor de dochter van [verzoekster] te regelen. [verzoekster] betwist dat en voert aan dat juist het tegenovergestelde geldt. Volgens [verzoekster] betrof de eerste arbeidsovereenkomst een schijnconstructie die nodig was voor het aanvragen van een verblijfsvergunning voor haarzelf.
5.13.
De kantonrechter stelt vast dat partijen op 16 augustus 2016 een arbeidsovereenkomst voor bepaalde tijd hebben getekend. Deze arbeidsovereenkomst zag op de indiensttreding van [verzoekster] als productontwikkelaar bij Oranje Nutrition per 1 oktober 2016, zulks tot 1 oktober 2017. De kantonrechter stelt verder vast dat [verzoekster] een tweede arbeidsovereenkomst in het geding heeft gebracht, die op 29 april 2017 is opgemaakt en getekend zijdens Oranje Nutrition. Het betreft wederom een arbeidsovereenkomst voor bepaalde tijd, ditmaal van 1 [F.] 2017 tot 1 oktober 2018. [verzoekster] heeft ter zitting onweersproken gesteld zij deze arbeidsovereenkomst digitaal getekend heeft teruggezonden naar Oranje Nutrition.
5.14.
Oranje Nutrition voert weliswaar aan dat deze tweede arbeidsovereenkomst in werkelijkheid een schijnconstructie betreft, maar zij heeft deze stelling naar het oordeel van de kantonrechter onvoldoende aannemelijk weten te maken. Daarbij neemt de kantonrechter in aanmerking dat de tweede arbeidsovereenkomst zijdens Oranje Nutrition is getekend door dezelfde persoon die de ontslagbrief van 18 september 2017 heeft getekend. Ter zitting is duidelijk geworden dat de laatstgenoemde handtekening afkomstig is van het Chinese hoofdkantoor van Oranje Nutrition, zodat het ervoor moet worden gehouden dat (ook) de tweede arbeidsovereenkomst bevoegdelijk is getekend zijdens Oranje Nutrition. Voorts staat niet ter discussie dat [verzoekster] ten tijde van de in de eerste arbeidsovereenkomst genoemde indienststredingsdatum - 1 oktober 2016 - nog niet in Nederland was, dat zij haar werkzaamheden voor Oranje Nutrition feitelijk eerst vanaf [F.] 2017 heeft aangevangen en dat zij pas vanaf dat moment het in de tweede arbeidsovereenkomst genoemde loon heeft ontvangen. Partijen hebben dus feitelijk de tweede (en niet de eerste) arbeidsovereenkomst uitgevoerd. Gelet op al deze feiten en omstandigheden in onderling verband en samenhang beschouwd, acht de kantonrechter onvoldoende aannemelijk gemaakt dat de tweede arbeidsovereenkomst een schijnconstructie betreft.
5.15.
De door Oranje Nutrition in het geding gebrachte schriftelijke verklaring van [F.] van 4 januari 2018 is voorts van onvoldoende gewicht om tot een andersluidend oordeel te komen. Niet alleen heeft [verzoekster] deze verklaring gemotiveerd betwist, maar ook spoort de verklaring van [F.] niet met de feiten. Zo heeft [F.] verklaard dat zij eind [F.] 2017 door [verzoekster] is gebeld, dat [verzoekster] haar vertelde dat zij met het oog op het verkrijgen van een (nieuwe) verblijfsvergunning voor haar dochter een nieuwe arbeidsovereenkomst nodig had, dat zij vervolgens de arbeidsovereenkomst heeft aangepast en een aantal dagen later getekend terug heeft ontvangen van het hoofdkantoor in China. Blijkens de tweede arbeidsovereenkomst is deze overeenkomst echter reeds op 29 april 2017 opgesteld en getekend. Deze inconsistentie doet naar het oordeel van de kantonrechter afbreuk aan de geloofwaardigheid van de verklaring van [F.] .
5.16.
Gelet hierop zal de kantonrechter bij haar verdere beoordeling de inhoud van de tweede arbeidsovereenkomst als uitgangspunt nemen. Partijen verschillen van mening wat de looptijd van deze arbeidsovereenkomst is. Volgens [verzoekster] volgt uit artikel 1 dat de arbeidsovereenkomst eindigt op 1 oktober 2018, terwijl Oranje Nutrition zich op het standpunt stelt dat daaruit volgt dat de arbeidsovereenkomst op 1 oktober 2017 is geëindigd of anders op 1 mei 2018 zal eindigen. De kantonrechter overweegt als volgt.
5.17.
Bij de beantwoording van de vraag hoe een overeenkomst moet worden uitgelegd, komt het niet alleen aan op een zuiver taalkundige uitleg van het contract, maar tevens op de zin die partijen in de gegeven omstandigheden over en weer redelijkerwijs aan elkaars verklaringen en gedragingen mochten toekennen en op wat zij te dien aanzien redelijkerwijs van elkaar mochten verwachten.
5.18.
De kantonrechter stelt vast dat in artikel 1 van de (tweede) arbeidsovereenkomst is opgenomen dat
"de werknemer voor bepaalde tijd en wel van 01 mei 2017 t/m 01 oktober 2018"in dienst bij werkgever treedt. Het hierna in artikel 1 vermelde is hiermee evenwel in tegenspraak. In de volgende zin staat namelijk dat de arbeidsovereenkomst geldt voor 1 jaar, terwijl daarna is vermeld dat de overeenkomst van rechtswege zal eindigen op 01 oktober 2017. De kantonrechter stelt vast dat alleen de tekst
"01 mei 2017 t/m 01 oktober 2018"een wijziging inhoudt ten opzichte van de eerste arbeidsovereenkomst en dat de rest van artikel 1 precies hetzelfde is gebleven. Gelet hierop acht de kantonrechter aannemelijk dat de bewust aangepaste tekst, die bovendien de looptijd van de arbeidsovereenkomst het meest concreet en specifiek omschrijft, de werkelijke bedoeling van partijen weergeeft, zoals [verzoekster] stelt, en niet het daarmee in tegenspraak zijnde, algemener geformuleerde, gedeelte van artikel 1, dat daarna volgt. De kantonrechter acht het waarschijnlijk dat dat gedeelte bij het wijzigen van de arbeidsovereenkomst per abuis is blijven staan.
5.19.
De kantonrechter komt op grond van hetgeen hiervoor is overwogen tot het oordeel dat het ervoor moet worden gehouden dat de arbeidsovereenkomst tussen [verzoekster] en Oranje Nutrition is aangegaan van 1 mei 2017 tot en met 1 oktober 2018 en daarmee dus niet (van rechtswege) per 1 oktober 2017 is geëindigd.
5.20.
Uit het voorgaande volgt dat het verzoek van [verzoekster] tot betaling van haar loon over de maand oktober 2017 voor toewijzing gereed ligt.
5.21.
De verzochte wettelijke verhoging van artikel 7:625 BW over dit loon en over het te laat betaalde salaris over de maanden augustus en september 2017 zal, als niet afzonderlijk bestreden, worden toegewezen zoals hierna in de beslissing vermeld. Voor (ambtshalve) matiging van de wettelijke verhoging ziet de kantonrechter geen aanleiding.
5.22.
Ook de verzochte wettelijke rente zal als onvoldoende weersproken worden toegewezen zoals in het dictum vermeld.
5.23.
De proceskosten komen voor rekening van Oranje Nutrition, omdat zij ongelijk krijgt. Deze kosten zijn tot op heden aan de zijde van [verzoekster] vastgesteld op:
- griffierecht: € 78,00
- salaris gemachtigde:
€ 600,00
Totaal: € 678,00
in de tegenverzoeken in zaak 6467440 AR VERZ 17-122
5.24.
Aangezien het gegeven ontslag op staande voet zal worden vernietigd, wordt toegekomen aan de beoordeling van de tegenverzoeken van Oranje Nutrition.
5.25.
De kantonrechter stelt voorop dat het primaire en meer subsidiaire tegenverzoek van Oranje Nutrition verklaringen voor recht betreffen. Aan het verweer van [verzoekster] dat een verklaring voor recht niet in een verzoekschriftprocedure kan worden afgegeven, gaat de kantonrechter voorbij. Gelet op de jurisprudentie van de Hoge Raad (o.a. HR 24 oktober 1997, NJ 1999, 395, LJN: ZC2473, en HR 31 maart 2000, NJ 2000, 497, LJN: AA5319) is het mogelijk een verklaring voor recht te geven in een verzoekschriftprocedure, mits deze gevorderde verklaring zich beperkt tot de vaststelling van de rechtsverhouding die in geschil is. Daarvan is hier sprake.
5.26.
Anders dan [verzoekster] , oordeelt de kantonrechter voorts dat de tegenverzoeken ook voldoende verband houden met het einde van het dienstverband zoals bedoeld in artikel 7:686a lid 3 BW, zodat deze verzoeken ingevolge dat artikel in deze verzoekschriftprocedure kunnen worden behandeld.
5.27.
Uit de beoordeling van het verzoek van [verzoekster] (zie rechtsoverwegingen 5.13. t/m 5.19.) volgt dat het primaire verzoek van Oranje Nutrition om voor recht te verklaren dat partijen zijn overeengekomen dat de arbeidsovereenkomst op 1 oktober 2017 is geëindigd, moet worden afgewezen.
5.28.
Oranje Nutrition heeft subsidiair verzocht om de arbeidsovereenkomst met [verzoekster] te ontbinden.
5.29.
De kantonrechter stelt voorop dat uit artikel 7:669 lid 1 BW volgt dat de arbeidsovereenkomst alleen kan worden opgezegd indien daar een redelijke grond voor is en herplaatsing van de werknemer binnen een redelijke termijn niet mogelijk is of in de rede ligt. Die eisen gelden ingevolge artikel 7:671b lid 2, eerste volzin, BW ook voor de ontbinding van de arbeidsovereenkomst door de kantonrechter. In artikel 7:669 lid 3 BW is nader omschreven wat onder een redelijke grond moet worden verstaan. Oranje Nutrition heeft haar verzoek om ontbinding van de arbeidsovereenkomst gebaseerd op twee gronden, te weten (ernstig) verwijtbaar handelen van [verzoekster] (artikel 7:669 lid 3, onderdeel e, BW) en een onherstelbare vertrouwensbreuk (artikel 7:669 lid 3, onderdeel g, BW). Oranje Nutrition legt aan dit ontbindingsverzoek hetzelfde feitencomplex ten grondslag als aan het ontslag op staande voet.
5.30.
Nu in de zaak van het verzoek is geoordeeld dat de door Oranje Nutrition gemaakte verwijten aan het adres van [verzoekster] onvoldoende zijn onderbouwd, brengt dit mee dat deze verwijten ook geen redelijke grond voor ontbinding vormen als bedoeld in artikel 7:669 lid 1 onderdeel e BW.
5.31.
Ook heeft Oranje Nutrition haar stelling dat sprake is van een verstoorde arbeidsverhouding onvoldoende onderbouwd. Ter zitting heeft Oranje Nutrition weliswaar verklaard dat respect in de Chinese cultuur heel belangrijk is en dat een vruchtbare samenwerking tussen [A.] en [verzoekster] niet meer mogelijk is, nu [verzoekster] zich op 18 september 2017 in hoge mate respectloos tegenover [A.] heeft uitgelaten, maar een dergelijke verklaring alleen is onvoldoende om een ontbinding op de g-grond te dragen. Indien sprake zou zijn van spanningen tussen [A.] en [verzoekster] als gevolg van hetgeen tussen hen is voorgevallen, dan had het op de weg van Oranje Nutrition gelegen om zich in te spannen om hun (werk)relatie te herstellen. Nergens blijkt uit dat Oranje Nutrition zich hiertoe heeft ingespannen. Zodoende is van een zodanige verstoorde arbeidsverhouding dat van Oranje Nutrition in redelijkheid niet kan worden gevergd de arbeidsovereenkomst te laten voortduren, niet gebleken. Ook op de g-grond kan het verzoek tot ontbinding van de arbeidsovereenkomst daarom niet worden toegewezen.
5.32.
De conclusie is dat de kantonrechter het subsidiaire tegenverzoek van Oranje Nutrition zal afwijzen en dat de arbeidsovereenkomst dus niet zal worden ontbonden. Dit betekent dat het dienstverband van [verzoekster] bij Oranje Nutrition voortduurt.
5.33.
Oranje Nutrition heeft als meer subsidiair tegenverzoek een verzoek ingediend om voor recht te verklaren dat partijen zijn overeengekomen dat de arbeidsovereenkomst op
1 mei 2018 zal eindigen. Ook dit tegenverzoek zal de kantonrechter afwijzen. Partijen zijn immers, zoals hiervoor is geoordeeld, een arbeidsovereenkomst aangegaan voor de periode van 1 mei 2017 tot en met 1 oktober 2018 en geen van partijen heeft deze arbeidsovereenkomst tot op heden rechtsgeldig (tussentijds) opgezegd.
5.34.
Oranje Nutrition zal als de grotendeels in het ongelijk te stellen partij worden veroordeeld in de proceskosten. Deze kosten worden aan de zijde van [verzoekster] vastgesteld op
€ 600,-- voor salaris gemachtigde.
in het verzoek in zaak 6507291 AR VERZ 17-134
5.35.
Het verzoek van [verzoekster] is voorwaardelijk, in die zin dat daaraan eerst wordt toegekomen indien in rechte wordt vastgesteld dat tussen partijen een tijdelijke arbeidsovereenkomst heeft gegolden die is geëindigd op 1 oktober 2017. Nu hiervoor in het verzoek 6467440 AR VERZ 17-122 is geoordeeld dat het dienstverband loopt van 1 mei 2017 tot 1 oktober 2018, is de voorwaarde waaronder het verzoek is ingediend niet vervuld, zodat de kantonrechter aan de inhoudelijke beoordeling van, en beslissing op, het verzoek niet toekomt.
5.36.
Gelet hierop is de kantonrechter van oordeel dat het redelijk is dat partijen in het verzoek ieder hun eigen proceskosten dragen. De kantonrechter neemt daarbij in aanmerking dat Oranje Nutrition voor haar verweer in deze zaak geen afzonderlijke proceshandeling heeft verricht.

6.De beslissing

De kantonrechter:
op het verzoek in zaak 6467440 AR VERZ 17-122
6.1.
vernietigt het door Oranje Nutrition gegeven ontslag op staande voet van
18 september 2017;
6.2.
veroordeelt Oranje Nutrition tot betaling aan [verzoekster] van haar loon over de maand oktober 2017 ten bedrage van € 4.324,-- bruto, althans het netto equivalent daarvan, te vermeerderen met de wettelijke verhoging ex artikel 7:625 BW en de wettelijke rente vanaf
4 november 2017 tot aan de dag van volledige voldoening;
6.3.
veroordeelt Oranje Nutrition tot betaling aan [verzoekster] van de wettelijke verhoging ex artikel 7:625 BW over het te laat betaalde loon over de maanden augustus en september 2017;
6.4.
veroordeelt Oranje Nutrition in de proceskosten, tot op heden aan de zijde van [verzoekster] vastgesteld op € 678,--;
op de tegenverzoeken in zaak 6467440 AR VERZ 17-122
6.5.
wijst de verzochte ontbinding af;
6.6.
veroordeelt Oranje Nutrition in de proceskosten, tot op heden aan de zijde van de [verzoekster] vastgesteld op € 600,--;
op het verzoek in zaak 6507291 AR VERZ 17-134
6.7.
bepaalt dat iedere partij de eigen proceskosten draagt.
Aldus gegeven te Leeuwarden en in het openbaar uitgesproken op 22 februari 2018 door
mr. E.Th. Zwart-Sneek, kantonrechter, in tegenwoordigheid van de griffier.
c: 413