ECLI:NL:RBNNE:2018:747

Rechtbank Noord-Nederland

Datum uitspraak
1 maart 2018
Publicatiedatum
6 maart 2018
Zaaknummer
18/830141-16
Instantie
Rechtbank Noord-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Op tegenspraak
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Oplegging van gevangenisstraf wegens ontuchtige handelingen met minderjarige stiefkinderen

Op 1 maart 2018 heeft de Rechtbank Noord-Nederland uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die beschuldigd werd van ontuchtige handelingen met zijn stiefkinderen, die op het moment van de feiten minderjarig waren. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte in de periode van 1 januari 2012 tot en met 31 december 2012 meermalen ontuchtige handelingen heeft gepleegd met zijn stiefdochters, geboren in 2000 en 2002. De feiten kwamen aan het licht door de aangiftes van de slachtoffers, die consistent en gedetailleerd waren, en werden ondersteund door ander bewijs, waaronder WhatsApp-berichten waarin de verdachte zijn daden erkende.

De rechtbank oordeelde dat de verklaringen van de slachtoffers betrouwbaar waren en dat er voldoende bewijs was om de verdachte schuldig te verklaren. De verdachte ontkende de beschuldigingen en stelde dat de aangiftes verzonnen waren, maar de rechtbank vond geen steun voor deze bewering in het dossier. De rechtbank legde de verdachte een gevangenisstraf op van 24 maanden, waarvan 8 maanden voorwaardelijk, met een proeftijd van 3 jaren. Daarnaast werden de vorderingen van de benadeelde partijen, de stiefdochters, toegewezen, waarbij de verdachte werd veroordeeld tot betaling van € 2.000,- aan elke benadeelde partij voor immateriële schade, vermeerderd met wettelijke rente.

De rechtbank benadrukte de ernst van de feiten en het misbruik van de positie van de verdachte als stiefvader, wat een aanzienlijke impact had op de slachtoffers. De rechtbank hield rekening met de omstandigheden waaronder de feiten zijn gepleegd en de mogelijke gevolgen voor de slachtoffers, die nog steeds de gevolgen van het misbruik ondervinden.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-NEDERLAND

Afdeling strafrecht
Locatie Groningen
parketnummer 18/830141-16
Vonnis van de meervoudige kamer voor de behandeling van strafzaken d.d. 1 maart 2018 in de zaak van het openbaar ministerie tegen de verdachte

[verdachte] ,

geboren op [geboortedatum] 1965 te [geboorteplaats] ,
wonende te [woonplaats] , [straatnaam] .
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting van
15 februari 2018. Verdachte is verschenen.
Het openbaar ministerie is ter terechtzitting vertegenwoordigd door mr J. Houwink.

Tenlastelegging

Aan verdachte is ten laste gelegd dat:
1.
hij in of omstreeks de periode 1 januari 2012 tot en met 31 december 2012 te
[pleegplaats], met [slachtoffer 1] , te weten
zijn, verdachtes, stiefkind, geboren op [geboortedatum] 2000, die toen de leeftijd
van zestien jaren nog niet had bereikt, buiten echt, een of meer ontuchtige
handeling(en) heeft gepleegd, te weten;
- het zoenen van die [slachtoffer 1] en/of
- het (meermalen) geven van een kus op de borst(en) van die [slachtoffer 1]
en/of
- het (meermalen) wrijven over en/of betasten en/of aanraken van de borsten
van die [slachtoffer 1] en/of
- het (meermalen) wrijven over en/of betasten en/of aanraken van de vagina van
die [slachtoffer 1] en/of
- die [slachtoffer 1] ertoe brengen zich geheel althans
gedeeltelijk naakt te tonen, terwijl hij, verdachte, die [slachtoffer 1] verzorgde of opvoedde als behorend tot zijn gezin.
2.
hij in of omstreeks de periode 1 januari 2012 tot en met 31 december 2012 te [pleegplaats], met [slachtoffer 2] , te weten zijn, verdachtes, stiefkind, geboren op [geboortedatum] 2002, die toen de leeftijd van zestien jaren nog niet had bereikt, buiten echt, een of meer ontuchtige handeling(en) heeft gepleegd, te weten;
- het zoenen van die [slachtoffer 2] en/of
- het (meermalen) wrijven over en/of betasten en/of aanraken van de borsten van die [slachtoffer 2] en/of
- het (meermalen) wrijven over en/of betasten en/of aanraken van de vagina van die [slachtoffer 2] en/of
- het door [slachtoffer 2] laten vasthouden, althans
aanraken van zijn, verdachtes, penis en/of
- die [slachtoffer 2] ertoe brengen zich geheel althans gedeeltelijk naakt te tonen, terwijl hij, verdachte, die [slachtoffer 2] verzorgde of opvoedde als behorend tot zijn gezin.

Beoordeling van het bewijs

Standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft op grond van de stukken in het dossier gerekwireerd tot bewezenverklaring van het onder 1 en 2 ten laste gelegde. De officier van justitie heeft daartoe aangevoerd dat er voldoende wettig bewijs voorhanden is bestaande uit de aangiftes van de [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] . Deze verklaringen zijn betrouwbaar, consistent en ondersteunen elkaar. Daarnaast is het wettige bewijs overtuigend nu de aangiftes worden ondersteund door het WhatsApp gesprek tussen verdachte en de oma van aangeefsters en de getuigenverklaring van [getuige 1] .
Standpunt van de verdachte
De verdachte heeft ontkend dat hij zich schuldig heeft gemaakt aan het onder 1 en 2 ten laste gelegde. Hij heeft daartoe aangevoerd dat de aangiftes onbetrouwbaar zijn omdat de beschuldigingen door aangeefsters zijn verzonnen. Zij hebben hun verklaringen op elkaar afgestemd.
Oordeel van de rechtbank
Betrouwbaarheid van de verklaringen van aangeefsters
Ten aanzien van de betrouwbaarheid van de verklaringen van aangeefsters overweegt de rechtbank als volgt. [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] hebben bij de politie steeds consistent en gedetailleerd verklaard over de gebeurtenissen die zich in de ten laste gelegde periode hebben afgespeeld. De rechtbank acht deze verklaringen met name betrouwbaar omdat verdachte in het WhatsApp-gesprek met de oma van aangeefsters heeft toegegeven dat hij hun borsten heeft betast.
Daarnaast komt de verklaring van [slachtoffer 1] overeen met de verklaring van haar moeder. Zij heeft een verklaring afgelegd over hetgeen [slachtoffer 1] over het misbruik aan haar heeft verteld. Deze 'de auditu'-verklaring is weliswaar ontoereikend om als steunbewijs te dienen, maar mag wel worden meegenomen bij de beoordeling van de betrouwbaarheid van de aangifte. Van belang in dat verband is dan of, en zo ja in hoeverre, in deze 'de auditu'-verklaring specifieke onderdelen van de verklaring van [slachtoffer 1] worden bevestigd. Dat daarvan sprake is, blijkt uit hetgeen de moeder van [slachtoffer 1] heeft verklaard over het moment dat zij voor het eerst iets te weten komt over het misbruik van [slachtoffer 1] . "V: Wat is het eerste wat je te weten komt over wat er gebeurd is en hoe is dat gegaan? A: De eerste keer dat was 24 december volgens mij, 2012. Toen kwam ze (de rechtbank begrijpt: [slachtoffer 1]) de volgende dag, 's avonds, toen ze naar bed ging. Ze was overstuur. Ze vertelde dat hij haar op bed had gedrukt en aan haar borsten had gezeten. Ik zag dat ze angstig was en grote ogen had. Toen heb ik hem naar boven laten komen en ik heb hem gevraagd wat hij gedaan had. En waarom hij [slachtoffer 1] op bed had gedrukt en aan haar borsten had gezeten. [verdachte] zei: 'Dat was niet de bedoeling'. [1]
Verdachte heeft ter zitting aangevoerd dat de beschuldigingen door aangeefsters zijn verzonnen en dat zij hun verklaringen op elkaar hebben afgestemd. De rechtbank overweegt dat uit het dossier en het onderzoek ter zitting geen feiten en omstandigheden naar voren zijn gekomen, die deze stelling ondersteunen. Desgevraagd heeft verdachte geen verklaring of motief kunnen bedenken waarom [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] hem vals zouden beschuldigen. Gelet op het voorgaande, is de rechtbank van oordeel dat er geen reden bestaat te twijfelen aan de betrouwbaarheid van de verklaringen van aangeefsters en acht zij deze bruikbaar voor het bewijs.
De rechtbank past ten aanzien van het onder 1 en 2 ten laste gelegde de volgende bewijsmiddelen toe die de voor de bewezenverklaring redengevende feiten en omstandigheden bevatten zoals hieronder zakelijk weergegeven. Ieder bewijsmiddel is -ook in onderdelen- slechts gebruikt voor het feit waarop het blijkens zijn inhoud betrekking heeft.
1. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van aangifte d.d. 13 april 2015, opgenomen op pagina 26 van het dossier van Politie Noord-Nederland met nummer PL0100 2015055490 d.d. 23 maart 2016, inhoudende als verklaring van [slachtoffer 1]
(V: verbalisant en A: [slachtoffer 1] ):
Ik doe aangifte van misbruik tegen [verdachte] . De eerste keer was in 2012, volgens mij in november/december. Het was toen eerste of tweede kerstdag. Dat was aan de [straatnaam] in [pleegplaats]. Ik was samen met [slachtoffer 2] op onze slaapkamer op zolder. Allebei riepen wij van: " [verdachte] kom eens naar boven". Toen hij ging kijken zeiden wij van 'grapje'. Hij ging ons kietelen op onze buik. [slachtoffer 2] rende naar beneden. Hij drukte mij op bed. Hij drukte met zijn rechter hand tegen mijn borstkas/keel. Doordat hij duwde, viel ik op bed. Ik lag toen op mijn rug. Ik droeg toen een jurkje, met daaronder een legging en een shirtje. Ik droeg nog een bh en een gewone onderbroek. Ik lag op bed en hij lag bovenop mij, op zijn buik. Zijn hoofd lag bij mijn hoofd. Ik probeerde weg te komen, maar dat lukte niet. Ik wilde niet dat hij mij ging zoenen en draaide mijn hoofd naar links en rechts. Hij pakte toen mijn hoofd vast. Dat deed hij met zijn handen bij mijn oren. Hij zoende mij toen, op mijn mond, met zijn mond open. Na het zoenen, ging hij met zijn hand in mijn shirt voelen en daarna trok hij mijn shirt naar beneden en gaf er een kus op. Hij ging voelen op mijn borst, linkerborst. Vanaf de bovenkant ging hij in mijn shirt. Hij deed dat met zijn rechterhand. Ik had een sport bh aan, een topje zeg maar, daar kun je makkelijk bij in. Hij ging ook meteen met zijn hand onder mijn sport bh. Hij aaide mij over mijn blote borst. Hij trok aan de hals en trok zo mijn shirt en bh naar beneden zodat mijn borsten bloot waren. Hij ging toen een kus op mijn beide tepels geven. Toen vroeg hij wat ik tegen mama ging zeggen. Tegen 20:00 à 21:00 uur, ging ik naar bed en toen heb ik het verteld. Ik heb gezegd dat [verdachte] aan mijn borsten had gezeten. Ik was verdrietig. Ik huilde. Mama heeft [verdachte] geroepen naar boven. Mama vroeg waarom hij het had gedaan. Hij zei: "Sorry, het was niet mijn bedoeling". Mama zei dat hij dat niet tegen haar moest zeggen, maar tegen mij. [verdachte] kwam toen naar mij toe en zei: 'Sorry het was niet mijn bedoeling geweest'.
Als ik aan het douchen was, mocht ik de deur niet op slot doen. Hij (de rechtbank begrijpt: verdachte) kwam regelmatig in de douche. Er was wel een douchegordijn. Hij pakte dan iets uit de douche en ik moest kijken van hem. Hij zei van: "Kom er maar even uit en laat je maar even goed zien" Als ik dat niet deed, dan deed hij het douchegordijn weg.
Ik had ook een keer vet voor mijn huid. Hij (de rechtbank begrijpt: verdachte) wilde toen dat ik het vet aan hem gaf zodat hij mij kon insmeren. Hij zei van: "Ik smeer jullie wel even in". Hij smeerde ons overal in met het vet op plekken waar het niet echt nodig was. Mama was dan weg of aan het werk. Ik was toen 10 à 11 jaar. Hij smeerde mij en mijn zusje in. Mijn zusje heeft iets gezien van het insmeren.
V: Welke plekken bedoel je wat niet nodig was?
A: Bij mijn vagina.
V: Wat deed hij dan?
A: Ja, insmeren en voelen. Hij voelde in mijn vagina. Niet daar waar je kinderen kan krijgen, maar daar gewoon voorin. Daar waar het balletje zit. Dat is één keer gebeurd. Ik was toen
12 jaar. [slachtoffer 2] was daarbij. Zij werd ook ingesmeerd. Dat ging precies hetzelfde. Zij was 10 jaar. Dat is beneden in de woonkamer aan de [straatnaam] gebeurd.
Mama deed meestal de opvoeding en [verdachte] af en toe ook wel. [verdachte] bracht ons naar school.
V: Wat weet jij over je zusje [slachtoffer 2] . Wat is er met haar gebeurd?
A: Zij was een keer bang, mama moest 's nachts werken, ze vroeg of ze bij [verdachte] mocht liggen. Hij had haar hand gepakt en op zijn penis gelegd. Hij had aan haar gevraagd wat ze aan mama ging vertellen. Ik zag [verdachte] wel als mijn vader.
V: Wat heb jij gezien van het insmeren van [slachtoffer 2] ?
A: Alleen haar bovenlichaam en benen.
V: Jullie hadden toch kleding aan? (…) Hoe kon hij jullie dan insmeren?
A: Ja, gewoon er onderdoor.
(…) De volgende dag waren wij weer alleen. Wij waren beneden en toen gebeurde het onder het stoeien zeg maar. Hij (de rechtbank begrijpt: verdachte) ging mij kietelen en hij pakte mij van achteren. Hij pakte mij van achter beet bij mijn beide borsten. Hij kneep één keer in mijn borsten.
2. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van aangifte van Politie Noord-Nederland d.d. 28 april 2015, opgenomen op pagina 58 e.v. van het dossier, inhoudende de verklaring van [slachtoffer 2] (V: verbalisanten en A: [slachtoffer 2] ):
Ik wil aangifte doen van misbruik door [verdachte] . De eerste keer begon het op de slaapkamer. Hij (de rechtbank begrijpt: verdachte) zat toen aan mijn borsten omdat hij wilde voelen of ik bultjes had omdat mijn broer dat ook een keer had. Dat was in 2012. Het was in de zomer want het was mooi weer. Het was op zolder. Op de kamer van mij en mijn zus [slachtoffer 1] . Hij deed zijn hand onder mijn T-shirt en zei dat hij wilde kijken of ik bultjes had. Hij gingen knijpen op mijn borst. De tweede keer was mama aan het werk en zaten [slachtoffer 1] , [verdachte] en ik op de bank. Dat was in 2012. Ik gaf [verdachte] een kus en boog naar voren. Toen pakte hij mijn borst vast. Hij ging knijpen. Toen vroeg hij om nog een kus. Toen ik voor de tweede keer naar voren boog, deed hij precies hetzelfde.
Als derde stond ik onder de douche. Dat was denk ik in 2012. Mama was aan het werk. Ik was naakt en stond te douchen. [verdachte] vroeg of ik de deur wilde opendoen. Hij stond bij de deuropening en zei van: "Pak de shampoo maar". Ik zei van: "Dat hoeft niet" Hij zei het voor de tweede keer. Ik heb mijn shampoo gepakt en heb het bij de wasbak neergezet. Ik ben toen weer onder de douche gegaan. Hij bleef eerst even in de deuropening staan en is toen weer weggegaan. [verdachte] verzorgde ons. Eten koken, de was. Dingen die een moeder ook doet. Ik zag [verdachte] als een echte vader.
Mama en [verdachte] hadden vaseline gekocht voor mij. [verdachte] zei dat hij mij wel ging insmeren. [slachtoffer 1] was er ook bij. [verdachte] heeft mij toen ingevet. [slachtoffer 1] was daar ook bij. [verdachte] zit op bed. [slachtoffer 1] zat achter het bureau. Ik stond voor hem. Ik had niks aan. Hij zei dat hij mij dan beter kon invetten. Hij vette mijn borsten, mijn kut, daarna mijn benen en mijn armen in.
V: Hoe ging dat bij je kut?
A: Een beetje er in. Het kan open en hij ging er tussen wrijven. Ik bedoel dan mijn schaamlippen.
V: Welke gaatje zat hij dan niet?
A: Niet in het gaatje waar je piemel in kan en waarmee je kinderen kan krijgen. Hij zat met zijn hand boven de gaatjes. Hij ging wrijven met zijn hand. [slachtoffer 1] was er heel even, maar ging toen weg. Het insmeren is één keer gebeurd.
V: Toen jij bij hem in bed lag, Wat gebeurde er vervolgens?
A: Hij (de rechtbank begrijpt: verdachte) pakte mijn hand en legde die op zijn piemel. Ik trok mijn hand terug. Hij zei van: "Vind je het erg aan papa's... " dat woord begreep ik niet. Hij pakte weer mijn hand en legde die weer op zijn piemel. Ik trok weer mijn hand terug. Hij zei van: "Wat ga jij tegen mama zeggen".
V: Hoe wist je dat het zijn piemel was?
A: Het voelde gewoon zo. Ik voelde ook een bal. Hij is altijd kickbokser geweest en verloor 1 bal. Ik wist meteen dat het zijn piemel was.
V: Met welke hand pakte [verdachte] jouw hand vast?
A: Met de rechter, want ik lag op mijn linkerzij naar hem toe.
Mijn zus en ik gingen ons voor de grap verstoppen in onze kamer. We riepen [verdachte] en mama. [verdachte] kwam toen alleen boven. Toen dit gebeurde, was er een man die altijd met zand tekende op de televisie. Dat is dan altijd met kerst of oud en nieuw. Toen hij boven kwam, hij zag ons niet want wij waren verstopt. Wij kwamen tevoorschijn. Ik rende naar de trap en hij pakte mij bij mijn borst. Hij greep mij van achteren vast met zijn handen om mij heen, bij mijn borsten. [slachtoffer 1] kwam eraan, Hij had mij alleen vast. Hij liet los en ik rende naar beneden. Toen is dat met [slachtoffer 1] boven gebeurd. [verdachte] drukte haar op het bed, hij zoende haar, pakte haar bij haar borst. Zij wilde omhoog gaan, maar toen drukte hij haar op het bed. Ik weet dit van [slachtoffer 1] zelf. [slachtoffer 1] heeft als eerste wat tegen mama gezegd. Dit alles is aan de [straatnaam] in [pleegplaats] gebeurd.
3. Een geschrift, te weten een weergave van WhatsAppberichten, opgenomen in bijlage 2 bij de aangifte van [slachtoffer 1] , opgenomen op pagina 41 e.v. van voornoemd dossier:
16:42 12 feb - [naam] : Waarom heb jij onze kleindochters sexueel misbruikt dan als zij nog in je hart zat? En nooit eerlijk met ons over gesproken wij weten dat pas sinds je weg bent bij hen.
16:43 12 feb - [verdachte] : Ik heb alleen aan hun borsten gezeten toen ze zeiden dat ze een knobbel voelde
16:45 12 feb - [naam] : En bij [slachtoffer 2] ? En dan nog dan stuur jr ze toch naar hun moeder als man zijnde?
16:46 12 feb - [verdachte] : Bij [slachtoffer 2] ook alleen haar borstjes
23:33 12 feb - [verdachte] : Zij maak me zwart in [pleegplaats]
23:33 12 feb - [naam] : Waarmee? en tegen wie???
23:34 12 feb - [verdachte] : Omdat ik toen aan de meide zat en dat gebruikt ze tegen mij
Met betrekking tot de hiervoor weergegeven standpunten overweegt de rechtbank het volgende. Ingevolge het tweede lid van artikel 342 van het Wetboek van Strafvordering (hierna: Sv) - dat de tenlastelegging in haar geheel betreft en niet een onderdeel daarvan - kan het bewijs dat de verdachte het tenlastegelegde feit heeft begaan, door de rechter niet uitsluitend worden aangenomen op de verklaring van één getuige en/of op verklaringen die afkomstig zijn van die ene getuige of bron. Deze bepaling verbiedt de rechtbank tot een bewezenverklaring te komen ingeval de door één getuige waargenomen feiten en omstandigheden op zichzelf staan en onvoldoende steun vinden in ander bewijsmateriaal. De vraag of aan het bewijsminimum is voldaan, laat zich niet in algemene zin beantwoorden, maar moet per concreet geval worden beoordeeld.
De rechtbank overweegt dat de omstandigheid dat er sprake is van twee afzonderlijke, betrouwbaar geachte aangiftes van soortgelijke, zo niet identieke, delicten tegen dezelfde verdachte, tot geen andere conclusie kan leiden dan dat deze elkaar over en weer, niet alleen in feitelijke, maar ook in bewijstechnische zin ondersteunen. De rechtbank wijst op de volgende overeenkomende feitelijke omstandigheden die uit de bewijsmiddelen kunnen worden afgeleid. Verdachte heeft met aangeefsters in dezelfde periode, dezelfde ontuchtige handelingen gepleegd waarbij hij op vergelijkbare wijze te werk is gegaan. Aangeefsters hebben beiden verklaard dat de ontuchtige handelingen plaatsvonden wanneer zij alleen waren met verdachte omdat hun moeder aan het werk was. Ook hebben zij verklaard dat verdachte telkens aan hen heeft gevraagd: "Wat ga je tegen mama zeggen?".
De aangiftes worden bovendien ondersteund door ander bewijs, namelijk het WhatsApp-gesprek tussen verdachte en de oma van aangeefsters. Uit dit gesprek volgt dat verdachte heeft toegegeven dat hij de borsten van aangeefsters heeft betast.
Gelet op het voorgaande acht de rechtbank wettig en overtuigend bewezen dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan het onder 1 en 2 ten laste gelegde. De rechtbank overweegt dat er onvoldoende wettig en overtuigend bewijs voorhanden is dat verdachte [slachtoffer 2] heeft gezoend. Verdachte zal van dit deel van het onder 2 ten laste gelegde worden vrijgesproken.

Bewezenverklaring

De rechtbank acht het onder 1 en 2 ten laste gelegde wettig en overtuigend bewezen, met dien verstande dat:
1.
hij in de periode 1 januari 2012 tot en met 31 december 2012 te [pleegplaats], met [slachtoffer 1] , te weten zijn, verdachtes, stiefkind, geboren op [geboortedatum] 2000, die toen de leeftijd van zestien jaren nog niet had bereikt, buiten echt, ontuchtige handelingen heeft gepleegd, te weten;
- het zoenen van die [slachtoffer 1] en
- het geven van een kus op de borsten van die [slachtoffer 1] en
- het meermalen wrijven over en/of betasten en/of aanraken van de borsten van die [slachtoffer 1] en
- het wrijven over en/of betasten en/of aanraken van de vagina van die [slachtoffer 1] en
- die [slachtoffer 1] ertoe brengen zich geheel naakt te tonen, terwijl hij, verdachte, die [slachtoffer 1] verzorgde of opvoedde als behorend tot zijn gezin.
2.
hij in de periode 1 januari 2012 tot en met 31 december 2012 te [pleegplaats] met [slachtoffer 2] , te weten zijn, verdachtes, stiefkind, geboren op [geboortedatum] 2002, die toen de leeftijd van zestien jaren nog niet had bereikt, buiten echt, ontuchtige handelingen heeft gepleegd, te weten;
- het meermalen wrijven over en/of betasten en/of aanraken van de borsten van die [slachtoffer 2] en
- het wrijven over en/of betasten en/of aanraken van de vagina van die [slachtoffer 2] en
- het door [slachtoffer 2] laten aanraken van zijn, verdachtes, penis en
- die [slachtoffer 2] ertoe brengen zich geheel naakt te tonen, terwijl hij, verdachte, die [slachtoffer 2] verzorgde of opvoedde als behorend tot zijn gezin.
Verdachte zal van het meer of anders ten laste gelegde worden vrijgesproken, aangezien de rechtbank dat niet bewezen acht.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. Verdachte is daardoor niet geschaad in de verdediging.

Strafbaarheid van het bewezen verklaarde

Het bewezen verklaarde levert op:
1. met iemand beneden de leeftijd van zestien jaren buiten echt ontuchtige handelingen plegen, terwijl de schuldige het feit begaat tegen een kind dat hij verzorgt op opvoedt als behorend tot zijn gezin;
2. met iemand beneden de leeftijd van zestien jaren buiten echt ontuchtige handelingen plegen, terwijl de schuldige het feit begaat tegen een kind dat hij verzorgt op opvoedt als behorend tot zijn gezin.
Deze feiten zijn strafbaar nu geen omstandigheden aannemelijk zijn geworden die de strafbaarheid uitsluiten.

Strafbaarheid van verdachte

De rechtbank acht verdachte strafbaar nu niet van enige strafuitsluitingsgrond is gebleken.

Strafmotivering

Vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat verdachte ter zake van het onder 1 en 2 ten laste gelegde wordt veroordeeld tot een gevangenisstraf van 24 maanden waarvan 8 maanden voorwaardelijk met een proeftijd van 3 jaren met daaraan gekoppeld als bijzondere voorwaarden dat verdachte meewerkt aan de totstandkoming van diagnostiek en zo nodig een ambulante behandeling bij de AFPN ondergaat. Bij de formulering van de strafeis heeft de officier van justitie als strafverzwarende omstandigheid meegenomen dat verdachte de feiten heeft begaan tegen zijn jonge stiefkinderen die tot zijn gezin behoorden en die hij opvoedde. Voorts heeft de officier van justitie meegenomen dat er een groot risico op herhaling bestaat.
Standpunt van de verdachte
De verdachte heeft aangevoerd dat hij zijn werk kwijt zal raken indien de rechtbank een gevangenisstraf oplegt.
Oordeel van de rechtbank
Bij de bepaling van de straf heeft de rechtbank rekening gehouden met de aard en de ernst van het bewezen en strafbaar verklaarde, de omstandigheden waaronder dit is begaan, de persoon van verdachte zoals deze naar voren is gekomen uit het onderzoek op de terechtzitting, het verdachte betreffende uittreksel uit de justitiële documentatie, alsmede de vordering van de officier van justitie en hetgeen verdachte ter zitting naar voren heeft gebracht.
De rechtbank heeft in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen.
Verdachte heeft in 2012 meermalen ontucht gepleegd met zijn minderjarige stiefdochters. De rechtbank overweegt dat verdachte door zijn handelen niet alleen een onaanvaardbare inbreuk heeft gemaakt op de lichamelijke en geestelijke integriteit van zijn stiefdochters, maar dat hij ook misbruik heeft gemaakt van zijn positie als stiefvader en dat hij het in hem gestelde vertrouwen ernstig heeft geschonden.
Het is een feit van algemene bekendheid dat slachtoffers van zedendelicten daardoor psychisch beschadigd kunnen raken en daarvan ook op latere leeftijd nog de gevolgen kunnen ondervinden. Uit de ingediende slachtofferverklaringen is de rechtbank gebleken dat de slachtoffers nog steeds de nadelige gevolgen ondervinden van hetgeen heeft plaatsgevonden.
De rechtbank rekent het verdachte zwaar aan dat hij zich totaal niet heeft bekommerd om de schade die hij bij zijn stiefdochters zou kunnen aanrichten.
De rechtbank heeft tevens in aanmerking genomen dat verdachte, blijkens het hem betreffende uittreksel uit de justitiële documentatie d.d. 12 januari 2018, niet eerder wegens soortgelijke delicten met justitie is aanraking is geweest.
Voorts constateert de rechtbank dat verdachte niet heeft meegewerkt aan het opstellen van een advies en een plan van aanpak door de reclassering. Verdachte heeft ter zitting zijn persoonlijke omstandigheden nader toegelicht.
De aard en de ernst van de door verdachte gepleegde feiten rechtvaardigen naar het oordeel van de rechtbank de oplegging van een forse gevangenisstraf. De rechtbank overweegt daartoe dat verdachte meerdere malen ontuchtige handelingen heeft gepleegd met beide stiefdochters. Ter zitting is gebleken dat verdachte mogelijk met de nodige (persoons)problematiek kampt. Gelet hierop is de rechtbank van oordeel dat dat de door de officier van justitie gevorderde strafoplegging een passende reactie vormt. De rechtbank zal aan verdachte een deels voorwaardelijke gevangenisstraf opleggen, teneinde te bevorderen dat verdachte zich zal laten begeleiden door de reclassering en dat verdachte zich in de toekomst zal onthouden van het plegen van delicten als de onderhavige.

Benadeelde partijen

De volgende personen hebben zich als benadeelde partij in het strafproces gevoegd met een vordering tot schadevergoeding:
1. [slachtoffer 1] , tot een bedrag van € 2.000,- ter zake van immateriële schade, vermeerderd met wettelijke rente vanaf de datum dat de schade is ontstaan, met oplegging van de schadevergoedingsmaatregel;
2. [slachtoffer 2] , tot een bedrag van € 2.000,- ter vergoeding van immateriële schade, vermeerderd met wettelijke rente vanaf de datum dat de schade is ontstaan, met oplegging van de schadevergoedingsmaatregel.
Standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat de vorderingen worden toegewezen, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf de datum dat de schade is ontstaan, met oplegging van de schadevergoedingsmaatregel.
Standpunt van de verdachte
Verdachte heeft geen verweer gevoerd tegen de vorderingen van de benadeelde partijen.
Oordeel van de rechtbank
Naar het oordeel van de rechtbank is voldoende aannemelijk geworden dat de benadeelde partijen de gestelde schade hebben geleden en dat deze schade een rechtstreeks gevolg is van het onder feit 1 en feit 2 bewezen verklaarde. De vorderingen, waarvan de hoogte niet door verdachte is betwist, zullen daarom worden toegewezen, te vermeerderen met de gevorderde wettelijke rente over dit bedrag vanaf 31 december 2012.
Nu vast staat dat verdachte tot de hiervoor genoemde bedragen aansprakelijk is voor de schade die door het bewezen verklaarde is toegebracht, zal de rechtbank de schadevergoedingsmaatregel opleggen om te bevorderen dat de schade door verdachte wordt vergoed.

Toepassing van wetsartikelen

De rechtbank heeft gelet op de artikelen 14a, 14b, 14c, 14d, 36f, 57, 63, 247 en 248 van het Wetboek van Strafrecht, zoals deze artikelen golden ten tijde van het bewezen verklaarde.

Uitspraak

De rechtbank

Verklaart het onder 1 en 2 ten laste gelegde bewezen, te kwalificeren en strafbaar zoals voormeld en verdachte daarvoor strafbaar.
Verklaart niet bewezen hetgeen aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan het bewezen verklaarde en spreekt verdachte daarvan vrij.
Veroordeelt verdachte tot:

een gevangenisstraf voor de duur van 24 maanden.

Bepaalt dat van deze gevangenisstraf
een gedeelte, groot 8 maanden gevangenisstraf, niet zal worden ten uitvoer gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten, op grond, dat de veroordeelde voor het einde van of gedurende de proeftijd, welke hierbij wordt vastgesteld op 3 jaren, de hierna te noemen algemene of bijzondere voorwaarden niet heeft nageleefd.
Beveelt dat de tijd door de veroordeelde voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering doorgebracht, bij de (eventuele) uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf, geheel in mindering zal worden gebracht.
Stelt als algemene voorwaarden:
1. dat de veroordeelde zich voor het einde van de proeftijd niet schuldig maakt aan een strafbaar feit;
2. dat de veroordeelde ten behoeve van het vaststellen van zijn identiteit medewerking verleent aan het nemen van een of meer vingerafdrukken of een identiteitsbewijs als bedoeld in artikel 1 van de Wet op de identificatieplicht ter inzage aanbiedt;
3. dat de veroordeelde medewerking verleent aan het reclasseringstoezicht als bedoeld in artikel 14d, tweede lid, van het Wetboek van Strafrecht, de medewerking aan huisbezoeken daaronder begrepen.
Stelt als bijzondere voorwaarden:
- dat de veroordeelde zich gedurende de proeftijd meldt bij de reclassering, zolang de reclassering dit noodzakelijk acht;
- dat de veroordeelde gedurende de proeftijd meewerkt aan de totstandkoming van diagnostiek en zo nodig zich gedurende de proeftijd onder ambulante behandeling zal stellen van de AFPN of soortgelijke instelling, op de tijden en plaatsen als door of namens die instelling aan te geven.
Draagt de reclassering op toezicht te houden op de naleving van de voorwaarden en de veroordeelde ten behoeve daarvan te begeleiden.
Ten aanzien van 18/830141-16, feit 1:
Wijst de vordering van de benadeelde partij
[slachtoffer 1]toe en veroordeelt verdachte mitsdien tot betaling aan deze benadeelde partij van een bedrag van € 2.000,- (zegge: tweeduizend euro), te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 31 december 2012. Veroordeelt verdachte in de kosten van het geding door de benadeelde partij gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak alsnog te maken, tot heden begroot op nihil.
Legt aan verdachte de verplichting op aan de staat, ten behoeve van het slachtoffer
[slachtoffer 1] te betalen een bedrag van € 2.000,- (zegge: tweeduizend euro), bij gebreke van betaling en verhaal te vervangen door hechtenis voor de duur van 30 dagen, met dien verstande dat de toepassing van de vervangende hechtenis de hiervoor opgelegde verplichting niet opheft. Dit bedrag bestaat uit € 2.000,- aan immateriële schade.
Bepaalt daarbij dat, indien verdachte heeft voldaan aan de verplichting tot betaling aan de staat ten behoeve van het slachtoffer [slachtoffer 1] daarmee de verplichting van verdachte om aan de benadeelde partij dit bedrag te betalen komt te vervallen en omgekeerd, dat, indien verdachte aan de benadeelde partij het opgelegde bedrag heeft betaald, daarmee de verplichting tot betaling aan de staat van dit bedrag komt te vervallen.
Ten aanzien van 18/830141-16, feit 2:
Wijst de vordering van de benadeelde partij
[slachtoffer 2]toe en veroordeelt verdachte mitsdien tot betaling aan deze benadeelde partij van een bedrag van € 2.000,- (zegge: tweeduizend euro), te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 31 december 2012.
Veroordeelt verdachte in de kosten van het geding door de benadeelde partij gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak alsnog te maken, tot heden begroot op nihil.
Legt aan verdachte de verplichting op aan de staat, ten behoeve van het slachtoffer
[slachtoffer 2] te betalen een bedrag van € 2.000,- (zegge: tweeduizend euro), bij gebreke van betaling en verhaal te vervangen door hechtenis voor de duur van 30 dagen, met dien verstande dat de toepassing van de vervangende hechtenis de hiervoor opgelegde verplichting niet opheft. Dit bedrag bestaat uit € 2.000,- aan immateriële schade.
Bepaalt daarbij dat, indien verdachte heeft voldaan aan de verplichting tot betaling aan de staat ten behoeve van het slachtoffer [slachtoffer 2] daarmee de verplichting van verdachte om aan de benadeelde partij dit bedrag te betalen komt te vervallen en omgekeerd, dat, indien verdachte aan de benadeelde partij het opgelegde bedrag heeft betaald, daarmee de verplichting tot betaling aan de staat van dit bedrag komt te vervallen.
Dit vonnis is gewezen door mr. J.V. Nolta, voorzitter, mr. F.J. Agema en mr. P.H.M. Smeets, rechters, bijgestaan door mr. A.C. Fennema, griffier, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van deze rechtbank op 1 maart 2018.
Mr. J.V. Nolta is buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.

Voetnoten

1.p-v van getuigenverhoor d.d. 4 november 2015 p. 82, inhoudende de verklaring van [getuige 2]