ECLI:NL:RBNNE:2018:815

Rechtbank Noord-Nederland

Datum uitspraak
2 maart 2018
Publicatiedatum
9 maart 2018
Zaaknummer
C/18/181663 / KG ZA 18-13
Instantie
Rechtbank Noord-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Op tegenspraak
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vonnis in kort geding over schending van non-concurrentiebeding na uittreden uit vennootschap

In deze zaak heeft de Rechtbank Noord-Nederland op 2 maart 2018 uitspraak gedaan in een kort geding tussen Winteb B.V. en een gedaagde partij, die zich heeft gespecialiseerd in de productie van ontluchters. Winteb vorderde een verbod op de gedaagde om concurrerende producten te verkopen, gebaseerd op een non-concurrentiebeding dat was vastgelegd in een addendum bij een eerdere overeenkomst. De rechtbank oordeelde dat er voldoende spoedeisend belang was bij de gevraagde voorzieningen, gezien de aard van de concurrentie en de betrokken producten. De rechtbank stelde vast dat de gedaagde zijn product op de markt bracht dat ook gebruikt kon worden voor tanks zonder inert gas, wat in strijd was met de afspraken in het addendum. De voorzieningenrechter oordeelde dat de gedaagde zich diende te onthouden van activiteiten die als concurrerend konden worden beschouwd en dat de vordering van Winteb grotendeels werd toegewezen. De gedaagde werd veroordeeld tot het betalen van een dwangsom bij overtreding van het verbod en diende de proceskosten te vergoeden. Het vonnis is uitvoerbaar bij voorraad, wat betekent dat Winteb direct gebruik kan maken van de uitspraak, ook al kan de gedaagde in beroep gaan.

Uitspraak

vonnis

RECHTBANK NOORD-NEDERLAND

Afdeling privaatrecht
Locatie Groningen
zaaknummer / rolnummer: C/18/181663 / KG ZA 18-13
Vonnis in kort geding van 2 maart 2018
in de zaak van
de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
WINTEB B.V.,
gevestigd te Winschoten,
eiseres,
advocaat mr. J.W. Kastelein te Groningen,
tegen
[naam],
wonende te [woonplaats],
gedaagde,
advocaat mr. F. Gosselaar te Winschoten.
Partijen zullen hierna Winteb en [gedaagde] genoemd worden.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
  • de dagvaarding;
  • de mondelinge behandeling van 9 februari 2018;
  • de pleitnota van Winteb;
  • de pleitnota van [gedaagde].
1.2.
Ten slotte is vonnis bepaald.

2.De feiten

2.1.
Winteb heeft zich gespecialiseerd in onder meer de productie en verkoop van
zeewaterbestendige koppen (ontluchters/air vent heads/air pipe heads/air pipe closing
devices) voor ont- en beluchtingsbuizen/ontluchters op zeeschepen.
2.2.
[gedaagde] heeft zich gespecialiseerd in ontluchters/inertisation pipe heads ten behoeve van tanks waarin gebruik wordt gemaakt van inert gas. Inert gas kan worden gebruikt in onder andere ballastwatertanks en heeft als doel de in de tank (en/of aangrenzende tanks) aanwezige vloeistoffen te beschermen en te behandelen.
2.3.
Op 15 februari 2017 is door Winteb en [gedaagde], alsmede overige daarin
genoemde partijen, een overeenkomst gesloten (hierna: het Addendum). De in het Addendum vastgelegde afspraken strekken tot aanvulling van de bepalingen in de overeenkomst die op 23 maart 2012 werd gesloten, waarin de voorwaarden voor uittreding van [gedaagde] uit de toenmalige vennootschap onder firma Winteb zijn vastgelegd.
In het Addendum zijn non-concurrentiebedingen vastgelegd, inhoudende dat [gedaagde] (aangeduid als partij 1) niet met Winteb (aangeduid als partij 4) zal concurreren. Voor zover thans van belang is onder meer het volgende opgenomen:
2.1
Partij 1 zal in de toekomst geen activiteiten ontwikkelen, noch financieel, organisatorisch, als adviseur of anderszins betrokken zijn bij de ontwikkeling en/of productie en/of vermarkting van producten, zijnde Air Pipe Closing Devices/ontluchters, zoals bedoeld in IACS URP 3 laatste revisie (waarvan een exemplaar aan deze Overeenkomst is aangehecht) en in de op de IACS URP 3 gebaseerde regelgeving zoals beschreven in de regelgeving van de classificatie bureaus, en/of onderdelen van dergelijke producten.
2.2
Partij 1 zal in de toekomst geen onderneming oprichten, of betrokken zijn bij het exploiteren/drijven van een onderneming door hemzelf of anderen, het zij als financier, organisator/manager/werknemer/medewerker, adviseur of anderszins, die zich bezig houdt met de onder artikel 2.1 bedoelde producten of onderdelen daarvan bezig houdt met, op de markt brengen van, ontwikkelen van etc. van producten zoals beschreven in IACS URP 3 laatste alle revisie (Air Pipe Closing Devices, ontluchters dus), en de op IACS URP3 gebaseerde regelgeving zoals beschreven in de regelgeving van de classificatie bureaus.
2.3
Partij 1 zal zich onthouden van iedere betrokkenheid bij activiteiten die als in de breedst mogelijke zin concurrerend kunnen zijn of kunnen worden voor de activiteiten van één of meer van de Partijen 2, 3 en 4.
(…)
3.1
Partij 1 draagt hierbij aan Partij 4 over de ontwerp-/auteursrechten terzake de door hem ontwikkelde Air Pipe Closing Devices/ontluchters, en verklaart behoudens na daartoe vooraf gegeven schriftelijke toestemming door Partij 4 in de toekomst op geen enkele wijze betrokken te zullen zijn bij ontwerp, ontwikkeling, productie of verkoop van dergelijke ontluchters.
2.4.
Voor de door [gedaagde] ontworpen "Pressure Vacuum Relief Valve" met typenummer BN250-V70 is op 5 september 2017 een type approval certificate
(nr. TAP000009R) (hierna: het Certificaat) verkregen. Blijkens het Certificaat kan het product van [gedaagde] worden gebruikt als ontluchter voor tanks zonder inert gas. In het Certificaat is daaromtrent het volgende vermeld:
This certificate covers the design assessment of the pressure vacuum valve. The products covered by this certificate fulfils the functionality of air vent heads as described in DNVGL-CP-0187. They may be installed on vessels in lieu of air vent heads
(e.g. Not inerted ballast water tanks).
2.5.
Winteb heeft [gedaagde] op 8 december 2017 terzake van gestelde schending van de non-concurrentiebedingen uit het Addendum gedagvaard in een bodemprocedure voor deze rechtbank. Daarin is onder meer gevorderd dat de rechtbank voor recht verklaart dat het [gedaagde] niet is toegestaan om air pipe heads/ontluchters waarvoor het type approval certificate (nr. TAP000009R) is afgegeven, alsmede air pipe heads/ontluchters die kunnen worden gebruikt als ontluchters voor tanks zonder inert gas, te produceren en/of te koop aan te bieden en/of aan te prijzen en/of te verkopen en/of te leveren.

3.Het geschil

3.1.
De vordering van Winteb strekt ertoe:
1. [gedaagde] te verbieden om air pipe heads/ontluchters waarvoor het type approval certificate (nr. TAP000009R) is afgegeven, alsmede ontluchters/air pipe heads die kunnen worden gebruikt als ontluchters voor tanks zonder inert gas, te koop aan te bieden en/of te verkopen en/of te leveren en/of te produceren en/of in voorraad te hebben en/of te bestellen en/of opdracht te geven om die te produceren en/of aan te prijzen, op straffe van een aan Winteb te verbeuren onmiddellijke opeisbare dwangsom van € 50.000,00 per overtreding, met dien verstande dat het geheel der dwangsommen het bedrag van € 1.000.000,00 niet zal overstijgen, welke dwangsommen ingaan 48 uur na betekening van dit vonnis, en worden verhoogd met wettelijke rente vanaf de dag van verschuldigdheid tot de dag der algehele voldoening;
2. [gedaagde] te bevelen om binnen vijf kalenderdagen na betekening van dit vonnis:
a. de namen en adressen van alle (rechts)personen aan wie [gedaagde] na 17 februari 2017 de air pipe heads/ontluchters waarvoor het type approval certificate (nr. TAP000009R) is afgegeven, alsmede ontluchters/air pipe heads die kunnen worden gebruikt als ontluchters voor tanks zonder inert gas, te koop heeft aangeboden en/of heeft verkocht, en/of heeft geleverd, en/of daarover in schriftelijk (waaronder mede verstaan in digitale vorm) informatie heeft verstrekt, schriftelijk aan Winteb te verstrekken;
b. de hiervoor onder a bedoelde (rechts)personen schriftelijk te berichten dat het hem, [gedaagde] is verboden om de bedoelde ontluchters/air heads aan te bieden, te verkopen, te leveren, of daarover informatie te verstrekken, onder gelijke toezending aan Winteb van afschriften van die schriftelijke berichten;
zowel de vorderingen onder 2a en 2b op straffe van een aan Winteb te verbeuren onmiddellijke opeisbare dwangsom van € 2.500,00 per overtreding en per dag dat [gedaagde] niet aan de veroordeling voldoet, met dien verstande dat het geheel der dwangsommen het bedrag van € 250.000,00 niet zal overstijgen, welke dwangsommen vanaf het tijdstip van verschuldigdheid worden verhoogd met wettelijke rente daarover tot de dag der algehele voldoening;
3. [gedaagde] te veroordelen in de proceskosten van dit geding, alsmede [gedaagde] op voorhand te veroordelen in de nakosten ten bedrage van € 131,00 zonder betekening, verhoogd met € 68,00 in het geval van betekening, te voldoen binnen 14 dagen na dagtekening van dit vonnis, bij gebreke van betaling te verhogen met wettelijke rente over de nakosten.
3.2.
[gedaagde] heeft verweer gevoerd.

4.De beoordeling

4.1.
Het spoedeisend belang bij de gevraagde voorzieningen is met de aard van het gevorderde gegeven.
4.2.
Vaststaat dat het hiervoor in rechtsoverweging 2.4. vermelde product van [gedaagde] kan worden gebruikt als ontluchter voor tanks zonder inert gas. Verder is niet in geschil dat [gedaagde] zijn product heeft aangeboden aan Odfjell in Noorwegen en de werf Hundong in China, die tevens potentiële klanten van Winteb zijn.
4.3.
[gedaagde] heeft betwist dat hij door zijn handelwijze heeft gehandeld in strijd met de concurrentieafspraken uit het Addendum. Hiertoe heeft hij - samengevat - het volgende gesteld. Het certificaat TAP000009R van 5 september 2017 is een revisie van het eerder uitgegeven certificaat van 26 augustus 2016. Aan het product van [gedaagde] is sinds het in productie nemen niets veranderd, maar het classificatiebureau is anders tegen de kwestie gaan aankijken. Daardoor kan het door [gedaagde] ontwikkelde product niet alleen voor geïnjecteerde (bedoeld zal zijn: geïnertiseerde) maar ook voor niet noodzakelijk geïnjecteerde tanks gebruikt worden. De veranderde inzichten met betrekking tot technieken die door [gedaagde] worden gebruikt, is een kwestie die hem niet regardeert ten opzichte van Winteb. [gedaagde] heeft niets gedaan wat in strijd is met het Addendum en de daarin vastgelegde verplichtingen om niet met Winteb te concurreren.
4.4.
De voorzieningenrechter is voorshands van oordeel dat - wat er verder ook zij van het gestelde voortschrijdende inzicht van het classificatiebureau - er sprake is van een situatie waarin [gedaagde] een product op de markt brengt die tevens kan worden gebruikt als ontluchter voor tanks zonder inert gas. In het Addendum heeft [gedaagde] zich evenwel verplicht om zich te onthouden van iedere betrokkenheid bij activiteiten die als in de breedst mogelijke zin concurrerend kunnen zijn of kunnen worden voor de activiteiten van Winteb. Van dat laatste is naar het voorlopig oordeel van de voorzieningenrechter óók sprake wanneer [gedaagde] zijn product verkoopt ten behoeve van geïnertiseerde tanks, terwijl dit product ook geschikt is om te worden gebruikt voor tanks zonder inert gas en derhalve - anders dan voorheen - niet vervangen hoeft te worden door een ontluchter die geschikt is voor tanks zonder inert gas, wanneer de tanks op enig moment niet meer geïnertiseerd zijn (bijvoorbeeld, zoals ter zitting genoemd, op de door- of terugvaart van een schip).
4.5.
Verder heeft [gedaagde] gesteld dat hij slechts een zeer gering deel van de markt bestrijkt en Winteb daarentegen een veel groter deel. De voorzieningenrechter vermag niet in te zien welke conclusie daaruit moet of kan worden getrokken. Dat heeft [gedaagde] ook niet nader toegelicht. Voor zover [gedaagde] daarmee zou hebben willen betogen dat Winteb zich - gelet op de geringe omvang van de activiteiten van [gedaagde] - in redelijkheid geen beroep mag doen op de non-concurrentiebedingen, ziet de voorzieningenrechter daarvoor voorshands onvoldoende aanleiding. De voorzieningenrechter zal aan deze stelling dan ook verder voorbijgaan.
4.6.
Gelet op het vorenoverwogene is de voorzieningenrechter voorshands van oordeel dat niet ondenkbeeldig is dat de bodemrechter in de thans aanhangig zijnde bodemprocedure tot de slotsom zal komen dat [gedaagde] in strijd heeft gehandeld met (het wezen van) de non-concurrentiebedingen zoals vastgelegd in het Addendum. De voorzieningenrechter ziet dan ook aanleiding voor toewijzing van het onder 1 gevorderde met dien verstande dat het verbod slechts zal gelden totdat de rechter in de bodemprocedure beslist zal hebben. De gevorderde dwangsom wordt bovendien beperkt en gemaximeerd.
4.7.
De vordering onder 2 zal worden afgewezen, nu niet is weersproken dat het product van [gedaagde] tot aan de datum van de zitting nog niet was verkocht en/of geplaatst op schepen.
4.8.
[gedaagde] zal als de grotendeels in het ongelijk gestelde partij in de proceskosten worden veroordeeld. De kosten aan de zijde van Winteb worden vastgesteld op:
- dagvaarding € 92,15
- griffierecht € 626,00
- salaris advocaat
€ 816,00
Totaal € 1.534,15

5.De beslissing

De voorzieningenrechter
5.1.
verbiedt [gedaagde] na zeven dagen na betekening van dit vonnis air pipe heads/ontluchters waarvoor het type approval certificate (nr. TAP000009R) is afgegeven, alsmede ontluchters/air pipe heads die kunnen worden gebruikt als ontluchters voor tanks zonder inert gas, te koop aan te bieden en/of te verkopen en/of te leveren en/of te produceren en/of in voorraad te hebben en/of te bestellen en/of opdracht te geven om die te produceren en/of aan te prijzen, totdat de rechter in de bodemprocedure zal hebben beslist;
5.2.
veroordeelt [gedaagde] om aan Winteb een dwangsom te betalen van € 10.000,00 voor iedere keer dat hij niet aan de in 5.1 uitgesproken hoofdveroordeling voldoet, tot een maximum van € 100.000,00 is bereikt;
5.3.
veroordeelt [gedaagde] in de proceskosten, aan de zijde van Winteb tot op heden vastgesteld op € 1.534,15, te vermeerderen met de wettelijke rente als bedoeld in artikel 6:119 BW over dit bedrag met ingang van de veertiende dag na betekening van dit vonnis tot de dag van volledige betaling;
5.4.
veroordeelt [gedaagde] in de na dit vonnis ontstane kosten, begroot op € 131,00 aan salaris advocaat, te vermeerderen, onder de voorwaarde dat [gedaagde] niet binnen 14 dagen na aanschrijving aan het vonnis heeft voldaan en er vervolgens betekening van de uitspraak heeft plaatsgevonden, met een bedrag van € 68,00 aan salaris advocaat en de explootkosten van betekening van de uitspraak, en te vermeerderen met de wettelijke rente als bedoeld in artikel 6:119 BW over de nakosten met ingang van veertien dagen na de betekening van dit vonnis tot aan de voldoening;
5.5.
verklaart dit vonnis tot zover uitvoerbaar bij voorraad;
5.6.
wijst het meer of anders gevorderde af.
Dit vonnis is gewezen door mr. M. Sanna en in het openbaar uitgesproken op 2 maart 2018. [1]

Voetnoten

1.coll: js (319)