Beoordeling van het bewijs
Standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft vrijspraak gevorderd van het in de zaak met parketnummer 18/730178-17 primair ten laste gelegde en het in de zaak met parketnummer 18/720203-17 onder 2. primair en subsidiair ten laste gelegde. Ten aanzien van het in de zaak met parketnummer 18/730178-17 subsidiair ten laste gelegde en het in de zaak met parketnummer 18/720203-17 onder 1., 3., 4., 5. primair, 6., 7., 8., 9. en 10. ten laste gelegde heeft hij veroordeling gevorderd.
Ten aanzien van het in de zaak met parketnummer 18/730178-17 subsidiair ten laste gelegde heeft hij aangevoerd dat getuigen gezien hebben dat verdachte meermalen met kracht heeft uitgehaald met een ketting. Daarnaast bevat het dossier een medische verklaring waarin het letsel van het slachtoffer is beschreven, alsmede een foto van de ketting waar verdachte mee heeft geslagen. Omdat er aan de fietsketting geen slot zat vordert de officier van justitie vrijspraak van het primair ten laste gelegde en veroordeling voor het subsidiair ten laste gelegde. Ten aanzien van het in de zaak met parketnummer 18/720203-17 ten laste gelegde heeft de officier van justitie het volgende aangevoerd. Ten aanzien van het onder 1. ten laste gelegde vordert hij vrijspraak ten aanzien van het tezamen en in vereniging, alsook de bedreiging met de woorden 'we krijgen nog geld van je'. Ten aanzien van het onder 5. primair ten laste gelegde heeft de officier van justitie aangevoerd dat verdachte beschikkingsmacht heeft gehad ten aanzien van de fleecejas en leesbril en dat om die reden sprake is van een voltooide diefstal. Ten aanzien van het onder 9. ten laste gelegde heeft de officier van justitie aangevoerd dat de context van de gehele situatie bedreigend is geweest.
Standpunt van de verdediging
De raadsman heeft betoogd dat verdachte moet worden vrijgesproken van het in de zaak met parketnummer 18/730178-17 primair ten laste gelegde, alsmede van het in de zaak met parketnummer 18/720203-17 onder 2. primair en subsidiair, 3., 5. primair, 7. en 9. ten laste gelegde. Ten aanzien van de overige ten laste gelegde feiten refereert de raadsman zich aan het oordeel van de rechtbank. Ten aanzien van het in de zaak met parketnummer 18/730178-17 ten laste gelegde heeft hij aangevoerd dat van het primair ten laste gelegde geen sprake is, aangezien er geen slot aan de fietsketting zat, terwijl juist een slot een fietsketting zwaar maakt. De raadsman heeft voorts aangevoerd dat er een beschermhoes om de ketting heen zat. Gelet op het ontstane letsel en de beschrijving daarvan door de arts heeft deze beschermhoes zwaar letsel voorkomen. De raadsman refereert zich ten aanzien van het subsidiair ten laste gelegde.
Ten aanzien van het in de zaak met parketnummer 18/720203-17 heeft de raadsman het volgende aangevoerd. Omdat in de aangifte geen serienummer is vermeld, is niet duidelijk of de bij verdachte aangetroffen fiets, dezelfde fiets is als die in de aangifte wordt bedoeld. Verdachte heeft verklaard dat hij niets met de fiets te maken heeft en uit de bewijsmiddelen kan de fiets niet aan verdachte gelinkt worden. Ten aanzien van het subsidiair ten laste gelegde is tevens een bruine fiets opgenomen in de tenlastelegging. Van deze fiets is geen aangifte in het dossier opgenomen, waardoor niet duidelijk is of die fiets van diefstal afkomstig is.
Ten aanzien van de onder 3. ten laste gelegde diefstal heeft de raadsman primair aangevoerd dat het horloge niet is weggenomen. Op een markt is het gebruikelijk dat spullen worden opgepakt en bekeken alvorens deze worden gekocht. Gelet op de verklaring van de getuige stond verdachte nog voor de bak van de marktkraam. Subsidiair heeft de raadsman aangevoerd dat het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening ontbreekt omdat verdachte eerder vier horloges had gekocht en een optie op een vijfde horloge had. Verdachte dacht dat het horloge voor hem klaar lag.
Ten aanzien van het onder 5. primair ten laste gelegde heeft de raadsman aangevoerd dat verdachte bij de kassa is blijven staan en de winkel niet is uitgelopen. Om die reden is er geen sprake van een voltooide diefstal.
Ten aanzien van het onder 7. ten laste gelegde heeft hij aangevoerd dat het de vraag is of aangeefster de vrees moest hebben dat verdachte haar zou neersteken. Verdachte pakte het mes maar heeft dit bij zijn lichaam gehouden. Aangeefster heeft verklaard dat hij het mes niet naar haar lichaam toe stak. Een schrikreactie betekent niet automatisch dat je het idee hebt dat iemand je iets aan wil doen. Daarnaast was er een persoon die moest lachen en er de ernst niet in zag.
Ten aanzien van het onder 9. ten laste gelegde heeft de raadsman vrijspraak gevorderd omdat verdachte het feit heeft ontkend.
Oordeel van de rechtbank
De rechtbank acht het in de zaak met parketnummer 18/720203-17 onder 2. primair, 2. subsidiair en 5. primair ten laste gelegde niet wettig en overtuigend bewezen. Verdachte zal daarom hiervan worden vrijgesproken. De rechtbank overweegt hierbij het volgende.
Ten aanzien van het in de zaak met parketnummer 18/720203-17 onder 2. primair en subsidiair ten laste gelegde is er onvoldoende wettig bewijs dat de bij verdachte aangetroffen fiets(en) afkomstig zijn van diefstal, alsmede dat de bij verdachte aangetroffen blauwe fiets dezelfde is als de fiets die in de aangifte wordt genoemd, nu in de aangifte geen serienummer is opgenomen. Ten aanzien van het in de zaak met parketnummer 18/720203-17 onder 5. primair ten laste gelegde is de rechtbank van oordeel dat de wegnemingshandeling door verdachte nog niet was voltooid, aangezien verdachte bij de kassa is blijven staan en de winkel niet had verlaten.
De rechtbank past de volgende bewijsmiddelen toe die de voor de bewezenverklaring redengevende feiten en omstandigheden bevatten zoals hieronder zakelijk weergegeven.
De verdachte heeft van het hem tenlastegelegde niet duidelijk en ondubbelzinnig bekend dat hij het in de zaak met parketnummer 18/730178-17 primair en het in de zaak met parketnummer 18/720203-17 onder 1., 3., 5. subsidiair, 6., 7., 8. en 9. ten laste gelegde heeft begaan. De rechtbank acht op grond van na te noemen bewijsmiddelen dit gedeelte van het ten laste gelegde evenwel wettig en overtuigend bewezen.
ten aanzien van het in de zaak met parketnummer 18/730178-17 primair ten laste gelegde
1. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van verhoor d.d. 5 juni 2017, opgenomen op pagina 78 van het dossier van Politie Noord-Nederland met nummer PL0100-2017142894 d.d. 18 juli 2017, inhoudende als verklaring van [slachtoffer 1] :
V: Wat kun je vertellen over wat er 2 juni 2017 op het Beursplein te Leeuwarden heeft plaatsgevonden?
A: Die man begon meteen met die ketting op mij in te slaan. Het ketting was ongeveer een halve meter lang en voorzien van dikke schakels. Ten tijde van het slaan met die ketting hoorde ik dat die man tegen mij zei; "Ik maak jou af". Ik ben door die man meerdere keren met dat ketting geslagen. Hij raakte mij op mijn gezicht, op mijn linkerarm en schouders, mijn ribben en op mijn rug.
2. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van bevindingen d.d. 14 juni 2017, opgenomen op pagina 76 van voornoemd dossier, inhoudende als verklaring van verbalisanten:
Op de auditieve registratie hoor ik [verdachte] zeggen:
Op een gegeven moment had ik hem. Ik sla hem zes keer, drie keer links en drie keer rechts met die ketting op zijn bek en hij loopt gewoon door. Nou neem me niet kwalijk, als ik je sla met een ketting he? Drie keer op die kaak van hem, zo he? Dan ga je out! Hij niet, hij liep gewoon door.
3. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van getuigenverhoor d.d. 2 juni 2017, opgenomen op pagina 50 van voornoemd dossier, inhoudende als verklaring van [getuige 1] :
Op 2 juni 2017 zat ik tegenover de openbare bibliotheek op de Wirdumerdijk. Plotseling zag ik dat [verdachte] en de donkergekleurde man op de brug bij elkaar stonden. [verdachte] haalde toen een ketting tevoorschijn uit een tas die hij bij zich had. Het was een ketting met daaromheen blauw plastic. Het was een soort van kettingslot. Het was een grote groffe ketting. Ik zag dat [verdachte] de donkere man diverse malen met de ketting sloeg. Ik zag dat [verdachte] met kracht sloeg en dat hij uithaalde. De man werd op zijn lichaam geraakt en ook op zijn gezicht.
4. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van getuigenverhoor d.d. 3 juni 2017, opgenomen op pagina 54 van voornoemd dossier, inhoudende als verklaring van [slachtoffer 8] :
Die voorste man sloeg op een gegeven moment met een fietsketting in zijn gezicht. Die man die geslagen werd deed niet zo veel. Ik zag dat er bloed in zijn gezicht kwam.
5. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van getuigenverhoor d.d. 3 juni 2017, opgenomen op pagina 58 van voornoemd dossier, inhoudende als verklaring van [getuige 2] :
Ik zag [verdachte] een beetje ronddrentelen. Hij gooide zijn tas op de grond en pakte hem weer op en dat soort dingen. Ik zag ook [slachtoffer 1] die steeds contact zocht met [verdachte] . Hij was [verdachte] een beetje aan het jennen. Hij liep dan weer op hem af en ze riepen naar elkaar. Het ging zo een beetje door. Op een gegeven moment gingen ze ook weer uit elkaar en toen dacht ik dat het verder wel klaar was. Ik ging binnen mijn ronde afmaken en toen hoorde ik sirenes. Ik ben toen weer buiten gaan kijken en toen zag ik dat de beide heren elkaar toch weer hadden gevonden op de brug.
6. Een schriftelijk bescheid, inhoudende de foto van de ketting.
De rechtbank begrijpt dat het om een zware ketting met grote schakels gaat.
Overweging rechtbank ten aanzien van het in de zaak met parketnummer 18/730178-17 primair ten laste gelegde
De verdachte heeft op 2 juni 2017 te Leeuwarden meerdere keren met kracht met een zware ketting tegen het gezicht en het lichaam van het slachtoffer geslagen. Verdachte heeft verklaard dat hij drie keer links en drie keer rechts op het gezicht van het slachtoffer heeft geslagen. Uit de verklaring van verdachte leidt de rechtbank af dat verdachte er van uitging dat het slachtoffer minstens bewusteloos op de grond zou vallen nadat hij hem meermalen met de ketting had geslagen. Het slachtoffer heeft verklaard dat verdachte riep dat hij hem af zou maken. De getuigen [getuige 1] en [slachtoffer 8] hebben gezien dat verdachte het slachtoffer diverse malen met de ketting sloeg en dat daarbij het slachtoffer met de ketting op het gezicht werd geraakt. Getuige [getuige 1] heeft verklaard dat verdachte met kracht sloeg en uithaalde. In het dossier is een foto opgenomen van de fietsketting/ketting waarmee verdachte heeft geslagen. Op deze foto is te zien dat de ketting bestaat uit schakels. Gelet op de verklaring van het slachtoffer was de ketting ongeveer een halve meter lang. Het slachtoffer heeft, gelukkigerwijs, geen ernstig letsel aan de klappen met de ketting overgehouden.
Het is een algemene ervaringsregel dat delen van het hoofd zodanig kwetsbaar zijn dat indien daarop geweld wordt uitgeoefend, de aanmerkelijke kans bestaat dat dit de dood van het slachtoffer tot gevolg heeft. Het handelen van verdachte kan naar zijn uiterlijke verschijningsvorm worden aangemerkt als zozeer gericht op dodelijk letsel dat het niet anders kan zijn dan dat verdachte zich willens en wetens heeft blootgesteld aan de aanmerkelijke kans dat het slachtoffer zou overlijden: immers verdachte heeft met kracht meermalen met een ketting tegen onder meer de beide kanten van het gezicht van het slachtoffer geslagen en heeft daarmee de kans dat het slachtoffer zou overlijden welbewust aanvaard en op de koop toe genomen.
Gelet op het hiervoor overwogene is de rechtbank van oordeel dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan poging tot doodslag.
ten aanzien van het in de zaak met parketnummer 18/720203-17 onder 1. ten laste gelegde
1. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van aangifte d.d. 18 april 2017, opgenomen op pagina 33 van het dossier van Politie Noord-Nederland met nummer PL0100-2017132309 d.d. 30 mei 2017, inhoudende als verklaring van [slachtoffer 2] :
Op 18 april 2017 kwam [verdachte] langs bij mijn boot aan de [straatnaam] . Ik hoorde [verdachte] tegen mij zeggen dat hij en [getuige 3] mij ging vermoorden. Ik hoorde dat [verdachte] zei dat hij mij ging neersteken. Ik voelde mij op dit moment bedreigd. Ook hadden [verdachte] en [getuige 3] allebei een mes vast. Dit waren scherpe keukenmessen. Op een gegeven moment hoorde ik zeggen dat ze geld van mij kregen.
2. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van bevindingen d.d. 18 april 2017, opgenomen op pagina 36 van voornoemd dossier, inhoudende als verklaring van verbalisanten:
Op 18 april 2017 kregen wij het verzoek om te gaan naar de [straatnaam] te Leeuwarden. Wij zagen dat het de ons ambtshalve bekende [verdachte] en [getuige 3] betroffen. Ik hoorde [verdachte] zeggen dat hij een mes achter in zijn broeksband had. Ik, verbalisant, zag een mes in zijn broeksband zitten van ongeveer 30 cm. Wij, verbalisanten, hoorden dat [verdachte] zei dat hij een mes had weggegooid bij het hek. Verbalisant trof een mes aan bij het hek van ongeveer 20 centimeter. Later in het arrestantencomplex werd nog een klein mesje aangetroffen bij [verdachte] .
3. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van verhoor d.d. 19 april 2017, opgenomen op pagina 67 van voornoemd dossier, inhoudende als verklaring van [getuige 3] :
V: Dus jij hebt het gezien dat [verdachte] die stekende beweging heeft gemaakt naar [slachtoffer 2] ?
A: Ja klopt dat grote mes.
V: Riep hij daar nog iets bij?
A: Ik maak je af.
ten aanzien van het in de zaak met parketnummer 18/720203-17 onder 3. ten laste gelegde
1. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van aangifte d.d. 5 mei 2017, opgenomen op pagina 15 van het dossier van Politie Noord-Nederland met nummer PL0100-2017114805 d.d. 6 mei 2017, inhoudende als verklaring van [slachtoffer 4] :
Plaats delict: Ruiterskwartier, Leeuwarden
Op 5 mei 2017 stond ik bij mijn marktkraam op het Ruiterskwartier. Ik zag dat er een man één van mijn horloges pakte. Op het moment dat ik zag dat de man wegliep met het horloge riep ik: ''Hier met dat horloge.'' Ik zag dat hij zich omdraaide naar mij en ik zag dat hij één horloge vast had.
2. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van getuigenverhoor d.d. 5 mei 2017, opgenomen op pagina 22 van voornoemd dossier, inhoudende als verklaring van [getuige 4] :
Op 5 mei 2017 zag ik vanuit de steeg tussen het Wilhelminaplein en het Ruiterskwartier dat de man in een doos, naast de kraam, naar een horloge greep en er een horloge uitpakte.
3. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van bevindingen d.d. 5 mei 2017, opgenomen op pagina 25 van voornoemd dossier, inhoudende als verklaring van verbalisanten:
Wij hoorden een melding van een diefstal op de Ruiterskwartier te Leeuwarden. Tijdens de aanhouding werden wij aangesproken door [slachtoffer 4] . De man vertelde dat verdachte een horloge had weggenomen uit zijn marktkraam. Onderweg naar het politiebureau verklaarde [verdachte] ongevraagd dat hij het horloge had weggenomen.
Overweging ten aanzien van het in de zaak met parketnummer 18/720203-17 onder 3. ten laste gelegde
Gelet op de hiervoor opgenomen bewijsmiddelen is de rechtbank van oordeel dat de wegnemingshandeling is voltooid. Het verweer van de raadsman dat het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening ontbreekt omdat verdachte dacht dat het horloge voor hem klaar lag acht de rechtbank niet geloofwaardig. Indien er tussen aangever en verdachte een afspraak was geweest over het ophalen van een horloge, dan had aangever geen aangifte van diefstal gedaan. Bovendien heeft verdachte aan verbalisanten verklaard dat hij het horloge had weggenomen.
ten aanzien van het in de zaak met parketnummer 18/720203-17 onder 5. ten laste gelegde
1. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van aangifte d.d. 7 februari 2017, opgenomen op pagina 14 van het dossier van Politie Noord-Nederland met nummer PL0100-2017034496 d.d. 9 februari 2017, inhoudende als verklaring van [medewerker 1] namens [naam bedrijf 2] :
Ik ben winkelmanager bij de [naam bedrijf 2] winkel aan het [straatnaam] te Leeuwarden. Ik hoorde de man zeggen dat hij het vest niet uit wilde doen. Ik zag dat hij ook een leesbril van ons huismerk bij zich had ter waarde van 8.95 euro. De man zou pinnen en ik zag dat het niet slaagde omdat er geen saldo op zijn rekening stond. We hebben drie keer proberen te pinnen maar elke keer gaf de pin aan dat er geen saldo op de rekening stond. Ik hoorde de man vervolgens zeggen dat hij naar buiten zou gaan en geld zou halen bij de bank. Ik vertelde hem dat niet kon. Vervolgens zag ik dat hij zijn jas aandeed over de fleece jas. Ik zag dat hij de leesbril onder zijn jas deed. Hij wilde met bril en fleece de winkel verlaten zonder te betalen.
2. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van getuigenverhoor d.d. 7 februari 2017, opgenomen op pagina 19 van voornoemd dossier, inhoudende als verklaring van [medewerker 2] :
7 februari 2017 was ik aan het werk bij de [naam bedrijf 2] winkel aan het [straatnaam] te Leeuwarden. Ik zag dat de man een vest aan had die wij verkopen in de winkel. Ik zag een [naam bedrijf 2] prijskaartje aan de rits zitten. De man heeft drie pogingen gedaan om te pinnen. Ik kreeg alle drie keren in mijn scherm te zien "transactie geweigerd".
3. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van verhoor d.d. 7 februari 2017, opgenomen op pagina 23 van voornoemd dossier, inhoudende als verklaring van verdachte:
A: Ik wilde een vest en een bril kopen.
V: Hoe wilde u dat betalen?
A: Met de pin en anders cash.
V: Had u genoeg geld?
A: Nee 0,80 cent.
Overweging ten aanzien van het in de zaak met parketnummer 18/720203-17 onder 5. ten laste gelegde
Uit deze bewijsmiddelen leidt de rechtbank af dat verdachte voornemens was zich voornoemde goederen toe te eigenen zonder betaling, zodat de subsidiair ten laste gelegde poging tot diefstal wettig en overtuigend bewezen kan worden verklaard.
ten aanzien van het in de zaak met parketnummer 18/720203-17 onder 6. ten laste gelegde
1. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van aangifte d.d. 24 januari 2017, opgenomen op pagina 3 van het dossier van Politie Noord-Nederland met nummer PL0100-2017021493 d.d. 29 januari 2017, inhoudende als verklaring van [medewerker 3] namens [naam instantie] :
Op 24 januari 2017 kwam [verdachte] binnen bij het inloophuis gelegen aan het [straatnaam] te Leeuwarden. Ik heb [verdachte] gevraagd om te vertrekken. Toen de politie kwam, wilde hij nog steeds niet weg. Ik heb [verdachte] in het bijzijn van de politie gevorderd om te vertrekken. Hij wilde hierna nog steeds niet vertrekken.
2. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van politie d.d. 24 januari 2017, opgenomen op pagina 10 van voornoemd dossier, inhoudende de verklaring van verbalisanten:
Wij kregen de melding te gaan naar het [straatnaam] te Leeuwarden. De beheerder gaf aan hij wenste dat [verdachte] zou vertrekken. Wij hoorden dat de beheerder tegen [verdachte] zei: 'Ik vorder dat je nu het pand verlaat'. Dit deed hij twee maal in ons bijzijn. Wij hoorden dat [verdachte] zei: 'Dat gaat niet gebeuren, ik ga niet weg'.
ten aanzien van het in de zaak met parketnummer 18/720203-17 onder 7. en 8. ten laste gelegde
Ieder bewijsmiddel is -ook in onderdelen- slechts gebruikt voor het feit waarop het blijkens zijn inhoud betrekking heeft.
1. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van aangifte d.d. 2 januari 2017, opgenomen op pagina 5 van het dossier van Politie Midden-Nederland met nummer PL0900-2017002305 d.d. 5 januari 2017, inhoudende als verklaring van [slachtoffer 5] :
2 januari 2017 zat ik samen met mijn verloofde [getuige 5] in de trein vanuit Groningen richting Schiphol. Tijdens het wachten staarde de man mij aan. Zonder enige aanleiding haalde hij een mes uit zijn zak. Ik zag dat de man het mes uit zijn zak haalde en openklapte. Nadat de man het mes uit zijn zak haalde keek hij mij nog steeds aan. Nadat ik zag dat hij het mes pakte deed ik een stap achteruit. Ik schrok hier erg van. Ik werd erg bang en vroeg de man verschrikt of hij ok was. Ik voelde dat mijn hartslag erg omhoog ging en dat ik het erg warm kreeg. Ik merkte dat ik sneller begon adem te halen. Ik was bang dat de man het mes tegen mij zou gebruiken. Ik was hier bang voor door de indringende blik die de man had en omdat hij uit het niets het mes tevoorschijn haalde. Ik vond hem erg onvoorspelbaar. Ik kon ook niet verder achteruit lopen. Ik vroeg de man in het Engels of ik naar boven mocht lopen. Ik zag dat de man met zijn hoofd nee schudde. Ik hoorde de man hierna in het Engels zeggen: “If you fuck with me, I will fuck with you.” Hij had hierbij nog steeds het mes in zijn handen.
2. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van getuigenverhoor d.d. 2 januari 2017, opgenomen op pagina 9 van voornoemd dossier, inhoudende als verklaring van [getuige 5] :
Ik keek naar mijn vriendin, [slachtoffer 5] , en zag een angstige blik in haar ogen. Ik zag dat de man een gebaar maakte naar mijn vriendin. Ik hoorde dat mijn vriendin zei dat de man een mes bij zich had. Ik keek naar de man en zag dat hij een zilverkleurig mes in zijn hand had.
3. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van bevindingen d.d. 2 januari 2017, opgenomen op pagina 13 van voornoemd dossier, inhoudende als verklaring van verbalisant:
Op 2 januari 2017 kregen wij de opdracht te gaan naar het Insulindeplein te Almere. Ik zag dat er in de trein, in de deuropening, een man met zijn gezicht naar de wand van de trein stond. Ik hoorde dat de medewerkers van de NS zeiden, dat de man in de trein gedreigd had met een mes. Hierop hielden wij, verbalisanten, op 2 januari 2017 de verdachte aan ter zaken bedreiging. Tijdens de insluitingfouillering zag ik in de jaszak van de verdachte een multitool verpakt in een leren foedraal. De verdachte bleek te zijn: [verdachte] , geboren op 11 april 1963 te Enschede.
4. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van bevindingen d.d. 2 januari 2017, opgenomen op pagina 15 van voornoemd dossier, inhoudende als verklaring van verbalisant:
Ik zag bij de insluitingsfouillering van [verdachte] een mes bij [verdachte] is aangetroffen. Ik heb een categorisering van dit mes uitgevoerd door middel van het 'Kennissysteem Wet Wapens en Munitie'. Het gaf als resultaat dat dit een categorie IV sub 7 wapen was. Wat volgens artikel 27 lid 1 van de Wet Wapens en Munitie is verboden.
Bijlage: uitdraai Kennissysteem Wet Wapens en Munitie
5. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van bevindingen d.d. 4 januari 2017, opgenomen op pagina 27 van voornoemd dossier, inhoudende als verklaring van verbalisant:
Ik zag dat het beeldmateriaal, een cd-rom met daarop een opname van 2 januari 2017 betrof. Deze beelden zijn afkomstig van de NS Security (Nederlandse Spoorwegen). Van de opname heb ik zogenoemde screenshots gemaakt en geplaatst in een fotobijlage, welke als bijlage bij dit proces-verbaal van bevindingen gevoegd wordt.
Afbeelding 09, tijdstip 12:20:27 uur: Hier is te zien dat de verdachte een voorwerp met zijn rechterhand vasthoud, welke gelijkend is op een mes.
Afbeelding 10, tijdstip 12:20:32 uur: Hier is te zien dat de verdachte een beweging maakt.
Afbeelding 11, tijdstip 12:20:35 uur: Hier is te zien dat de verdachte op de aangever af loopt.
Afbeelding 12, tijdstip 12:20:38 uur: Hier is te zien dat aangever achteruit loopt.
Overweging rechtbank ten aanzien van het in de zaak met parketnummer 18/720203-17 onder 7. ten laste gelegde
De raadsman heeft verweer gevoerd ten aanzien van de vrees die aangeefster mocht hebben. Naar het oordeel van de rechtbank blijkt uit de hiervoor opgenomen bewijsmiddelen onmiskenbaar dat verdachte aangeefster heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht. Verdachte heeft aangeefster eerst intens aan zitten staren, waarna hij een mes in zijn handen uitklapte. Op de camerabeelden is duidelijk zichtbaar dat verdachte het mes in zijn hand heeft en dat aangeefster zich bedreigd voelt. Gelet op de uiterlijke verschijningsvorm, blijkende uit de camerabeelden, kan het naar het oordeel van de rechtbank niet anders zijn dan dat aangeefster de redelijke vrees mocht hebben dat verdachte haar zou steken met het mes. Het gegeven dat andere mensen in de trein geen blijk gaven van een bedreigende situatie betekent naar het oordeel van de rechtbank niet dat er daardoor geen bedreiging heeft plaatsgevonden. Het feit dat een man moest lachen betekent naar het oordeel van de rechtbank niet dat deze man de situatie grappig vond. Zijn lach kan ook zijn veroorzaakt doordat de man niet wist wat hij met de situatie aan moest.
ten aanzien van het in de zaak met parketnummer 18/720203-17 onder 9. ten laste gelegde
1. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van aangifte d.d. 13 december 2016, opgenomen op pagina 18 van het dossier van Politie Noord-Nederland met nummer PL0100-2016351020 d.d. 19 december 2016, inhoudende als verklaring van [slachtoffer 6] :
Op 13 december was ik op de praktijk aan het werk. Ik zag dat [verdachte] een boormachine bij zich had met een schroef. Ik zag dat hij de boormachine naar mij toe wees en ik hoorde hem zeggen: "Waar wil je m hebben". Nadat [verdachte] deze dreigement had gemaakt verliet hij de praktijk en liep weer terug in de richting van het pension dat gelegen is aan de [straatnaam] . Ik voel mij zo erg bedreigd door deze hele situatie dat ik er over na zit te denken dat ik de praktijk op ga zeggen en vertrek uit [pleegplaats] .
2. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van getuigenverhoor d.d. 14 december 2016, opgenomen op pagina 18 van voornoemd dossier, inhoudende als verklaring van [getuige 6] :
Op 13 december 2016 was ik aan het werk in de praktijk van huisarts [slachtoffer 6] . Ik zag [verdachte] staan. Ik zag dat hij een boormachine in zijn hand had. Ik zag dat hij naar de huisarts gebaarde dat die bij hem moest komen. Ik zag dat de huisarts [slachtoffer 6] in de richting van de balie liep. Ik zag dat [verdachte] op dat moment de boormachine door het luik van de balie stak. Ik hoorde hem zeggen "Waar wil je hem hebben". Ik zag dat de huisarts op dat moment 50 cm van het luik af stond.
3. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van getuigenverhoor d.d. 15 december 2016, opgenomen op pagina 20 van voornoemd dossier, inhoudende als verklaring van [getuige 7] :
Op 13 december 2016 was ik aan het werk in de huisartsenpraktijk van huisarts [slachtoffer 6] , gelegen op de [straatnaam] te [pleegplaats] . Ik zag en hoorde dat de mij bekende [verdachte] binnen kwam. Ik zag dat hij een boormachine in zijn hand had. Ik zag dat er in de boormachine een schroefje zat. Ik zag dat hij naar de balie liep en dat hij de boormachine op de balie zette. Ik hoorde dat hij tegen huisarts [slachtoffer 6] zei:" Kom hier eens even". Ik hoorde dat hij vervolgens zei: "Waar wil je hem hebben". Ik zag dat de huisarts stond te trillen en dat hij erg bang was.
Voor het overige volstaat de rechtbank ten aanzien van het in de zaak met parketnummer 18/720203-17 onder 4. en 10. bewezen verklaarde, met een opgave van de bewijsmiddelen overeenkomstig het bepaalde in artikel 359, derde lid tweede volzin, van het Wetboek van Strafvordering, nu de verdachte dit bewezen verklaarde duidelijk en ondubbelzinnig heeft bekend.
Deze opgave luidt als volgt:
ten aanzien van het in de zaak met parketnummer 18/720203-17 onder 4. ten laste gelegde
1. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van aangifte d.d. 1 april 2017, opgenomen op pagina 13 van het dossier van Politie Noord-Nederland met nummer PL0100-2017083153 d.d. 1 april 2017, inhoudende de verklaring van [medewerker 4] namens [naam bedrijf 1] .
2. Een geschrift, inhoudende de aanzegging collectief winkelverbod d.d. 7 februari 2017, opgenomen op pagina 16 van voornoemd dossier.
3. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van verhoor d.d. 1 april 2017, opgenomen op pagina 17 van voornoemd dossier, inhoudende de verklaring van verdachte.
ten aanzien van het in de zaak met parketnummer 18/720203-17 onder 10. ten laste gelegde
1. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van aangifte d.d. 14 november 2016, opgenomen op pagina 9 van het dossier van Politie Noord-Nederland met nummer PL0100-2016323741 d.d. 21 november 2016, inhoudende de verklaring van [slachtoffer 7] .
2. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal d.d. 14 november 2016, opgenomen op p. 15 van voornoemd dossier, inhoudende de verklaring van verdachte.
3. Een geneeskundige verklaring, op 17 november 2016 opgemaakt en ondertekend door M. Landheer, forensisch arts FMG.