Uitspraak
RECHTBANK NOORD-NEDERLAND
[verdachte],
Tenlastelegging
Beoordeling van het bewijs
Benadeelde partij
Uitspraak
De rechtbank
[slachtoffer]niet-ontvankelijk is en dat deze slechts bij de burgerlijke rechter kan worden aangebracht.
Rechtbank Noord-Nederland
Op 11 januari 2018 heeft de Rechtbank Noord-Nederland, locatie Groningen, uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een vrouw die werd verdacht van poging tot doodslag en mishandeling. De zaak was ontstaan naar aanleiding van een incident op 22 februari 2016, waarbij zowel de verdachte als de aangever (slachtoffer) snijverwondingen hadden opgelopen. De rechtbank heeft vastgesteld dat er onvoldoende objectief en redengevend bewijs is om de lezing van de verdachte te weerleggen, die stelde dat zij niet de aanvaller was. De rechtbank oordeelde dat de verklaringen van de verdachte en de aangever niet met elkaar stroken en dat er geen overtuigend bewijs was dat de verdachte het mes naar de plaats delict had meegenomen met de intentie om de aangever te steken. De officier van justitie had vrijspraak gevorderd voor de poging tot doodslag, maar veroordeling voor de poging tot zware mishandeling. De rechtbank heeft echter geoordeeld dat het ten laste gelegde niet wettig en overtuigend bewezen kon worden, en heeft de verdachte integraal vrijgesproken van alle beschuldigingen. De benadeelde partij, de aangever, werd niet-ontvankelijk verklaard in zijn vordering tot schadevergoeding, omdat het feit niet bewezen was. De uitspraak benadrukt het belang van objectief bewijs in strafzaken en de rol van de rechtbank in het beoordelen van tegenstrijdige verklaringen.