In deze zaak heeft de Rechtbank Noord-Nederland op 14 maart 2018 uitspraak gedaan in een geschil over de openbaarmaking van documenten op grond van de Wet openbaarheid van bestuur (Wob). Eiseres, een partij die niet had deelgenomen aan een aanbesteding georganiseerd door [derde belanghebbende], verzocht om openbaarmaking van documenten die verband hielden met deze aanbesteding. Het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Emmen, verweerder in deze zaak, heeft het verzoek gedeeltelijk afgewezen. Eiseres heeft hiertegen bezwaar gemaakt, maar dit werd ongegrond verklaard. Eiseres heeft vervolgens beroep ingesteld bij de rechtbank.
De rechtbank heeft allereerst de ontvankelijkheid van het beroep beoordeeld. Eiseres stelde dat het besluit pas op 30 januari 2017 aan haar bekend was gemaakt, terwijl verweerder stelde dat het op 5 december 2016 was verzonden. De rechtbank oordeelde dat verweerder niet aannemelijk had gemaakt dat het besluit op de genoemde datum was verzonden, waardoor het beroep ontvankelijk was.
Vervolgens heeft de rechtbank de inhoudelijke bezwaren van eiseres tegen de weigering van documenten beoordeeld. De rechtbank oordeelde dat verweerder onvoldoende had gemotiveerd waarom bepaalde documenten niet openbaar konden worden gemaakt. De rechtbank heeft vastgesteld dat de documenten onder de werkingssfeer van de Wob vallen en dat verweerder niet had aangetoond dat openbaarmaking zou leiden tot onevenredige benadeling van betrokken partijen. De rechtbank heeft het besluit van verweerder vernietigd en verweerder opgedragen om opnieuw te beslissen op het bezwaar van eiseres, met inachtneming van de overwegingen in deze uitspraak. Eiseres heeft recht op vergoeding van griffierecht en proceskosten.