ECLI:NL:RBNNE:2019:1080

Rechtbank Noord-Nederland

Datum uitspraak
19 maart 2019
Publicatiedatum
19 maart 2019
Zaaknummer
18/105888-18
Instantie
Rechtbank Noord-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Op tegenspraak
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling voor bedreiging, afpersing en het telen van hennepplanten

In deze zaak heeft de Rechtbank Noord-Nederland op 19 maart 2019 uitspraak gedaan in een strafzaak tegen de verdachte, die zich schuldig heeft gemaakt aan meerdere strafbare feiten, waaronder bedreiging van politieagenten en een buurvrouw, afpersing met een geladen kruisboog, en het opzettelijk telen van hennepplanten. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte in een korte periode meerdere bedreigingen heeft geuit, waaronder het richten van een kruisboog op slachtoffers en het maken van dreigende uitspraken. De verdachte is veroordeeld tot een gevangenisstraf van twaalf maanden, waarvan zes maanden voorwaardelijk, met een proeftijd van drie jaren. De rechtbank heeft bijzondere voorwaarden aan de voorwaardelijke straf verbonden, waaronder reclasseringstoezicht en een meldplicht. De rechtbank heeft ook rekening gehouden met de persoonlijke omstandigheden van de verdachte, waaronder zijn psychische problemen en middelenmisbruik, en heeft geoordeeld dat hij verminderd toerekeningsvatbaar is. De vorderingen van de benadeelde partijen zijn toegewezen, waarbij de verdachte is veroordeeld tot schadevergoeding aan de slachtoffers.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-NEDERLAND

Afdeling strafrecht
Locatie Assen
parketnummers 18/105888-18, 18/112229-18 (TTG) en 18/930189-18 (TTG)
Vonnis van de meervoudige kamer voor de behandeling van strafzaken d.d. 19 maart 2019 in de zaak van het openbaar ministerie tegen de verdachte

[verdachte] ,

geboren op [geboortedatum] 1980 te [geboorteplaats] ,
wonende te [straatnaam] , [woonplaats] .
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting van 11 september 2018 en 5 maart 2019.
Verdachte is verschenen, bijgestaan door mr. S.M. Carabain-Klomp, advocaat te Meppel.
Het openbaar ministerie is ter terechtzitting vertegenwoordigd door mr. L. Lübbers.

Tenlastelegging

Aan verdachte is, na wijziging van de tenlastelegging, ten laste gelegd dat:
met betrekking tot parketnummer 18/105888-18
hij in of omstreeks de periode van 28 mei 2018 tot en met 29 mei 2018
te Nieuweroord, gemeente Hoogeveen,
[slachtoffer 1] en/of [slachtoffer 2] heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht en/of met zware mishandeling, door via de telefoniste van het RSC die [slachtoffer 1] en/of [slachtoffer 2] dreigend de woorden toe te voegen
- " ik zit de hele dag hulp te zoeken om te zorgen dat ik niet naar Hoogeveen, naar het bureau, ga om mensen daar te slaan en te trappen en te doen" en/of
- " ik heb respect voor mensen als Tristan van der Vliss (fonetisch) die een winkelcentrum kapot schiet, alleen snap ik niet waarom ze onschuldige mensen aanpakken. Ik sta op het punt om het bureau in Hoogeveen aan te steken en voor de deur te gaan staan en dan auto's te gaan bekogelen" en/of
- " als ik jouw rechtstreekse collega bedreigd dan wordt er wel wat mee gedaan. Die man heb ik al meerdere keren bedreigd. Daarom wil ik zijn naam gewoon hebben, want hij is
van mij" en/of
- " ik ben er schijtziek van, ik ben bereid om 20 jaar de bak in te gaan, maar dan wil ik wel degene hebben die het heeft gedaan en niet iemand anders die er niets mee te maken heeft. En ik weet wel eentje hoor die er bij was, bij die arrestatie" en/of
- " als ik mijn gelijk niet krijg en dit niet ophoudt dan ben ik bereid om dood te gaan ja. Ik sta al jaren geregistreerd als "Suicide by cop" in jullie systeem", en/of
- " dat hij een politie collega wil vermoorden die zijn wiet in beslag heeft genomen",
althans woorden van gelijke dreigende aard of strekking;
met betrekking tot parketnummer 18/112229-18
1.
hij op of omstreeks 1 mei 2018 te Nieuweroord, gemeente Hoogeveen,
met het oogmerk om zich en/of een ander wederrechtelijk te bevoordelen
door geweld en/of bedreiging met geweld [slachtoffer 3] heeft gedwongen tot de afgifte van geld (te weten €75,-) , in elk geval enig goed, dat geheel of ten dele aan die [slachtoffer 3] toebehoorde,
welk geweld en/of welke bedreiging met geweld bestond(en) uit:
- het richten van een (geladen) kruisboog op die [slachtoffer 3] en/of [slachtoffer 4]
en/of
- het maken van zwaaiende bewegingen met die (geladen) kruisboog
en/of
- dreigend de woorden toe te voegen:
"Heb je geld bij je, hoeveel heb je bij je?" en/of "Ik houd ervan om mensen
af te persen. Ik heb nu zeshonderd euro nodig" en/of "Als je dit niet doet
dan schiet ik je dood en je zoontje erbij" en/of "Ik hoef maar even de
trekker over te halen en dat overleef je niet!", althans woorden van gelijke
aard of strekking;
2.
hij op of omstreeks 1 mei 2018 te Nieuweroord, gemeente Hoogeveen
opzettelijk heeft geteeld en/of bereid en/of bewerkt en/of verwerkt, in elk geval opzettelijk aanwezig heeft gehad (in een pand aan de [straatnaam] ) een hoeveelheid
van negen hennepplanten en/of delen daarvan, in elk geval een hoeveelheid van meer dan
30 gram van een materiaal bevattende hennep, zijnde hennep een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst II, dan wel aangewezen krachtens het vijfde lid van artikel 3a van die wet;
met betrekking tot parketnummer 18/930189-18
verdachte op of omstreeks 1 december 2018, te Nieuweroord, (althans) in de gemeente Hoogeveen, [slachtoffer 5] heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht en/of
met zware mishandeling, door (staande in de deuropening van zijn woning) met een mes, althans een scherp en/of puntig voorwerp, in zijn hand(en), die [slachtoffer 5] dreigend heeft
toegevoegd: "Ik maak je af" of "Ik maak je dood, ik maak je af", althans
woorden van gelijke dreigende aard en/of strekking.

Beoordeling van het bewijs

Standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie acht de onder parketnummer 18/105888-18 ten laste gelegde bedreiging met enig misdrijf tegen het leven gericht wettig en overtuigend bewezen.
De onder parketnummer 18/11229-18 onder 1 ten laste gelegde afpersing acht de officier van justitie eveneens wettig en overtuigend bewezen. Daartoe heeft zij het volgende aangevoerd. Hoewel verdachte en aangeefster [slachtoffer 3] verschillend verklaren over hetgeen is voorgevallen op 1 mei 2018, is de verklaring van aangeefster betrouwbaar en geloofwaardig.
Daarbij is van belang dat de door verdachte afgelegde verklaringen op geen enkele wijze worden ondersteund door bewijs. De verklaringen van aangeefster worden daarentegen wel ondersteund. Immers, de zoon van [slachtoffer 3] , [slachtoffer 4] , verklaart kort na het incident eveneens dat een boze man mama wilde schieten voor geld. In een nader studioverhoor verklaart [slachtoffer 4] wederom consistent en overeenkomstig hetgeen [slachtoffer 3] heeft verklaard. Daarnaast wordt de verklaring van aangeefster [slachtoffer 3] ondersteund door de verklaringen van getuige [getuige] .
De officier van justitie acht het onder parketnummer 18/112229-18 onder 2. ten laste gelegde eveneens wettig en overtuigend bewezen. De verbalisanten zijn rechtmatig de woning van verdachte binnengetreden en hebben aldaar diverse hennepplanten aangetroffen.
Verdachte bekent ook dat hij in zijn woning hennep heeft geteeld.
Ook de onder parketnummer 18/930189-18 ten laste gelegde woordelijke bedreiging acht de officier van justitie wettig en overtuigend bewezen. Dat verdachte aangeefster met een mes heeft bedreigd acht de officier van justitie gelet op de inhoud van het strafdossier niet overtuigend bewezen.
Standpunt van de verdediging
De raadsvrouw acht evenals de officier van justitie de onder parketnummer 18/105888-18 ten laste gelegde bedreiging met enig misdrijf tegen het leven gericht wettig en overtuigend bewezen.
De raadsvrouw heeft betoogd dat verdachte moet worden vrijgesproken van de onder parketnummer 18/112229-18 onder 1 ten laste gelegde afpersing. Zij heeft daartoe het volgende aangevoerd. Aangeefster en verdachte verklaren verschillend. Echter, de verklaringen van verdachte zijn het meest betrouwbaar. Verdachte heeft eerlijk verklaard over de twee andere ten laste gelegde feiten en dat heeft hij ook gedaan met betrekking tot de door aangeefster gestelde afpersing. Daar komt bij dat de vriendin van verdachte heeft verklaard dat zij niemand in de woning van verdachte en haarzelf heeft gehoord. Als er daadwerkelijk sprake was geweest van een afpersing op de manier zoals ten laste gelegd, zou zij iets gehoord hebben. Met betrekking tot het onder parketnummer 18/112229-18 onder 2 ten laste gelegde, het telen van hennep, refereert de raadsvrouw zich aan het oordeel van de rechtbank.
De raadsvrouw heeft voorts betoogd dat verdachte eveneens moet worden vrijgesproken van de onder parketnummer 18/930189-18 ten laste gelegde bedreiging. Er is sprake van een langslepende burenruzie. Ondanks een opgelegd contactverbod blijven de buren verdachte lastig vallen en betreden ze zijn erf. Verdachte heeft die dag meerdere malen de politie gebeld, maar de politie greep niet in. In het licht van deze omstandigheden en gelet op de inhoud van het strafdossier is onvoldoende wettig en overtuigend bewijs voorhanden om tot een bewezenverklaring van het onder parketnummer 18/930189-18 ten laste gelegde te komen.
Oordeel van de rechtbank
De rechtbank acht het onder parketnummer 18/105888-18 ten laste gelegde (bedreiging met enig misdrijf tegen het leven gericht en met mishandeling), het onder parketnummer 18/112229-18 onder 1 en 2 ten laste gelegde (afpersing en het opzettelijk in strijd handelen met een in artikel 3 onder B van de Opiumwet gegeven verbod), en het onder parketnummer 18/930189-18 ten laste gelegde (bedreiging met enig misdrijf tegen het leven gericht) ten laste gelegde wettig en overtuigend bewezen.
De rechtbank zal ten aanzien van de onder parketnummer 18/105888-18 en onder parketnummer 18/112229-18 onder 2 bewezen verklaarde feiten volstaan met een opgave van de bewijsmiddelen overeenkomstig het bepaalde in artikel 359, derde lid tweede volzin, van het Wetboek van Strafvordering, nu verdachte deze feiten duidelijk en ondubbelzinnig heeft bekend.
Deze opgave luidt als volgt:
1. de verklaring van verdachte afgelegd ter terechtzitting van 5 maart 2019;
2. een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal aangifte d.d. 30 mei 2018, opgenomen op pagina 7 e.v. van het dossier van Politie Eenheid Noord-Nederland met Registratienummer: PL0100-2018141250 d.d. 5 juni 2018, inhoudend de verklaring van [slachtoffer 2] ;
3. een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal aangifte d.d. 30 mei 2018, opgenomen op pagina 10 e.v. van voornoemd dossier, inhoudend de verklaring van [slachtoffer 1] ;
4. een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van aantreffen hennepkwekerij d.d. 28 mei 2018 met bijlagen, opgenomen op pagina 20 e.v. van het dossier van Politie Eenheid Noord-Nederland met Registratienummer: PL0100-2018106483 d.d. 30 juni 2018, inhoudend het relaas van verbalisant [slachtoffer 2] .
Ieder bewijsmiddel is -ook in onderdelen- slechts gebruikt voor het feit waarop het blijkens zijn inhoud betrekking heeft.
De rechtbank past de volgende bewijsmiddelen toe die de voor de bewezenverklaring van het onder parketnummer 18/112229-18 onder 1 en onder parketnummer 18/930189-18 ten laste gelegde redengevende feiten en omstandigheden bevatten zoals hieronder zakelijk weergegeven.
Parketnummer 18/112229-18
1. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van aangifte d.d. 1 mei 2018, opgenomen op pagina 21 e.v. van het dossier van Politie Eenheid Noord-Nederland met Registratienummer: PL0100-2018106483 d.d. 30 juni 2018, inhoudend als verklaring van [slachtoffer 3] :
Op 1 mei 2018, omstreeks 9:45 uur, ging ik samen met zoontje naar de woning van [verdachte] aan de [straatnaam] in Nieuweroord. Ik had op dat moment 75 euro bij mij. Ik zag dat [verdachte] de voordeur opendeed. Ik ben samen met mijn zoontje de woning in gelopen. [verdachte] liep voor ons aan. Ik hoorde hem vragen: "Heb je geld bij je?" Ik zei: "Ja hoe zo?" Ik zag dat [verdachte] hierop in de richting van de keuken liep. Ik zag dat [verdachte] plots terug kwam. Ik zag dat hij een wapen in zijn beide handen had. Ik kan het wapen als volgt omschrijven:
- Zwart/bruine kruisboog
- +- 80 a 100 centimeter groot
Ik hoorde [verdachte] zeggen: "Die richt ik nu op jou!" Ik vroeg aan [verdachte] : "Waarvoor?"
Ik hoorde [verdachte] vragen: "Heb je geld bij je, hoeveel heb je bij je?" Ik zei tegen [verdachte] : "vijfenzeventig euro." Ik hoorde [verdachte] zeggen: "Ik houd ervan om mensen af te persen. Ik heb nu zeshonderd euro nodig. Ik heb het nu nodig!" Ik hoorde [verdachte] hierna zeggen: "Ik heb het nu nodig. Als je dit niet doet dan schiet ik je dood en je zoontje erbij. Ik hoef maar even de trekker over te halen en dat overleef je niet!" Ik zag dat er een pijl in de kruisboog zat.
Ik zag dat [verdachte] zwaaiende bewegingen maakte met de vermoedelijk geladen kruisboog. Ik zag dat de bewegingen van links naar rechts waren. Ik zag dat door deze beweging ook de vermoedelijk geladen kruisboog op mijn zoontje werd gericht. De pijl bevond zich ongeveer ter hoogte van mijn borst en keel. Ik voelde mij vreselijk bang. Ik had het gevoel dat [verdachte] daadwerkelijk op mij en of mijn zoontje zou schieten. Omdat hij zei dat bij het overhalen van de trekker ik dood zou gaan. Ten tijde dat [verdachte] de kruisboog op mij en mijn zoontje richtte liet ik vijfenzeventig euro aan [verdachte] zien. Ik zei tegen [verdachte] : "Ik heb niet meer bij me!" [verdachte] heeft mijn vijfenzeventig euro nog.
2. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van bevindingen d.d. 28 juni 2018, opgenomen op pagina 51 e.v. van voornoemd dossier, inhoud als relaas van verbalisant [verbalisant 1] :
Op 28 juni 2018 werk ik het studioverhoor uit van [slachtoffer 4] , geboren op
27 januari 2012 te Assen. [slachtoffer 4] is verhoord op 26 juni 2018 door verbalisant [verbalisant 2] van afdeling zeden en gecertificeerd studioverhoorster:
A: We waren bij een enge man geweest en toen zei die enge man: als je geen geld geeft duw
ik je aan het plafond en anders schiet ik je neer.
V: Toen [verdachte] dat zei, wie waren er toen allemaal in de woonkamer? A: Mama en ik.
We hebben aangebeld. [verdachte] deed open. [verdachte] ging als eerste de woning in. Toen pakte hij de kruisboog.
V: Waar pakte hij die kruisboog vandaan? A: Die lag boven.
V: Hij haalde de kruisboog van boven, en dan heeft [verdachte] de kruisboog?
A: Als je geen geld hebt of niet als je geen geld hebt schiet ik je neer zei [verdachte] .
V: Waar is die kruisboog dan als hij zegt ik schiet je neer?
A: Op de bank en hij had hem gepakt. Ik was aan het zitten en toen zei [verdachte] ik schiet je neer. Hij wou hem bijna optrekken.
O: [slachtoffer 4] beeldt uit hoe een kruisboog werkt. Hij maakt met zijn hand rechterhand en beweging naar achter, en doet vervolgens zijn rechterhand weer met snelheid naar voren en roept hierbij pang.
V: Wat heb je dan gezien wat [verdachte] deed? A: Er zat een pijl in.
V: Kun je voordoen wat [verdachte] toen deed? O: [slachtoffer 4] vertelt dat [verdachte] de kruisboog in zijn handen op de bank had. Volgens [slachtoffer 4] richt [verdachte] de kruisboog op zijn moeder die tegenover [verdachte] zit.
O: Verbalisant [verbalisant 2] verduidelijkt: [verdachte] wijst met de pijl alleen naar mama.
A: [slachtoffer 4] zegt ja en toen snel op mij.
O: [verdachte] zei als je geen geld heb schiet ik je neer. V: Zei hij dat terwijl hij met de kruisboog wees, of voor of na die tijd? A: Met de kruisboog.
V: Wanneer stopt [verdachte] dan met de kruisboog? A: Als mama geld geeft.
V: Hoe ziet een kruisboog eruit?
O: Ik zie dat hij zijn armen spreidt om de spanwijdte aan te geven van de kruisboog.
Dit varieert in grootte. V: Wat kun je dan met een kruisboog? A: Schieten en ook met een pistool. Ik zag de pijl erin zitten, meer dan één pijl.
3. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van bevindingen d.d. 2 mei 2018, opgenomen op pagina 42 van voornoemd dossier, inhoudende als relaas van verbalisant [verbalisant 3] :
Op het moment van de aanhouding van [verdachte] op 1 mei 2018, omstreeks 17:20 uur, stond ik verbalisant in het halletje van de woning bij de voordeur. Aan de kapstok direct rechts naast de voordeur hing een kruisboog. De boog van deze kruisboog was gespannen en verder was de kruisboog geladen met een pijl.
4. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van verhoor getuige d.d. 7 mei 2018, opgenomen op pagina 59 e.v. van voornoemd dossier, inhoudend als verklaring van [getuige] :
Ik heb op 1 mei 2018 omstreeks 10.15 uur een aanrijding gehad op de N381 van Emmen
richting Drachten, ongeveer 2 kilometer voor de afslag van Beilen. Ik zag dat er een grijsblauwe Peugeot 208 achterop mijn auto reed. Ik zag dat er een mevrouw uit stapte en een jongetje van ongeveer 7 jaar oud. Ik zag dat het jongetje aan het huilen was. Ik zag dat de vrouw helemaal ontdaan was en hoog in de emotie zat. Ik hoorde haar zeggen dat ze op de
vlucht was voor een man die haar had bedreigd met een kruisboog. Ik hoorde haar zeggen dat ze geld moest geven. Ik had echt het idee dat mevrouw het ongeluk had veroorzaakt, doordat ze in een shock zat.
Parketnummer 18/930189-18
5. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van aangifte d.d. 2 december 2018, opgenomen op pagina 16 e.v. van het dossier van de politie Eenheid Noord Nederland met Registratienummer: PL0100-2018315735, inhoudende als verklaring van [slachtoffer 5] :
Ik doe aangifte van bedreiging. Ik woon aan de [straatnaam] te Nieuweroord. Naast mij woont [verdachte] . Ik ben samen met [getuige] naar [verdachte] gegaan. Ik ben via de voorzijde van de woning gegaan. Ik zag dat [verdachte] naar ons gebaarde dat wij weg moesten gaan. Ik zag dat [verdachte] vervolgens naar de voordeur liep en deze ook open deed. Ik zag dat [verdachte] in de deur opening bleef staan. Ik hoorde [verdachte] zeggen "Ik maak je af".
6. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van verhoor getuige d.d.
3 december 2018, opgenomen op pagina 27 e.v. van voornoemd dossier, inhoudende als verklaring van [slachtoffer 5] :
Met z'n drieën zijn we voor het raam bij [verdachte] gaan staan. [getuige] heeft op het raam van [verdachte] geklopt en gezegd dat de muziek uit moest. Ik zag dat [verdachte] van de bank omhoog kwam.
Ik stond op dat moment op een afstand van een meter bij de voordeur van [verdachte] vandaan.
Ik zag dat de voordeur van [verdachte] openvloog. Ik zag [verdachte] in de deuropening staan. Ik hoorde dat [verdachte] op dat moment stond te schreeuwen. Ik hoorde dat [verdachte] schreeuwde: "Ik maak je dood, ik maak je af!!!", of woorden van gelijke strekking.
Ieder bewijsmiddel is -ook in onderdelen- slechts gebruikt voor het feit waarop het blijkens zijn inhoud betrekking heeft.
De rechtbank acht gelet op voornoemde bewijsmiddelen de onder parketnummer
18/112229-18 onder 1 ten laste gelegde afpersing wettig en overtuigend bewezen.
De rechtbank acht de verklaring van aangeefster [slachtoffer 3] betrouwbaar.
Aangeefster heeft kort na het incident een gedetailleerde verklaring afgelegd bij de politie. De rechtbank ziet geen reden om aan de juistheid daarvan te twijfelen. Het zoontje van aangeefster, [slachtoffer 4] , is naar aanleiding van de aangifte van moeder ook door de politie gehoord. [slachtoffer 4] heeft tijdens dit verhoor uitgebreid en gedetailleerd verklaard over hetgeen hij heeft gezien, de handelingen die verdachte met de kruisboog in zijn zicht heeft verricht en waar dit gebeurde. De verklaringen hierover van [slachtoffer 4] zijn consistent. Concrete en objectieve aanwijzingen die afdoen aan de geloofwaardigheid van zijn verklaringen en die van zijn moeder [slachtoffer 3] heeft de rechtbank niet gevonden in het dossier en evenmin in het verhandelde ter terechtzitting. De rechtbank is daarnaast van oordeel dat de verklaring van aangeefster in voldoende mate steun vindt in ander bewijsmateriaal.
Zo bevindt zich in het dossier een proces-verbaal van verhoor getuige [getuige] , waarin hij niet alleen omschrijft wat aangeefster hem kort na het incident heeft verteld, maar ook wat hij heeft waargenomen over de toestand waarin aangeefster verkeerde. Deze verklaring sluit aan bij de verklaring van aangeefster.
Voorts is in de woning van verdachte een kruisboog aangetroffen.
Hier staat tegenover dat de door verdachte afgelegde verklaringen op geen enkele wijze worden ondersteund door ander bewijs. Zo kan verdachte niet onderbouwen dat aangeefster hem nog geld schuldig is. Ook de vriendin van verdachte verklaart niets over openstaande vorderingen op aangeefster. De vriendin verklaart zelfs, in tegenstelling tot hetgeen verdachte verklaart, dat er op 1 mei 2018 helemaal niemand bij hen thuis is geweest.
Gelet op het voorgaande, in onderling verband en samenhang bezien, acht de rechtbank wettig en overtuigend bewezen dat verdachte aangeefster door bedreiging met geweld, zoals ten laste gelegd, heeft gedwongen tot afgifte van geld.
Gelet op voornoemde bewijsmiddelen acht de rechtbank eveneens de onder parketnummer 18/930189-18 ten laste gelegde (woordelijke) bedreiging met enig misdrijf tegen het leven gericht wettig en overtuigend bewezen. Uit de bewijsmiddelen kan niet worden afgeleid dat verdachte daadwerkelijk gebruik heeft gemaakt van een mes, zodat hij van dit onderdeel van de tenlastelegging moet worden vrijgesproken.

Bewezenverklaring

De rechtbank acht het onder parketnummer 18/105888-18, onder parketnummer
18/112229-18 onder 1 en 2 en het onder parketnummer 18/930189-18 ten laste gelegde wettig en overtuigend bewezen, met dien verstande dat:
met betrekking tot parketnummer 18/105888-18
verdachte in de periode van 28 mei 2018 tot en met 29 mei 2018 te Nieuweroord, gemeente Hoogeveen, [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] heeft bedreigd
met enig misdrijf tegen het leven gericht en met zware mishandeling, door via de telefoniste van het RSC die [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] dreigend de woorden toe te voegen
- " ik zit de hele dag hulp te zoeken om te zorgen dat ik niet naar Hoogeveen, naar het bureau, ga om mensen daar te slaan en te trappen en te doen" en
- " ik heb respect voor mensen als Tristan van der Vliss (fonetisch) die een winkelcentrum kapot schiet, alleen snap ik niet waarom ze onschuldige mensen aanpakken. Ik sta op het punt om het bureau in Hoogeveen aan te steken en voor de deur te gaan staan en dan auto's te gaan bekogelen" en
- " als ik jouw rechtstreekse collega bedreigd dan wordt er wel wat mee gedaan. Die man heb ik al meerdere keren bedreigd. Daarom wil ik zijn naam gewoon hebben, want hij is
van mij" en
- " ik ben er schijtziek van, ik ben bereid om 20 jaar de bak in te gaan, maar dan wil ik wel degene hebben die het heeft gedaan en niet iemand anders die er niets mee te maken heeft. En ik weet wel eentje hoor die er bij was, bij die arrestatie" en
- " als ik mijn gelijk niet krijg en dit niet ophoudt dan ben ik bereid om dood te gaan ja. Ik sta al jaren geregistreerd als "Suicide by cop" in jullie systeem", en
- " dat hij een politie collega wil vermoorden die zijn wiet in beslag heeft genomen",
althans woorden van gelijke dreigende aard of strekking.
met betrekking tot parketnummer 18/112229-18
1.
verdachte op 1 mei 2018 te Nieuweroord, gemeente Hoogeveen, met het oogmerk om zich wederrechtelijk te bevoordelen door bedreiging met geweld [slachtoffer 3] heeft gedwongen tot de afgifte van geld (te weten € 75,-), welke bedreiging met geweld bestond uit:
- het richten van een geladen kruisboog op die [slachtoffer 3] en [slachtoffer 4] en
- het maken van zwaaiende bewegingen met die (geladen) kruisboog en
- dreigend de woorden toe te voegen:
"Heb je geld bij je, hoeveel heb je bij je?" en
"Ik houd ervan om mensen af te persen. Ik heb nu zeshonderd euro nodig" en
"Als je dit niet doet dan schiet ik je dood en je zoontje erbij" en
"Ik hoef maar even de trekker over te halen en dat overleef je niet!".
2.
hij op 1 mei 2018 te Nieuweroord, gemeente Hoogeveen opzettelijk heeft geteeld
(in een pand aan de [straatnaam] ) een hoeveelheid hennepplanten,
in elk geval een hoeveelheid van meer dan 30 gram van een materiaal bevattende hennep, zijnde hennep een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst II, dan wel aangewezen krachtens het vijfde lid van artikel 3a van die wet.
met betrekking tot parketnummer 18/930189-18
verdachte op 1 december 2018, te Nieuweroord, [slachtoffer 5] heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht, door staande in de deuropening van zijn woning, die [slachtoffer 5] dreigend heeft toegevoegd:
"Ik maak je af" of "Ik maak je dood, ik maak je af".
Verdachte zal van het meer of anders ten laste gelegde worden vrijgesproken, aangezien de rechtbank dat niet bewezen acht.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. Verdachte is daardoor niet geschaad in de verdediging.

Strafbaarheid van het bewezen verklaarde

Het bewezen verklaarde levert op:
met betrekking tot parketnummer 18/105888-18
bedreiging met enig misdrijf tegen het leven gericht en met zware mishandeling;
met betrekking tot parketnummer 18/112229-18
1. afpersing;
2. opzettelijk handelen in strijd met een in artikel 3, onder B, van de Opiumwet gegeven verbod;
met betrekking tot parketnummer 18/930189-18
bedreiging met enig misdrijf tegen het leven gericht.
Deze feiten zijn strafbaar nu geen omstandigheden aannemelijk zijn geworden die de strafbaarheid uitsluiten.

Strafbaarheid van verdachte

De rechtbank acht verdachte strafbaar nu niet van enige strafuitsluitingsgrond is gebleken.

Strafmotivering

Vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat verdachte ter zake van het onder parketnummer 18/105888-18, onder parketnummer 18/112229-18 onder 1 en 2 en het onder parketnummer 18/930189-18 ten laste gelegde wordt veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 26 maanden, waarvan 6 maanden voorwaardelijk met een proeftijd van 3 jaren en reclasseringstoezicht.
De officier van justitie heeft gevorderd dat de tijd die verdachte reeds in voorarrest heeft doorgebracht hierop in mindering zal worden gebracht.
Standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft verzocht bij de strafbepaling in het bijzonder rekening te houden met de persoonlijke omstandigheden van verdachte. Verdachte wordt begeleid door de GGZ. Uit de inhoud van het Pro Justitia rapport van 29 januari 2019 blijkt de persoonlijke problematiek van verdachte. Hij is verminderd toerekeningsvatbaar. Daar komt bij dat het feit dat verdachte zich gedurende de schorsing van de voorlopige hechtenis niet mag bevinden op zijn woonadres reeds veel impact op hem heeft gehad. De raadsvrouw acht een voorwaardelijke (taak)straf met een proeftijd van 2 jaren en reclasseringstoezicht het meest geïndiceerd.
Oordeel van de rechtbank
Bij de bepaling van de straf heeft de rechtbank rekening gehouden met de aard en de [verdachte] van het bewezen en strafbaar verklaarde, de omstandigheden waaronder dit is begaan, de persoon van verdachte zoals deze naar voren is gekomen uit het onderzoek ter terechtzitting en het Pro Justitia rapport van 29 januari 2019, het Reclasseringsadvies van Het Leger des Heils van 21 februari 2019, het uittreksel uit de justitiële documentatie van 5 februari 2019, alsmede de vordering van de officier van justitie en het pleidooi van de raadsvrouw.
De rechtbank heeft in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen. Verdachte heeft zich in een relatief korte periode schuldig gemaakt aan bedreiging van een tweetal politieagenten en zijn buurvrouw. Zowel de politieagenten als de buurvrouw hebben de incidenten als zeer ingrijpend ervaren. Zij hebben allen gedacht dat verdachte zijn bedreigingen ten uitvoer zou brengen. Verdachte heeft door aldus te handelen laten zien weinig respect te hebben voor ambtelijke gezagsdragers. Ook heeft verdachte ervoor gezorgd dat zijn buurvrouw zich onveilig voelt in de omgeving van haar eigen huis. Deze feiten rekent de rechtbank verdachte zwaar aan.
Daar komt bij dat verdachte zich tevens schuldig heeft gemaakt aan afpersing door het richten van een geladen kruisboog op [slachtoffer 3] en haar zesjarige zoontje en het maken van zwaaiende bewegingen met die (geladen) kruisboog. Hierbij heeft verdachte zeer dreigende woorden toegevoegd, waaronder: "Als je dit niet doet dan schiet ik je dood en je zoontje erbij" en "Ik hoef maar even de trekker over te halen en dat overleef je niet." Aangeefster is onder deze omstandigheden gedwongen haar geld aan verdachte af te geven.
Dit is een zeer ernstig feit dat bij zowel aangeefster als haar zesjarige zoontje veel angst teweeg heeft gebracht. Een dergelijke gebeurtenis heeft een grote impact op de betrokkenen en creëert tevens een gevoel van onbehagen en onveiligheid in de maatschappij.
De rechtbank rekent verdachte dit feit dan ook zeer aan, temeer nu het zesjarige zoontje van aangeefster bij de afpersing aanwezig was en verdachte de (geladen) kruisboog ook op hem heeft gericht.
Daarnaast heeft verdachte zich schuldig gemaakt aan het opzettelijk telen van de meer dan hem op basis van afspraken toegestane hoeveelheid hennepplanten in zijn woning.
De rechtbank heeft tevens in aanmerking genomen dat verdachte eerder, in 2011 en 2013, onherroepelijk is veroordeeld voor soortgelijke strafbare feiten.
De rechtbank heeft verder kennis genomen van het Pro Justitia rapport van 29 januari 2019, opgemaakt door G.J.A.M. Bakkeren, psychiater. In voornoemd rapport is - onder
meer - het volgende opgenomen, zakelijk weergegeven:
Betrokkene lijdt aan een ziekelijke stoornis van de geestvermogens, namelijk aan
middelenmisbruik (cannabis), aan ADHD en voorts aan een gebrekkige ontwikkeling van de
geestvermogens in de zin van een persoonlijkheidsstoornis NAO met borderline en
narcistische kenmerken. Ten tijde van het ten laste gelegde waren deze stoornissen ook aanwezig. Deze stoornissen beïnvloedden destijds de gedragskeuzes en gedragingen van betrokkene alleen wat betreft het onder parketnummer 18/112229-18 onder 2 ten laste gelegde feit, het telen van hennep. Betrokkene heeft geen rem op zijn woede die opgeroepen werd door het ruimen van de hennepplanten. De cannabisverslaving van betrokkene is dermate omvangrijk en essentieel voor zijn bestaan - waarin hij cannabis gebruikt tegen innerlijk onrust en chaos - dat hij, toch wetende waar de grens ligt, deze overschrijdt. Geadviseerd wordt om betrokkene dit ten laste gelegde feit verminderd toe te rekenen.
Het middelenmisbruik, de ADHD en zijn persoonlijkheidsstoornis NAO zijn de
factoren voortkomend uit de stoornissen van betrokkene die de recidiefkans negatief
beïnvloeden. Behandeling ervan is van belang voor het terugdringen van het recidiverisico. Meewerken aan behandeling en begeleiding beschermt betrokkene ook tegen contacten met andere antisociale en impulsieve mensen die een slechte invloed op hem kunnen hebben.
De onderlinge beïnvloeding van het middelenmisbruik, de ADHD en de
persoonlijkheidsstoornis NAO is negatief. Positief is de motivatie van betrokkene om mee te
werken met de behandelaar. Hij zal behandeld moeten blijven, niet gericht op abstinentie maar op het in de hand houden van cannabisgebruik, op een adequate behandeling van de ADHD en op de behandeling/begeleiding van zijn persoonlijkheidsstoornis NAO.
Daartoe is behandeling/begeleiding nodig van het FACT team. De rapporteur adviseert de rechtbank voor deze behandeling een juridisch kader waar enige druk van uit gaat om zijn medewerking zo lang mogelijk te houden. Deze behandeling zou dan kunnen plaatsvinden binnen het kader van een voorwaardelijk op te leggen straf(deel).
De rechtbank onderschrijft de conclusies en neemt deze over. Gelet op de inhoud van voornoemd rapport en de aard van de feiten acht de rechtbank verdachte tevens verminderd toerekeningsvatbaar voor de onder parketnummer 18/105888-18 bewezenverklaarde bedreiging met enig misdrijf tegen het leven gericht en zware mishandeling, de onder parketnummer 18/112229-18 bewezen verklaarde afpersing en de onder parketnummer 18/930189-18 bewezenverklaarde bedreiging met enig misdrijf tegen het leven gericht.
Tevens heeft de rechtbank kennis genomen van het Reclasseringsadvies van Het Leger des Heils van 21 februari 2019. In voormeld advies is - onder meer - het volgende opgenomen, zakelijk weergegeven:
Het risico op recidive wordt ingeschat als hoog. Verdachte is naar onze inschatting een groot deel van de dag onder invloed van softdrugs. De combinatie met dagelijks alcoholgebruik werkt naar alle waarschijnlijkheid negatief door in zijn functioneren. Een gebrek aan communicatievaardigheden en mogelijke impulscontroleproblematiek lijken ook een rol te hebben gespeeld in onderhavige tenlasteleggingen. Verdachte ervaart veel stress wat in bepaalde gevallen tot acting out gedrag leidt. Verdachte zit in een speciaal traject van de gemeente en woningbouwstichting, omdat er in het verleden problemen zijn geweest in zijn huisvestingssituatie door overlast. Hij kent een lange hulpverleningsgeschiedenis en wordt door het Forensisch ACT-team van GGZ Drenthe begeleid voor psychische problematiek en aanverwante zaken. Verdachte heeft moeite zich staande te houden in de maatschappij en het is voor de begeleiding van de GGZ en behandelaren zoeken naar een evenwicht, zonder dat verdachte voor overmatige overlast zorgt. Een beschermende factor is het contact met het Forensisch ACT-team. De reclassering adviseert de rechtbank een (deels) voorwaardelijke straf op te leggen met bijzondere voorwaarden, te weten een meldplicht.
De rechtbank zal een lagere straf opleggen dan door de officier van justitie geëist, mede omdat zij meer rekening houdt met de verminderde toerekeningsvatbaarheid van de verdachte en de achterliggende problematiek.
De rechtbank zal, alles afwegende, een gevangenisstraf opleggen voor de duur van twaalf maanden waarvan zes maanden voorwaardelijk, met een proeftijd van drie jaren.
De tijd die verdachte in voorarrest heeft doorgebracht zal in mindering worden gebracht.
Gelet op de rapportage van de psychiater en het Reclasseringsadvies van het Leger des Heils is de rechtbank van oordeel dat het opleggen van bijzondere voorwaarden nodig is om het gedrag van verdachte te beïnvloeden en de kans op herhaling in te perken.

Benadeelde partij

De volgende personen hebben zich als benadeelde partij in het strafproces gevoegd met een vordering tot schadevergoeding:
- [slachtoffer 3] , tot een bedrag van € 98,87 ter zake van materiële schade (het afgegeven geld en de gemaakte reiskosten) en € 1.050,- ter vergoeding van immateriële schade, vermeerderd met wettelijke rente vanaf de datum waarop de schade is ontstaan;
- [slachtoffer 4] , tot een bedrag van € 1.050,- ter vergoeding van immateriële schade, vermeerderd met wettelijke rente vanaf de datum waarop de schade is ontstaan.
Standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd de vorderingen tot schadevergoedingen van de benadeelde partijen [slachtoffer 3] en [slachtoffer 4] toe te wijzen. De vorderingen zijn voldoende onderbouwd. Tevens heeft de officier van justitie oplegging van de schadevergoedingsmaatregel gevorderd.
Standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft gelet op de bepleite vrijspraak voor het onder parketnummer 18/112229-18 onder 1 ten laste gelegde, geen verweer gevoerd tegen de vorderingen van de benadeelde partijen.
Oordeel van de rechtbank
Naar het oordeel van de rechtbank is voldoende aannemelijk dat de benadeelde partijen [slachtoffer 3] en [slachtoffer 4] de gestelde schade hebben geleden en dat deze schade een rechtstreeks gevolg is van het onder parketnummer 18/112229-18 onder 1 bewezen verklaarde. De vorderingen, waarvan de hoogte niet door verdachte is betwist, zullen daarom worden toegewezen, vermeerderd met wettelijke rente vanaf 1 mei 2018.
Nu de aansprakelijkheid van verdachte vaststaat, zal de rechtbank de schadevergoedingsmaatregel opleggen om te bevorderen dat verdachte de schade zal vergoeden.
De rechtbank zal verdachte tevens veroordelen in de kosten die de benadeelde partijen tot aan deze uitspraak in verband met de vordering hebben gemaakt, tot op heden begroot op nihil, en in de kosten die de benadeelde partijen ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog moet maken.

Toepassing van wetsartikelen

De rechtbank heeft gelet op de artikelen 14a, 14b, 14c, 14d, 36f, 57, 285 en 317 van het Wetboek van Strafrecht en de artikelen 3 en 11, van de Opiumwet, zoals deze artikelen golden ten tijde van het bewezenverklaarde.

Uitspraak

De rechtbank

Verklaart het onder parketnummer 18/105888-18 ten laste gelegde, het onder parketnummer 18/112229-18 onder 1 en 2 ten laste gelegde en het onder parketnummer 18/930189-18 ten laste gelegde bewezen, te kwalificeren en strafbaar zoals voormeld en verdachte daarvoor strafbaar.
Verklaart niet bewezen hetgeen aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan het bewezen verklaarde en spreekt verdachte daarvan vrij.
Veroordeelt verdachte tot:

een gevangenisstraf voor de duur van 12 maanden.

Bepaalt dat van deze gevangenisstraf
een gedeelte, groot 6 maanden, niet zal worden ten uitvoer gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten, op grond, dat de veroordeelde voor het einde van of gedurende de proeftijd, die hierbij wordt vastgesteld op drie jaren, de hierna te noemen algemene of bijzondere voorwaarden niet heeft nageleefd.
Beveelt dat de tijd die de veroordeelde voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en voorlopige hechtenis heeft doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf, geheel in mindering zal worden gebracht.
Stelt als algemene voorwaarden:
1. dat de veroordeelde zich voor het einde van de proeftijd niet schuldig maakt aan een strafbaar feit;
2. dat de veroordeelde ten behoeve van het vaststellen van zijn identiteit medewerking verleent aan het nemen van een of meer vingerafdrukken of een identiteitsbewijs als bedoeld in artikel 1 van de Wet op de identificatieplicht ter inzage aanbiedt;
3. dat de veroordeelde medewerking verleent aan het reclasseringstoezicht als bedoeld in artikel 14d, tweede lid, van het Wetboek van Strafrecht, de medewerking aan huisbezoeken daaronder begrepen.
Stelt als bijzondere voorwaarde(n):
1. dat de veroordeelde zich binnen 14 dagen na het onherroepelijk worden van de uitspraak meldt bij de Reclassering Leger des Heils, Damsterdiep 271, 9713 EE te Groningen, op de wijze als door de reclassering aan te geven, zo vaak en zo lang de reclassering dit nodig acht;
2. dat de veroordeelde gedurende de proeftijd zal meewerken aan controles op het gebruik van softdrugs, en zich zal houden aan de aanwijzingen die veroordeelde in dit kader zullen worden gegeven door de reclassering, zo vaak en zolang de reclassering dit nodig acht, teneinde het gebruik van softdrugs beheersbaar te houden.
Draagt de reclassering op toezicht te houden op de naleving van de voorwaarden en de veroordeelde ten behoeve daarvan te begeleiden.
Heft op het geschorste bevel tot voorlopige hechtenis met ingang van heden.
Ten aanzien van parketnummer 18/112229-18, onder 1:
Wijst de vordering van de benadeelde partij
[slachtoffer 3]toe en veroordeelt verdachte tot betaling aan deze benadeelde partij van een bedrag van € 1.148,87 (zegge: duizend honderdachtenveertig euro en zevenentachtig cent), vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 1 mei 2018.
Veroordeelt verdachte in de kosten van het geding door de benadeelde partij gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak alsnog te maken, tot heden begroot op nihil.
Legt aan verdachte de verplichting op aan de staat, ten behoeve van het slachtoffer [slachtoffer 3] te betalen een bedrag van € 1.148,87 (zegge: duizend honderdachtenveertig euro en zevenentachtig cent), vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 1 mei 2018, bij gebreke van betaling en verhaal te vervangen door hechtenis voor de duur van 21 dagen, met dien verstande dat de toepassing van de vervangende hechtenis de hiervoor opgelegde verplichting niet opheft. Dit bedrag bestaat uit € 98,87 aan materiële schade en € 1.050,- aan immateriële schade.
Ten aanzien van parketnummer 18/112229-18, onder 1:
Wijst de vordering van de benadeelde partij
[slachtoffer 4]toe en veroordeelt verdachte tot betaling aan deze benadeelde partij van een bedrag van € 1.050,- (zegge: duizend vijftig euro), vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 1 mei 2018.
Veroordeelt verdachte in de kosten van het geding door de benadeelde partij gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak alsnog te maken, tot heden begroot op nihil.
Legt aan verdachte de verplichting op aan de staat, ten behoeve van het slachtoffer [slachtoffer 4] te betalen een bedrag van € 1.050,- (zegge: duizend vijftig euro), vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 1 mei 2018, bij gebreke van betaling en verhaal te vervangen door hechtenis voor de duur van 20 dagen, met dien verstande dat de toepassing van de vervangende hechtenis de hiervoor opgelegde verplichting niet opheft. Dit bedrag bestaat uit immateriële schade.
Dit vonnis is gewezen door mr. G. Eelsing, voorzitter, mr. E.C.M. Wolfert en mr. M. van den Steenhoven, rechters, bijgestaan door mr. H. Wachtmeester-Koning, griffier, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van deze rechtbank op 19 maart 2019.