In deze zaak heeft de man op 19 februari 2019 een verzoekschrift ingediend om de door hem te betalen partneralimentatie, vastgesteld bij beschikking van 11 februari 2019, te wijzigen. De vrouw heeft hierop gereageerd met een verweerschrift waarin zij verzoekt het verzoek van de man af te wijzen en hem te veroordelen in de kosten van de procedure. De zaak is behandeld op 22 maart 2019 met gesloten deuren. De rechtbank heeft vastgesteld dat partijen op 12 december 2000 zijn gehuwd en sinds mei 2017 gescheiden leven. De vrouw heeft in het verleden meerdere verzoekschriften tot echtscheiding en voorlopige voorzieningen ingediend. De rechtbank heeft in eerdere beschikkingen voorlopige voorzieningen getroffen, waaronder de partneralimentatie die per 1 januari 2019 is vastgesteld op € 5.647,- per maand.
De man verzoekt nu om wijziging van de alimentatie omdat de omstandigheden zijn veranderd. Hij stelt dat de vrouw per 1 januari 2019 geen WW-uitkering heeft aangevraagd en dat zij in haar eigen behoefte kan voorzien. De rechtbank overweegt dat op grond van artikel 824 lid 2 Rv een beschikking kan worden gewijzigd indien de omstandigheden zijn gewijzigd of indien bij het geven van de beschikking van onjuiste of onvolledige gegevens is uitgegaan. De rechtbank concludeert dat de eerdere alimentatieberekening niet aan de wettelijke maatstaven voldoet, omdat het inkomen van de vrouw niet is meegenomen.
Na beoordeling van de feiten en omstandigheden, komt de rechtbank tot de conclusie dat de door de man te betalen partneralimentatie moet worden verlaagd naar € 3.560,- per maand, met ingang van 3 december 2018. De rechtbank wijst het meer of anders verzochte af en ziet geen aanleiding om een van de partijen in de proceskosten te veroordelen, aangezien beide partijen argumenten hebben aangedragen voor hun standpunten.