ECLI:NL:RBNNE:2019:1421

Rechtbank Noord-Nederland

Datum uitspraak
4 april 2019
Publicatiedatum
5 april 2019
Zaaknummer
18/820323-14 Ontneming
Instantie
Rechtbank Noord-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Op tegenspraak
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing ontnemingsvordering in verband met schuldwitwassen

Op 4 april 2019 heeft de Rechtbank Noord-Nederland, zitting houdende in Assen, uitspraak gedaan in een ontnemingszaak met parketnummer 18/820323-14. De officier van justitie had op 20 september 2017 een vordering ingediend tot ontneming van wederrechtelijk verkregen voordeel, waarbij een bedrag van € 158.756,- werd gevorderd. Deze vordering was gebaseerd op het feit dat de veroordeelde, die eerder was veroordeeld voor schuldwitwassen, haar bankrekening ter beschikking had gesteld aan een medeverdachte voor het ontvangen van opbrengsten uit witwassen.

Tijdens de behandeling op 21 maart 2019 is de veroordeelde gehoord. Zij verklaarde dat zij geen voordeel had genoten van de misdrijven van de medeverdachte en dat zij alle opbrengsten had afgestaan. De rechtbank heeft de bewijsmiddelen en het verhandelde ter terechtzitting zorgvuldig gewogen. Hoewel het niet onaannemelijk was dat de veroordeelde had meegeprofiteerd van de verkoopopbrengsten, was er onvoldoende bewijs dat zij daadwerkelijk wederrechtelijk voordeel had verkregen.

De rechtbank heeft daarom de vordering van de officier van justitie afgewezen, omdat niet was aangetoond dat de veroordeelde voordeel had genoten van de ten laste gelegde feiten. De uitspraak is gedaan door een meervoudige kamer, bestaande uit de voorzitter en twee rechters, en is openbaar uitgesproken op dezelfde dag.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-NEDERLAND

Afdeling strafrecht
Locatie Assen
parketnummer 18/820323-14
beslissing van de meervoudige kamer, Noordelijke Fraudekamer, d.d. 4 april 2019 op een vordering van de officier van justitie tot ontneming van wederrechtelijk verkregen voordeel
in de zaak tegen

[veroordeelde],

veroordeelde,
geboren op [geboortedatum] 1971 te [geboorteplaats],
wonende te [straatnaam], [woonplaats].

Procesverloop

De officier van justitie heeft op 20 september 2017 schriftelijk gevorderd dat de rechtbank het bedrag vast zal stellen waarop het wederrechtelijk verkregen voordeel als bedoeld in artikel 36e, vijfde lid, van het Wetboek van Strafrecht, wordt geschat en dat de rechtbank aan voornoemde veroordeelde de verplichting zal opleggen tot betaling aan de staat van een bedrag van € 158.756,- ter ontneming van het uit het in de zaak met parketnummer 18/820323-14 voortvloeiende, wederrechtelijk verkregen voordeel.
De behandeling heeft plaatsgevonden ter terechtzitting van 21 maart 2019.

Onderzoek ter terechtzitting

Veroordeelde is bij vonnis van 4 april 2019 veroordeeld wegens schuldwitwassen. Ter terechtzitting is gebleken dat veroordeelde haar bankrekeningnummer ter beschikking heeft gesteld aan medeverdachte om verkoopopbrengsten, gegenereerd uit gewoontewitwassen, te ontvangen. Ook heeft veroordeelde verklaard, dat zij alle verkoopopbrengsten heeft afgestaan aan medeveroordeelde, en dat zij geen voordeel heeft genoten van het misdrijf waarvoor medeverdachte is veroordeeld.

Beoordeling

Hoewel de rechtbank het op voorhand niet onaannemelijk vindt dat veroordeelde heeft meegeprofiteerd van de verkoopopbrengsten, blijkt uit het verrichte onderzoek niet dat dit het geval is. Naar het oordeel van de rechtbank is op grond van de bewijsmiddelen en het verhandelde ter terechtzitting onvoldoende aannemelijk geworden dat veroordeelde daadwerkelijk wederrechtelijk voordeel heeft verkregen door middel van of uit de baten van het ten laste gelegde feit. De rechtbank zal derhalve de vordering van de officier van justitie afwijzen.

Beslissing

Wijst de vordering van de officier van justitie af.
Deze uitspraak is gegeven door mr. W.S. Sikkema, voorzitter, mr. L.W. Janssen en mr. C.H. Beuker, rechters, bijgestaan door mr. E.W. Jeuring, griffier, en uitgesproken ter openbare terechtzitting op 4 april 2019.