ECLI:NL:RBNNE:2019:1422
Rechtbank Noord-Nederland
- Op tegenspraak
- Rechtspraak.nl
Vordering tot ontneming van wederrechtelijk verkregen voordeel in het kader van gewoontewitwassen
In deze zaak heeft de Rechtbank Noord-Nederland op 4 april 2019 uitspraak gedaan in een vordering tot ontneming van wederrechtelijk verkregen voordeel. De vordering was ingediend door de officier van justitie op 20 september 2017, waarbij een bedrag van € 158.756,- werd gevorderd ter ontneming van het voordeel dat de veroordeelde had verkregen uit gewoontewitwassen. Tijdens de behandeling op 21 maart 2019 heeft de officier van justitie het gevorderde bedrag aangepast naar € 100.234,-, gebaseerd op onverklaarbare inkomsten van de veroordeelde, vastgesteld door de Belastingdienst.
De rechtbank heeft vastgesteld dat de veroordeelde voordeel heeft verkregen door middel van of uit de baten van het gepleegde strafbare feit. De rechtbank heeft het wederrechtelijk verkregen voordeel geschat op € 104.329,50, na aftrek van kosten die in rechtstreeks verband staan met het strafbare feit. De rechtbank heeft ook de waarde van de inbeslaggenomen goederen in aanmerking genomen, die geschat is op € 125.000,-, en heeft de terugbetalingsverplichting van de veroordeelde vastgesteld op € 73.079,50. De rechtbank heeft daarbij artikel 36e van het Wetboek van Strafrecht toegepast.
De uitspraak is gedaan door een meervoudige kamer, bestaande uit de voorzitter en twee rechters, en is openbaar uitgesproken. De beslissing houdt in dat de veroordeelde verplicht wordt gesteld tot betaling van het vastgestelde bedrag aan de Staat ter ontneming van het wederrechtelijk verkregen voordeel.