1.5Op 27 februari 2019 heeft verweerder een zienswijzegesprek gevoerd met [naam] en haar echtgenoot/partner. Daarvan is een verslag gemaakt.
1.6.1Bij besluit van 11 maart 2019 heeft verweerder besloten het horecabedrijf van verzoekster voor een maand te sluiten. Verweerder heeft aan dat besluit ten grondslag gelegd dat op verzoekster als horecaondernemer de verantwoordelijkheid rust om de veiligheid en de openbare orde in en rond het horecabedrijf te waarborgen. De politie heeft geconstateerd dat er vanuit Het Gouden Pilsje door bezoekers luid ‘Hamas, Hamas’ werd geschreeuwd, en dat deze woorden buiten het horecabedrijf gevolgd werden door “joden aan het gas’.
1.6.2Verzoekster heeft volgens verweerder als horecaexploitant niets gedaan om deze gedragingen tegen te gaan. De politie en de Dienst Stadstoezicht hebben geen gedragingen van verzoekster gehoord of gezien waaruit is gebleken dat zij zich heeft ingezet om het gedrag van de AZ-aanhangers op enige wijze te beteugelen.
1.6.3Verder heeft verweerder kennis genomen van een in het café opgenomen filmpje. Het filmpje laat de bezoekers van het café zien en horen. Er is op het filmpje te horen dat gescandeerd wordt “Hamas, Hamas, joden aan het gas’. Uit het filmpje blijkt uit niets dat verzoekster maatregelen heeft genomen om het roepen van deze leuzen te beteugelen. Sterker nog, op de website [webadres] staat een artikel waarin wordt verwezen naar de Facebook-pagina van verzoekster, waar het filmpje (ook) op is geplaatst.
1.6.4Verweerder is van mening dat verzoekster als exploitant met haar personeelsleden onvoldoende verantwoordelijkheid heeft genomen voor de openbare orde en veiligheid en/of beheersing van de situatie ter plaatse, waardoor de openbare orde en veiligheid in het horecabedrijf en op de openbare weg ernstig zijn verstoord en dreigden verder te worden verstoord.
1.6.5Verweerder heeft aan het bestreden besluit de artikelen 125, eerste en derde lid, van de Gemeentewet, artikel 174 van de Gemeentewet, artikel 2:30 van de Algemene Plaatselijke Verordening (APV) en het Handhavingsarrangement bijzondere wetten van de gemeente Leeuwarden van 31 maart 2015 (Handhavingsarrangement) ten grondslag gelegd.
1.6.6In dit verband wijst verweerder op de omstandigheid dat hij op 19 oktober 2018 een schriftelijk waarschuwing aan verzoekster heeft gegeven wegens een openbare orde incident dat zich op 2 september 2018 in en bij het café heeft voorgedaan. Het betrof toen een vechtpartij tussen [naam] en een bezoekster. Omdat binnen de afgelopen twee jaren reeds een waarschuwing is gegeven wegens dat incident, is verweerder overgegaan tot de volgende stap zoals weergegeven in het Handhavingsarrangement, namelijk de sluiting van het café voor de duur van een maand.
1.7.1Verzoekster heeft tegen het besluit bezwaar gemaakt. Zij heeft de voorzieningenrechter verzocht om een voorlopige voorziening te treffen en heeft daartoe, samengevat, aangevoerd dat zij het bestreden besluit wil laten schorsen, omdat zij verder onderzoek wil kunnen (laten) doen naar feiten en omstandigheden.
1.7.2Verder heeft verzoekster aangevoerd dat er niets valt te herstellen met de beoogde herstelsanctie. De plotse, onverwachte komst van de AZ-aanhangers stond los van de locatie en het café van verzoekster. De supportersgroep heeft spontaan besloten het centrum van Leeuwarden te bezoeken. Bij het incident met de voetbalsupporters waren geen personen uit de directe omgeving van exploitant of vaste klanten betrokken. De locatie was toevallig gekozen.
1.7.3Ten aanzien van het incident op 2 september 2018 voert verzoekster aan dat geen sprake was van “gewoon” opstandig, vervelend of weerspannig gedrag van de bezoekster, een jonge vrouw; die was volkomen buiten zinnen en is met dwang en drang, maar zonder geweld naar buiten begeleid.
1.7.4De toepassing door verweerder van zijn bevoegdheid tot tijdelijke sluiting is naar de mening van verzoekster onredelijk, terwijl de last niet tot strekking kan hebben het geheel of gedeeltelijk ongedaan maken of beëindigen van een overtreding, het voorkomen van herhaling van een overtreding, dan wel het wegnemen of beperken van de gevolgen van een overtreding. De maatregel heeft niet meer uitsluitend het karakter van een herstelsanctie, maar heeft ook een leed toevoegend karakter en kan daarom als een strafsanctie worden aangemerkt, aldus verzoekster.